GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Is Europeesche Federatievorming raadzaam?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is Europeesche Federatievorming raadzaam?

De gevalgen van het farmeele prijsgeven van de anafhankelijkheid van nederland

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(I)

§ 1. INLEIDING.

De trekkers, die wel eens enkele tochten door Europa konden maken, zullen hun indrukken niet licht vergeten. De Rijn bij Koblenz, de Cóte d'Azur, de majestueuze pracht van de kerkgebouwen in Rome, de kleine bootjes met hun witte zeilen op het meer van Geneve; de gildehuizen van Vlaanderen, de middernachtzon in Zweden, en nog veel meer, kunnen hen met heimwee vervullen. Het oude werelddeel is rijker dan ieder ander. Een weelderig natuurschoon en een zacht klimaat (vergelijk Brussel eens met New York of Moskou), een trotsche historie, perfecte verbindingen en een vruchtbare bodem maken van Europa een nieuwtestamentisch Kanaan, lieflijk om in te wonen. God zegene dat Europa. Wie zou er niet van houden?

Nu gaat er door groote deelen van het oude avondland een roep om Europeesche eenheid. Niet aKeen de tolmuren moeten worden geslecht, maar ook de souvereiniteiten der landen moeten worden beperkt en overgedragen op een Europeesch — zoo niet Atlantisch — gezagsorgaan, zoodat een centraal Europeesch of Atlantisch gezag ontstaat. Europa moet naar buiten en naar binnen weer als een eenheid kunnen optreden, zoodat de landsgrenzen in Europa een groot deel van hun pohtieke beteekenis verliezen en naar het oordeel van sommigen voornamelijk een administratieve en historische beteekenis behouden. Weliswaar leeft dit verlangen nog meer bij de bevoorrechten, die door hun reizen Europa met eigen oogen konden aanschouwen, dan bij de nog altijd millioenen dergenen, die nog nimmer een stap buitenslands hebben gezet. Maar niettemin is het streven naar Europeesche eenheid sedert den wapenstilstand van 1945 bijna dagelijks sterker geworden. De tijd der platonische verklaringen over een vereenigd Europa is thans voorbij, schreef oudminister J. Meynen eenige maanden geleden in Nieuw-Europa — thans is het oogenblik daar om te komen tot de staatkundige daad, waardoor metterdaad de Europeesche Staatsvorming wordt ter hand genomen. Dank zij den ijver, die onze regeering voor deze zaken aan den dag legt, liet deze daad ook niet lang op zich wachten, en op 28 April 1950 installeerde minister Drees een staatscommissie tot wijziging van de grondwet, waarbij hij o.m. verklaarde dat de commissie de wijzigingen, die zij aan de Staten Generaal zou voorleggen, zoo moest voorbereiden, dat daardoor overdracht van een deel van de souvèreiniteit van Neder and aan internationale lichamen mogelijk zou worden. Het is dus allerminst ondenkbaar, dat ook bij een Vreedzame wereldontwikkeling, over een gering aantal • jaren de souvèreiniteit over de Nederlanden, die thans ftan het huis van Oranje is opgedragen, bij de wet voor een deel wordt overgeplant op een nieuw in te stellen. federaal, Europeesch of Atlantisch gezagsorgaan.

En inderdaad: wie zal zeggen, dat het goed is dat Europa geheel is verknipt door grenzen, die niet alleen een verandering van de souvèreiniteit aangeven, maar die ook gepaard gaan met invoerrechten, paspoortencontrole, deviezenbepalingen, wisseUng van den heerschenden godsdienst, van levensstandaard, en andere factoren, die beletten, dat de bewoners van dat Europa als 'n groote familie op dit WesteUjke schiereiland van Azië bijeenleven?

Honderd jaren geleden was deze toestand gemakkelijker te handhaven dan thans, nu de verkeersmiddelen, radio, televisie, enz. de afstanden in zoo enorme mate hebben verkleind. De dagbladpers publiceert alle opvallende gebeurtenissen in andere landen onmiddellijk en bereikt daarbij de millioenenmassa's van het volk rechtstreeks. Men raakt daardoor meer vertrouwd met het buitenland. Daarbij komt, ' dat het onderwijs in vreemde talen thans op veel grooter schaal wordt gegeven dan vroeger, en daarbij in een dringende vraag van de maatschappij voorziet. De maatschappij vraagt meer dan vroeger naar menschen, die gemakkelijk relaties met het buitenland kunnen onderhouden en aanknoopen. En zij vraagt die, omdat de economische en technische ontwikkeling leidt tot toenemende internationale rationalisatie. De „gesloten handelsstaat", die eens Friedrich List verdedigde, schijnt thans voorgoed tot het verleden te behooren. In de Westersche wereld heeft het beginsel van vrijhandel meer de sympathie verworven dan de politiek der beschermende rechten, en 't plan Schumann, dat een totale rationalisatie van de staal-en kolenproductle in de Europeesche landen inhoudt, wijst den weg naar de toekomst.

