GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Chrysostomus en „dat” parool

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Chrysostomus en „dat” parool

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu meent dr Dankbaar, daarin anderen volgende, als bewijsplaats voor zijn beweren aangaande Chrysostomos te kunnen aanvoeren een citaat uit één van diens preeken over Judas' verraad. In die preek zegt Chrysostomus: „touto to rhêma metarruthmizei ta prokeimena". Dr Dankbaar geeft daarvan deze vertaling: „dit woord brengt de verandering van de voorgezette (elementen) tot stand".

Is die vertaling juist?

We gelooven het niet.

We kunnen verstaan, dat dr D. op anderen steunt. Maar waarom vertrouwt hij die anderen? De studie van de „kerkvaders" was immers zoo lang ta verkeerde handen? Greijdanus wist wel wat hij deed, toen hij pleitte voor een leerstoel in de patristiek, de leer der kerkvaders.

De plaats, waar het om gaat, vindt men bij Migne, Patr. Ser. Gr. Prior, P.-G. t. xlix, Of, in de editie Etonae, Norton, 1612, t. v, 559a, en in anderen context ook 559b.

Nu meent dr D., dat Chrysostomus bedoelt te zeggen: a) als de PRIESTER zegt: dit is mijn lichaam, dan worden door dat parool van dien man de elementen veranderd Ik geloof dat niet. De editie Migne, zegt: „Hij zegt: dat is mijn lichaam, dit woord" (doet dan wat met wat daar op tafel ligt). Maar wie bewijst, dat die „hij" in „hij zegt" die priester is, die bij een of andere avondmaalsviering die woorden prevelt? Niemand kan dat bewijzen. Het kan „hij" wezen, het kan ook „Hij" wezen, m.a.w. het kan een doodgewone priester zijn, het kan ook de (aanwezige of eenmaal in de opperzaal aanwezig geweest zijnde) Groote Hoogepriester zijn. En ik meen dat deze iaatste bedoeld is.

Bewijs? Niet moeilijk.

Chrysostomus trekt een parallel met een woord van God in het paradijs. Daar zei God met die stemvan-zoo-héél-ia, ng-geleden (er staat „ekeinê hé phoonê): wast en vermenigvuldigt u en bewoont de aarde. Als dat een roomsche priester of een dominee zegt tegen een getrouwd paartje, kan het best zijn, dat ze heelemaal geen kinderen krijgen. Maar toen Gód het zei tegen den man en de mannta in het paradijs, wel, zoo zegt Chrysostomus, toen gebeurde er wat.

Let op, zeggen nu vandaag onze sacramentalisten: er gebeurde wat. Een handeling! De elementen werden zeker veranderd ?

We zouden willen zeggen: neen, neen. Adam bleef een heel gewone man, de mannin een doodgewone vrouw. Er zijn meer heel „gewone" mannen en „gewone" vrouwen, die toch geen kinderen krijgen. Maar Luther zegt: dat komt, omdat Gód tenslotte regeert. Luther vraagt in een bepaalde uitspraak, die Bühler citeert en die — als Ik het goed begrepen heb, Barth op gezag van Bühler naschreef in zijn jongste dogmatiek-deel, waar Mlskotte zoo enthousiast over schreef (en waarm Barth zijn graf met eigen spade gegraven heeft, geloof ik), — Luther vraagt: hoe komt het dat de ééne vrouw kinderen krijgt, de andere niet? Het is niet de schuld van den man of de vrouw; tenslotte is het God, die den schoot moet openen. Hij zegt: de schepselen die wij dagelijks gebruiken, helpen ons niet, als God zijn verborgen KRACHT er niet m legt. Je kunt brood eten, en het kan je soms toch niet helpen; kleeren aantrekken, en toch blijf je soms koud; wapenen gebruiken, en toch kun je den slag verliezen. Zoo kun je ook getrouwd zijn, en toch kmderloos blijven. Zulke kreaturen zijn dan larven van God, zegt Luther. Dat beteekent niet wat Barth ervan maakt: DE kreatuur is DB larve van God, hetgeen hij, heelemaal doorslaande, nu aldus interpreteert: de geschiedenis van de kreatuur is de geschiedenis van de heerlijkheid van God. Het is niet een kwestie van God, die zich verbergt achter de kreatuur. Als Hij zich in DE kreatuur verborg, dan kon Hij, althans in deze bedeeling, die larve niet afleggen, wat liij toch doet, als het Hem behaagt, b.v. bij Jacob in Pniël, waar de Heere eerst in een larve, we zouden zeggen: in een vermomming, incognito kwam, maar na een poosje, toen Hij ging SPREKEN, de larve aflel.

