GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Honger gauwer gestild dan de proviandkast gevuld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Honger gauwer gestild dan de proviandkast gevuld

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

We spraken over de kwestie van de „voortgezette reformatie", en maanden tot geduld. Men kan, zoo betoogden we, na de vrijmaking niet in een handomdraai doorzetten of opvorderen tot doorzetten. Want — de honger is in 1944 gauwer gestild, dan de proviandkast gevuld. I

We spreken van „honger". We waren op bepaalde punten lang ondervoed. De beginselstudie was vrijwel verwaarloosd; aan den éénen kant werd alles — denk aan de jeugdlbonden — gewrongen in het kuyperiaansche leersysteem; en toen aan den anderen kant een poging opkwam om de vragen, die rezen, te beantwoorden in een gee^t, die niet a priori aan de kuyperiaansche schematiek zich bond, werden zij, die daaraan bezig waren, onmiddellijk voor den voet geloopen, en verdacht gemaakt. Een machtsconcentratie vormde zich, waarvan de massiviteit niet beantwoordde aan die der argumenten, waarover zij beschikte. Men kent den afloop. Toen de vrijmaking kwam, had men honger. En men kreeg brood. Dat wil zeggen: de lévensnood, daarin werd eerst voorzien. En dat gaf een gevoel van opluchting. Ik vergehjk het wel eens met de sneden wittebrood, die men in de eerste dagen na de vrijmaking van Nederland (1945) op zijn tafel ka^eeg.

Maar al kregen we in '45 van de „Canadeezen" brood, en nog wel fijn brood, en bruine boonen, en meer van dat krachtvoer, om ons weer op gang te k r ij g e n, daarmee was onze proviandkast nog niet gevuld. Er moest een Lieftinck komen, plus een Marshall-plan, om ons dat stevig in te prenten. We hadden geen voorraden; we hadden ook geen materialen. Baileybruggen waren gauw geslagen; maar erts voor den regelmatigen opbouw, dat ontbrak. We kregen amerikaansche jurken en schoenen cadeau; maar „textiel" voor de gewone behoeften, daar bleef het wachten op. De maag was gevuld — maar de regelmatige voorzieningsdienst, die kon pas langzaam op gang komen.

Iets dergelijks was het ook in 't kerkeUjk jaar 1944.

Ineens werden we teruggeworpen op onze eerste behoeften. We leerden weer, hoe we onze kinderen hadden te zien en te bejegenen; en we zagen ook weer het abc van kerk en kerkregeering, en van oecumenisch leven; want niet wij wierpen preekstoeldeurtjes in het nachtslot, doch dat deden de anderen. We haalden weer adem; we kregen immers weer gezuiverd wittebrood.

Maar onze fourage-d ien s t, wel die kon pas langzaam weer op gang komen. Want onze honger was slechts gestild op het punt van onze eerste behoeften. Doch we waren verder onwetend, aarzelend, op meer dan één punt; die onzekerheid was meegenomen uit den toestand van vóór 1944. En we hadden onze kinderen; en die moesten weer op gang geholpen worden. Niet met souvenirs uit '44, doch met handleidingen, leidraden, studiemateriaal, om weer regelmatig aan den slag te kunnen komen.

En dat is de moeihjkheid waarvoor we staan.

Men weet, op welke punten speciaal sommigen moeilijkheden hebben. Het zijn, zie ik het wel, de kwesties van de V.U., de wijsbegeerte van de wetsidee, het Christehjk Nationaal Vakverbond, de A.R. Partij.

Wie op deze punten het gesprek v e r m ij d t, doet m.i. onjuist. Maar wie met één korte snelle beweging anderen wil mee hebben met zijn eigen standpunt, die doet niet voorzichtig en niet liefdevol tegenover degenen, die op ons verkeer-in-liefde recht hebben, dat zijn degenen, die gezegd hebben: we laten ons niet onze ambtsdragers afnemen door een onbevoegde synode, noch op grond van beschuldigingen, of eischen, die niet naar de Schrift en de K.O. zijn. Ik wil die allen kunnen blijven ontvangen en door hen ontvangen worden op de ééne conditie, - dat zij en ik samen wiUen vragen: wat zegt de Schrift? en bereid zijn daarnaar te doen op die punten, waarin aan een geduldige principieele bezinning metterdaad practisch gevolg gegeven wordt.

