GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OP VERSTROOIDENREIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OP VERSTROOIDENREIS

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik weet niet of de klager over mijn voorkeur voor hooge Pieten soms tot zijn klacht gekomen is, omdat ik me in Soerabaja zelf behalve in de kerkdiensten en op den studiekring weinig aan de kerkleden in de stad heb laten zien. De reden daarvan lag echter voor de hand. De korte tijd die op een verstrooidenreis als deze voor elk verstrooidengebied beschikbaar is, doet het als vanzelf noodzakelijk voorkomen dien tijd te besteden aan de werkelijk verstrooide leden. Die zijn niet in de stad te zoeken maar buiten. Derhalve had de kerkeraad van Soerabaja zelf een drietal reizen naar het binnenland van Oost-Java geprojecteerd en wel: Kediri, Malang en omgeving, en Pasuruan. Van den tocht naar die laatste plaats kon vanwege tijdsgebrek niets meer komen. Met Kediri en Malang was dat anders.

De reis naar Kediri ging per militair convooi. Ik meen dat dat convooi gereden v/erd door 37 AAT. Kediri ligt midden in het gebied, dat destijds juist als resultaat van de tweede politioneele actie bezet kon worden. Mijn chauffeur was Harm Bouman uit Uithuizen, een vrijgemaakte broeder. Harm had best voor me gezorgd. Rekenend met het feit, dat per convooitocht één mijn onder een auto van de colonne tot ontploffing werd gebracht, had hij op de plaats waar mijn voeten moesten rusten eenige zandzakjes geplaatst. Ondanks deze voorzorg heb ik me noch heen, noch terug, ongerust gevoeld. Dat is wel een merkwaardig ding: lederen keer dat er in mijn omgeving werkelijk iets niet in orde was, , heb ik een soort alarmeerend onrustgevoel in me gehad. Uiteraard heeft dat geen onfeilbare uitwerking, noch ten goede, noch ten kwade, maar ik geloof toch te mogen zeggen, dat ik er één keer mijn leven aan te danken heb gehad, middellijkerwijs gesproken dan. Maar dat verhaal komt straks. Naar Eediri verliep de reis zonder incidenten.

Het passeeren van de oude demarkatielijn tusschen federaal en republikeinsch gebied bleek ook na de tweede poUtioneele actie inderdaad nog steeds het passeeren van een demarkatielijn te zijn.

En wel in dit opzicht, dat de inheemsche bevolking in het federale (door nederlanders eerder al bezette) gebied er gezond en sterk uitzag, terwijl de bevolking van de eerste plaats over de oude demarkatieUjn er werkelijk schandelijk aan toe was. Vel over been is de bekende maar nog steeds teekenende uitdrukking voor lichaamstoestanden als hier door mij gezien. Een groot leger van bedelende mannen, vrouwen en kinderen bestormde dan ook de auto's van het convooi, roepend: kassian toean, kassian toean (medelijden meneer, onedelijden meneer). Het medelijden werd betoond door het afstaan van brood, dat voor de reis was meegenomen en door het uitdeelen van pisangs. Aan deze laatste bezigheid heb ik me ook gewaagd. Elk bedelend individu zag zich een pisang door mij in de hand gedrukt. Totdat er een vrouw haar hand uitstak die zoo gezond was als een visch. Blijkbaar een dame die mee wilde fleelen in de algemeene vrijgevigheid, en zoodoende op makkelijke manier haar kostje 'wilde verdienen. Maar bij mij ging haar vlieger niet op. Ik koeterwaalde in het maleisch tegen haar, dat ze sterk genoeg was om te werken, en dat ze dus maar op moest krassen. Ik durf hier niet neer te schrijven hoe ik me in het maleisch heb uitgedrukt. Kenners van de taal zouden er allicht mee spotten. Dat neemt niet weg, dat mijn chauffeur Harm toch danig onder den indruk kwam van die enkele in het maleisch geuite volzinnen. Hij uitte zijn bewondering in onversneden groningsch: „Nou, nou, domie, ie lulln ook al een hail end over de kaoli!"^)

Ik voelde me zeer gestreeld door dezen lof.

Ik zal me niet wagen aan een beschrijving van het natuurschoon dat ook op deze reis te zien was. Het ging langs kilometers lange droge rijstvelden tot aan Modjokerto, het ging door boomenrijke streken en langs kalen steppengrond, soms was 't terrein heuvelachtig en passeerden we puntjes, die aan werkelijk bekwame guerillastrijders uitgezochte kans boden om het heele convooi in de prak te schieten. Maar niets gebeurde. Omstreeks het middaguur was het doel van den tocht bereikt. Te Kediri afg'estapt ging het erom ons contactadres daar te vinden.

Ik liep een militaire cantine binnen en vroeg of iemand ook den grenadier Campferman kende.

„Ja", antwoordde onmiddellijk iemand, een carrierchauffeur, „moet U hem spreken, mijnheer? "

„Ja, graag, kim je me zeggen waar ik hem vinden kan? "

„Gaat u maar even mee, dan rijd ik U er heen in de carrier".