Zoo bedoelt Luther het ook met die schepselen, die Gods larve zijn: het brood, de kleeren, de wapens, de baarmoeder, och, die zijn het eigenlijke niet, net zoo min als het costuum van den tooneelspeler de speler zelf is. De KRACHT Gods moet erin meekomen. De mensch zal bij brood alleen (die larve) niet leven, maar bij alle WOORD, dat van den mond Gods uitgaat, en het brood KRACHT verleent.

En zóó wil nu Chrysostomus, Toen God tot Adam en Eva in het paradijs zei: gaat heen, wel, toen gebeurde er wat, toen werd dat woord geladen met schepperskracht. Het was „een" woord, een , .parool", maar het werd toen een FEIT, het DEED wat, net zooals toen God zei: het zij licht. Toen werden, och lieve mensch, heelemsial geen elementen veranderd. God schiep alleen maar licht waar geen licht was. Bn zoo lei Hij ineens de Itracht van Idnderen krijgen in man en vrouw, en toen kwamen ze er ook. Geen elementen-verandering. Slechts werden de lichamelijke organen met Gods kracht voorzien. Niet magisch geladen, maar kreatuurlijk effectief gesteld. Door het BIJKOMENDE Woord. Luther noemt dat: mandatum ADIUNCTUM.

En zoo moet, o dr Dankbaar, bij het avondmaal Gods BIJKOMENDE woord komen.

Chrysostomus zegt: DAT parool (ekeinê, niet hêde, of haute, maar ekeinê phoonê, dat woord-zoo-heel-lang-ge, leden). Het is ook niet de dominee die trouwt, en bij het huwelijksformulier nu ineens de elementen van man en vrouw verandert, maar Gods seheppingswoord in het paradijs. Bn als Chrysostomus dat nu vertelt bij wijze van vergelöking met die andere „phoonê" (stem) die eens sprak: DIT IS MIJN LICHAAM, dan vertaal ik: dit is mijn lichaam, zegt HIJ (Christus), heel-lang-geleden, In die paaschzaal; en tóen gebeurde er wat met wat daar op taifel lag. „Hij zegt" is niet: houd je adem in, het belletje van den priester rinkelt bij de mis, doch het is: weest stil, en doet de schoenen van uw voeten: de Heiland spreekt, ta Mattheus zooveel vers zooveel: dit is mijn lichaam. Doodeenvoudig.

Waarom kijkt men Chrysostomus zelf niet even na? Ja, maar, er staat toch: metarrhuthmizei? Bn dat vertaalde dr Dankbaar door: VERANDERING BRENGEN (in de elementen); is dat dan soms ook al met juist?

Ik zeg: neen. Migne is roomsch. Als die dus Chrysostomus weergeeft, geeft hij graag een roomsche Interpretatie. Maar protestanten moeten uit eigen oogen kijken, als ze ons Calvijn willen corrigeeren. Metarrhuthmizein kan inderdaad beteekenen: veranderen. Bijvoorbeeld: een boos mensch in een goed mensch veranderen. Noemt dr Dankbaar de bekeering nu ook verandering van elementen, van substantie ? Ik niet, en de gereformeerde vaderen ook niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 november 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Chrysostomus en „dat” parool

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 november 1950

De Reformatie | 8 Pagina's