Neem de kwestie V.U. Het is niet ieder duidehjk, dat men het „beginsel" eener gereformeerde hoogeschool kan toegedaan zijn en bUjven (ressentiment is uit den booze), terwijl men juist deswege bezwaar heeft tegen wie indewerkelijkhei d van hun onderwijs en propaganda dat beginsel zelf met voeten treden. Verleden week spraken we over Vonkenberg en (den jongen) Diepenhorst. Daar heeft men de spanning; beiden zeiden: de V.U.! Maar de één was de grondgedachte der V.U. trouw, de ander infiltreert de jeugd, de academische èn de niet-academische, met ideeën, waar Kuyper en Rutgers het hoofd om zouden schudden. Wij kunnen 't niet helpen, dat een man als Dijk, die terdege ziet, dat 't mis is, zwijgt tegen de Diepenhorst-tactiek. Hij zal denken aan de V.U., de A.K. Partij. Maar het „beginsel" moest hem desnoods tegen de vrienden hardop in verzet doen komen, 't Gebeurt niet; en de o n z u i v e r e en onzuiver gehouden afteekening van de scheuring en van haar wezenhjke, officieele gronden, zal daar niet vreemd aan zijn. Maar moeten wij dat FEIT niet zien? Hebben „ónze menschen" allemaal zoo'n helderen kop, dat ze ineens alles „door hebben"? Er is geen verwarder situatie, dan die in kerkelijk Nederland van 1944—1950. En net zoo min als ik een kerkje van knappe kerkhistorici hebben wil, b.v. die allemaal een gefundeerd oordeel hebben over „1892", net zoo min wil ik een kerkje hebben van allemaal zuivere theoretici inzake 1944, of van zóó knappe koppen, dat ze het weefsel van camouflage en situatiemisteekening kunnen verscheuren met versche argumenten, die ze zóómaar bij de hand hebben. Ik wil alleen maar danken als ze brood eten. Want om bakker te worden moet men eerst brood eten bij vader en moeder thuis.

Zóó is het ook met die filosofie der wetsidee We hebben destijds uitvoerige artikelen opgenomen over de houding der tot de besCudeering daarvan gevormde vereeniging. Die houding scheen en schijnt me onjuist en voor heel ons nationale leven funest. Ook voor haar zelf. Maar moet men niet verstaan, dat anderen nog leven in de spanning tusschen de vreugd om wat zoo mooi bedoeld is en de droefheid om wat zoo verkeerd geleid is?

Niet anders staat het met het C.N.V. Met aandacht, hoop ik, , hebben onze lezers gevolgd wat de Heer P. Groen daarover schreef; en wat ik in „De Gids" daarr tegen aangevoerd vond, scheen me ontoereikend en zelf een nieuw bewijs van de noodzakelijkheid van ernstige critiek. Maar hoe lang duurt het, eer op dit punt de wil tot principieele organisatie, (waarin ik een noodzaak blijf zien, al zoek ik geen machts-, doch dienst-concentratie) zich kan uitleven in een aanwezige nieuwe vereeniging of zich kan laten leiden in de richting van zulk een nieuwe organisatie op een duidelijk en wel omschreven beginselprogram en doelstelling?

En wat de A.R. Partij betreft, men kent ons standpunt. Daar blijven we bij, zoolang men ons niet uit de hand slaat wat we schreven. Ik ben bizonder verbaasd geweest over het aantal stenunen, dat in bepaalde gemeenten, waar ik iets heel anders (d.w.z. veel en veel minder) had verwacht is uitgebracht op het Geref. Politiek Verbond. En dit bij een vrijwel totale ontstentenis van al de verkiezingslitteratuur, waar onze democratie ons op pleegt te onthalen in deze eeuw van getallen en cijfers en procenten. Maar ik wil een kerk hebben, die wat haar toegangsweg|en betreft, verantwoording op zich neemt voor allen, die

vóór 1944 naar onze eigen m e e n i n g onze ambten hadden te erkennen; een kerk, die dan voorts den zegen der vrijmaking met dankbaarheid weet te erkennen daarin, dat haar leden willen s t u d e e r e n (elk naar eigen bevattitigsmogelijkheld), en willen overtuigd worden uit de Schriften. En als wij vóór 1944 behoorden tot een kerk, waarin de A.R. Partij NIET de eenige was, waarop de leden stemden, dan wil ik niet ineens doordrijven, dat we nu op korten termijn allen politiek op één zelfde lijst zullen stemmen. Wel zal een kerk moeten gewillig zijn, haar veroordeeling uit te spreken over bewegingen 'en organisaties die principieel tegen de Schrift en de belijdenis in verzet komen! Maar ook dan nog bUjft „elk geval op zichzelf te bezien"; ik zie geen enkele reden om dezen goeden regel, die in 1936 zelfs tegen N.S.B.-ers is gehandhaafd, prijs te geven na 1944.

Niemand zegge, dat dit defaitisme is. Als de Schrift ons beveelt eendrachtig te zijn, dan beveelt ze ons, daarop aan te sturen, dat we hetzelfde gaan gevoelen. Ik leg den nadruk zoowel op het woord „h e t z e 1 f d e", alsl op het woord „g a a n". Keulen en Aken kunnen wel op korten termijn geteekend, doch slechts op langen termijn gebouwd worden.

Wij hebben inde vrijmakingsdagen een mooie brochure van twee predikanten gekregen: „Overstemming of Overeenstemming". Ze waren tegen het eerste, vóór het tweede. Ik wilde die brochure in gedachtenis brengen ook naar binnen. En ook aangaande nog andere punten, dan in 1944 onze eerste aandacht hadden. We hebben in 1944 met wittebrood onzen eersten honger gestild. Maar nu moeten de proviandkasten gevuld worden. Met brood? Ja — Maar ook met duizend andere dingen; God heeft hardloopers noodig, maar ook menschen met zwakke beenen. Als ze maar herders hebben èn hebben willen. Goed preeken en goed huisbezoek is nog altijd onze eerste behoefte. Het slaan leer je af als je aan een ziekbed komt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 mei 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Honger gauwer gestild dan de proviandkast gevuld

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 mei 1950

De Reformatie | 8 Pagina's