En zoo reed mij naar de plaats van bestemming het lid van de kerk, E. Noordzij genaamd, zonder dat hij wist dat ik z'n dominee was en zonder dat ik wist dat hij een van mijn te bezoeken schapen was. Temeer viel daarom op de groote hulpvaardigheid waarmee hij een burger, dien hij totaal niet kende, naar de plaats van zijn bestemming bracht. Zoo stond Noordzij ook bij zijn kameraden bekend: als een trouwe kameraad, die rustig zijn soldatenplicht deed. Die rust, die hem ook in de gevaarlijkste situaties bij bleef, bleek me dien middag voort te komen uit zijn eenvoudig geloofsvertrouwen, dat hij in de hand van zijn hemelschen Vader was. Hij keek wel wat verbaasd, toen hij me dien middag weer voor zich zag, en ik me voorstelde als dominé v. d. Stoel. Hij had onwetend hulp geboden aan den engel der gemeente van Batavia. Hij wilde me dien nacht ook mee hebben in zijn carrier, want ergens op een suikerfabriek buiten de stad lag een vriend van hem, die ook erg naar de komst van een gereformeerden dominé had verlangd. Het was zijn vriend de Graaf. Èn Noordzij moest dien nacht patrouille rijden naar die suikerfabriek. Maar enkele officieren raadden het me af. Het risico was te groot, veel mijnengevaar. Toch zou ik .meegegaan zijn als niet mijn terugkeer naar Soerabaja op den volgenden dag in gevaar zou zijn gekomen en daarmee het heele programma voor de volgende dagen in de war zou zijn geschopt. Er was nl. geen garantie, dat, ook als er geen ongelukken gebeurden, de patrouille den volgenden morgen op tijd terug zou zijn voor dat het convooi naar Soerabaja zou vertrekken.

Noordzij was het er toen ook mee eens dat ik niet meeging. Hoewel het hem teleurstelde voor zijn vriend, die me nu niet zou te zien krijgen.

Ik denk aan dezen jongen weer terug nu ik over hem schrijf. V/ant kort na mijn verblijf te Kediri is hij gesneuveld. Zijn carrier moest een brug passeeren, die op mijnengevaar was getest. Blijkbaar was de test onvoldoende, want toen de carrier op de brug kwam volgde een explosie, waardoor zijn voertuig in de kali terecht kwam. De anderen, die zijn carrier bemanden, brachten er het leven af. Hij niet. Maar hij vond toen een veel rijker gemeenschap met zijn Heiland als waarin hij zich hier op aarde al bleek te mogen verheugen. De herinnering aan dezen broeder staat onuitwischbaar in mijn geheugen, hoewel ik hem toch maar enkele uren heb gekend.

Met Campferman zorgde hij dien middag, dat onze jongens in het kerkgebouwtje van Kediri bijeenkwamen, en dat anderen op de hoogte kwamen van het feit, dat ik dien avond de avondsluiting zou leiden.

Rondom dat kerkje waren de graven gedolven voor reeds een dertigtal gesneuvelden. Vlak om Kediri werd de guerilla in al zijn gruwelijke hevigheid nog gestreden. De spanning was den mannen op het gezicht te lezen. Dien middag hebben we over allerlei gepraat. Ook over de kerk. Sommigen schijnen dat vreemd te vinden, om in een frontgebied, waarin de jongens elken dag met den dood worden geconfronteerd, te spreken over de kerk en de gehoorzaamheid die de Heere in het vergaderen van de kerk van ons vraagt. Toch, waar kun je. nu eigenlijk beter over praten? Gaat het juist in de kerkvraag niet om het zuiver bewaren van dat evangelie, dat een kracht Gods tot zaligheid is voor ieder die gelooft? Ook dat had Noordzij goed begrepen, en daarom las hij samen met enkele andere broeders 's Zondags een preek. Hij wist, dat het ging om den vasten grond van ons vertrouwen in leven en in sterven, en bagatelliseerde daarom juist in het frontgebied de kerkvraag niet. En zoo waren er te Kediri meer, gelukkig, en ook elders,

's Avonds heb ik gesproken over Psalm 130. Over de vergeving der zonden als, het gróote licht, dat blijft schijnen in den nacht van (ïods oordeelen die over ons komt, die ook Indië in duisternis hult. Over de vergeving, die ons doet verwachten den (3od der vérlossing. Die komt naar Zijn vaste belofte om ons op te doen dagen het heil ons toegezegd. Over de vergeving der zonden als het centrale, wat de mensch noodig heeft; over de vergeving, die in Christus geschonken is, weshalve niemand dageraad ziet, die aan Hem voorbijloopt.

Sommigen waren door dit woord vertroost. Anderen vonden het veel te zwaar op de hand. Die konden blijkbaar het licht van Psahn 130 over die dertig graven rondom het kerkgebouwtje niet aan hun oogen velen..

' J. P. v. d. STOEL Jr.


1) Nou, nou domlné, u kletst ook al een heel eind over de kali (maleisch woord voor rivier).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 maart 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

OP VERSTROOIDENREIS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 maart 1950

De Reformatie | 8 Pagina's