Maar ook in historisch opzicht is er wel wat te zeggen voor de eenwording van Europa. In de vroege Middeleeuwen, onder de Frankische koningen. Is Europa meestal een eenheid geweest. De Latijnsche en de Germaansche volken gingen toen samen. Vooral de regeerperiode van Karel de Groote is in dit opzicht zeer bekend geworden. Europeesche eenheid is dus zeker niet iets totaal nieuws.

Toch meene men niet, dat een eenwording van Europa daarom iets is, dat thans reeds vanzelf spreekt, en alleen maar wordt opgehouden door het chauvinisme van verschillende volksgroepen. Zoo eenvoudig is het zeker niet. Mozes en Paulus zeiden dat het God is. Die de grenzen van de volken vaststelt. Daarom is ook de tegenstrijdigheid van sommige economische be'angen der Europeesche staten niet de hardnekkigste factor, die de Europeesche eenwording in den weg staat. De voornaamste voedingsbodem van de staatkundige verdeeldheid van Europa is ongetwijfeld de groote geestelijke verdeeldheid van dit werelddeel. Die geestelijke verdeeldheid is in Europa een smartelijk kwaad, dat aan het hart van 260 millioen menschen knaagt, en tegen dat kwaad helpen geen redevoeringen, waarin men verk'aart, dat de volken zich offers moeten getroosten en iets van hun nationalen trotsch moeten prijs geven. Tegen dat kwaad helpt alleen de goddelijke profetie.

Het lijkt misschien betrekkelijk eenvoudig om de Europeesche eenheid te bewerken. Enkele artikelen in de grondwetten van de betrokken landen, waardoor de hoogste gezagsorganen gebonden worden hun besluiten te nemen „in overeenstemming met den Raaa van Europa", en de eenheid schijnt reeds geregeld.

Maar de groote vraag is, of er geestelijke kracht schuilt in die eenheid. Zullen de Duitschers, Italianen, FranSchen, Oostenrijkers, Britten, Denen, Noren en Nederlanders tezamen een Raad van Europa kunnen vormen, die voldoende Europeesche regeerkracbt heeft? We zullen in het volgende het streven naar Europeesche en Westersche eenheid vooral in het licht van deze vraag beoordeelen.

De vraag naar de geestelijke kracht van een eventueele Europeesche of Atlantische federatie is belangrijk, omdat er niets minder dan het voortbestaan van geheel Europa mee is gemoeid. Want als b.v. bleek, dat een Europeesche federatie de geestelijke en mo^ reële kracht van de afzonderlijke Europeesche natiee zou bederven, en zou leiden tot een kleurloos conglomeraat van volken, die in het uur van gevaar het hazenpad kiezen, en b.v. van meening zijn, dat niet z^, maar de Amerikanen de verantwoordelijkheid dragen, is Europa grootendeels verloren. Aan een mengelmoes van gedemoraliseerde Europeesche naties heeft Europa natuurlijk niets. Een Europeesch samengaan is alleen toe te juichen, als sterke en gezonde naties daar hun plaats bij kunnen vinden.

We betreuren het, dat sommigen van meening zijn, dat deze vragen alleen maar een academische beteekenis bezitten. Zij verklaren, dat men in gewone tfiden misschien nog wel rustig over het voor en tegen van een federatie zou kunnen spreken, maar dat nu, door de macht van Rusland, zoo'n gevaarlijke situatie is ontstaan, dat het samengaan van alle Europeesche machten en machtjes in een sterken federaal-Europeeschen staat als bescherming tegen de Russische macht, een gebiedende en onmidde'lijke eisch is. Dr Bruins Slot, het bekende lid der Tweede Kamer, en een der voorstanders van de Beweging der Europeesche Federalisten, schrijft, dat ook een tijdelijk miUtalr en economisch verbond tusschen de Westeuropeesche staten niet voldoende is om de Russen tegen te houden. De militaire situatie eischt geen alliantie, maar een federatie. Als men sterk wil zijn tegenover de Russisch-Aziatische bedreiging, moeten er niet tien ministers van defensie in West-Europa zijn, maar slechts één. Er moet militaire eenheid zijn, en daarbij als noodzakelijk complement economische eenheid, en dit is slechts te bereiken door Europeesche federatie i).

Toch betwijfelen we het of het wijzen op de gevaren van een Russische overweldiging wel voldoende is om een sterke, federale, Westeuropeeschen staat mogelijk te maken. Als de menschen alleen maar eenheid willen om door menschelijke kracht een sterken staat te vormen, komt daar niets van terecht. De menschen en de volken beginnen met elkaar te twisten voordat het zoover is, en de eenheid blijft een hersenschim. Men kan dit in deze na-oorlogsche jaren, on-' danks het geroep om eenheid, voortdurend zien. Elh land is er op uit voordeelen voor zichze'f te verwerven, en de mooie woorden over de offers die de volken zicB zullen getroosten, blijven slechts woorden. De landeil^ die de eenheid van ons werelddeel tot stand willeö' brengen, beconcurreeren elkaar daarbij in ontstellende

mate. Churchill zal het klaar spelen met de Europeesche eenheid. Spaak zal het doen. De Gaulle zal de leiding op zich nemen van geheel Europa. De vrije volken zien uit naar het leiderschap van Amerika. Schumann zal de eenheid bewerken. Wie volgt er straks? Tot op heden ziet men van de eenheid slechts de chaotische verwarring der eenheidsmakers.

Het doet denken aan de geschiedenis van de Babylonische spraakverwarring. Ook toen, in de vlakte van de Eufraat, wilden de menschen zonder meer in eenheid samenwonen, en daartoe een grootsch monument oprichten van hun kunnen en van hun kracht. Maar de H. Schrift laat zien, dat God zelf tusschenbeide kwam en de spraak der menschen verwarde, zoodat ze uit elkaar gingen en het werk bleef liggen. Men kan hieruit leeren, dat God zich verzet, als de menschen alleen maar de eenheid willen om samen sterk te zijn. Men doet daarom wijs, het zoo niet te probeeren, en inderdaad de vragen aan te snijden, die sommigen thans van minder belang achten. Een Europeesche eenheid zonder een geestelijke kracht, die de volken bezielt, loopt op niets uit.

We zouden echter de meeste voorstajiders van de Beweging der Europeesche Federalisten onrecht aandoen, als we zeiden, dat zij de Europeesche eenheid op niets anders willen fundeeren dan op den wensch om samen sterk te zijn tegen het Russische gevaar.

Velen, die een federatie voorstaan, gaan, geheel afgedacht van Rusland, eenvoudig van de veronderstelling uit, dat de meeste landen van de democratische Westersche wereld voldoende onderlinge verwantschap hebben om een geestelijk minimum te bepalen, dat als grondslag van een federale staatsorde kan dienen. Vlak voor het uitbreken van Wereldoorlog n verscheen b.v. van de hand van Lionel Robbins, hoogleeraar in de economie aan de universiteit van Londen, een boek getiteld: „The economie causes of war" (De economische oorzaken van oorlog). Daarin wordt een federatie van de „Vereenigde Staten van Europa" bepleit, waarin de afzonderlijke landen wel een zekere souvereiniteit zullen behouden, mits slechts het toenmalige fascisme plaats zou maken voor een democratischen staatsvorm. Duitschland zou in deze federatie niet dan na een langdurig opvoedingsproces kunnen worden opgenomen. Oostenrijk echter krijgt een eervolle plaats. De federale macht blijft beperkt tot zaken van defensie en buitenlandsche politiek, terwijl de federale organen desgewenscht sociaal-economische voorstellen kunnen doen.

Radicaler was nog het boek „Union Now" van den Amerikaan Clarence Strait, dat in 1939 verscheen. Streit bepleitte hierin een Atlantische Unie, die, behalve de Engelsch-sprekende landen van de geheele wereld, ook Frankrijk, Ierland, Zwitserland, de Lage Landen en de Scandinavische staten zou omvatten. Streit meende, dat de democratische verwantschap tusschen deze landen voldoende is om een unie mogelijk te maken, vooral daar deze unie een .groote economische kracht zou vertegenwoordigen. Een gekozen federale hoogste raad van vijf personen, en verder een congres van één afgevaardigde per half millioen inwoners met een senaat met twee leden per aangesloten land, zouden de federatieve regeering bepalen. De unie zou vijf eigen instellingen bezitten, n.l. een eigen staatsburgerschap, defensie, geld, tolverbond en post-en verkeerstelsel. De koloniale gebieden zouden alle in een gezamenlijke federale pool gaan. Echter zouden de deelhebbende landen hun eigen staatshoofden, grondwetten en verdere instellingen behouden, zooals die reeds bestaan, en voorzoover ze niet in strijd zijn met de federatie.

Ook hetgeen men thans in Straatsburg als een Europeesche federatie voorstaat, en datgene wat men zich op den duur in Londen misschien van een Noordatlantische unie voorstelt, zal met plannen als de hierbovengenoemde zeker veel overeenkomst vertoonen. Van de Straatsburgsche federatie kan men zelfs zeggen, dat zij nog wat verder gaat, omdat men daar niet alleen een band probeert te slaan tusschen de Europeesche volken, maar ook de Turken hierbij betrekt.

Dé werkwijze hierbij is, dat men probeert de staatsregelingen in de landen van het democratische Westen tot een soort van politieke en sociale „belijdenis" te herleiden, die dan in alle landen kan worden aanvaard. Men probeert b.v. de „Rechten van de Mens" te formuleeren. Als eerste uitgangspunt daarvoor kan dienen de Verklaring van de rechten van den mensch en burger, zooals die in 1789 door de Fransche nationale vergadering werd geproclameerd. Ook de Onafhankelijkheidsverklaring, die in 1776 door het NoordamerikEiansche congres werd aangenomen, kan hier een belangrijk uitgangspunt opleveren. De staatsphilosophie van J. J. Rousseau en Locke, waaraan deze 18e eeuwsche verklaringen zijn ontleend, zijn daarbij belangrijk studiemateriaal, evenals natuurlijk de verschillende staatsrechtschrijvers der 19e en 20e eeuwsche democratie.

Hierdoor verzamelt men een geestelijk en wijsgeerig arsenaal, waardoor de moderne democratische vrijheidsgedachte, die het openbare leven in de landen van het Westen schijnt te beheerschen, kan worden verdedigd. Het vrijheidsideaal kan men dan als het geestehjk cement zien, dat de Westelijke naties — de vrije volken van Truman — aan elkaar hecht.

Sommigen geven er de voorkeur aan, dit democratische vrijheidsideaal in verband te brengen met den christeUjken oorsprong der Westersche volken. Zoo schrijft b.v. dr Bruins Slot, dat in West-Europa een belangrijk stuk christehjke - vrijheid in de practijk tot het geestelijk volksbezit behoort. Daarom kan er volgens dezen schrijver aan het Westelijke einde van het grootendeels totalitair geregeerde Europeesch-Aziatische continent een vereeniging van staten gaan groeien rondom het staatkundige beginsel der christehjke cultuur, n.l. de vrijheid^).

We gelooven inderdaad, dat men beter doet, bij het spreken over de vrijheid als over een gemeenschappelijk beginsel der Westersche landen, naar den christe­ Ujken oorsprong van dit beginsel te zoeken. Want als er nog ernstige Christenen worden gevonden in de landen van het Westen, en als men hun actieve medewerking bij de totstandkoming van een Europeesche federatie wil zien, zal men moeten aantoonen, dat de vrijheid van het Westen niet maar iets is, dat een doel op zichzelf is, of een middel om een zoo pleziertg mogelijk leventje te leiden, maar een eisch van den God op Wien men vertrowvt. Wie zich beroept op revolutieschrijvers als J. J. Rousseau, heeft deze mogelijkheid echter reeds bij voorbaat afgesneden.

DR A. J. VERBRUGH.


1) jr. A. H. J. S. Bmlns Slot, Bezinning en Uitzicht, Wageningen, 1949, 71, e.v.; ld., Dagblad Trouw, 10 en 11 Jan. 1950.

2) ld., A. R. Staatkunde, 19, 169 (1949).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 november 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Is Europeesche Federatievorming raadzaam?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 november 1950

De Reformatie | 8 Pagina's