GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Supralapsaristische voetangels en klemmen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Supralapsaristische voetangels en klemmen?

(Inzake „Amerika")

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Het vorige artikel beweerde, dat er niemand serieus infralapsariër of ^serieus supralapsariër Is. Het eindigde met te zeggen, dat ook de supra-. lapsariër-van-formaat, Beza, wel dingen geschreven heeft, die niet passen in de supralapsarische, amerikaansche formule, die besproken wordt. Hetgeen hieronder nader wordt aangetoond).

(Inzake „Amerika")

III

Let maar op.

a) Als er staat: u komt de belofte toe en uw kinderen, dan. kan men — zegt Beza — zich wel uit de moeilijkheid redden door 'n heeil geleerde onderscheiding te maken tusschen promissie en pollicitatie, en dan beweren: promissie is een belofte, waarbij wederkeerige stipulatie geschiedt (de een verplicht zich jegens den ander, de ander echter óók jegens den één), terwijl dan pollicitatie zou wezen: datgene wat ge geheel uit eigen beweging (zonder meteen den ander te binden) hem toezegt, — maar het is beter, die scherpe onderscheidingen hier te laten rusten: het gaat immers hier over het om niet beloofde goed (niet promissio, maar promissimi, niet de belofte-daé, d, maar het beloofde). Ik vraag niet, of Beza gelijk heeft. —• Ik vraag alleen maar dit: als de supralapsariër Beza het woord belofte in deze (ik zou haast zeggen: bij The Standard Bearer geliefde) beteekenis opvat, wel, zijn dan die menschen, die dedeputaten der Prot. Ref. Kerken ontmoet hebben in hun zendingsarbeid, en die zeggen: de belofte „geldt" allen, u en uwen kinderen, ipso facto niet meer in goeden zin te verstaan? Net als vriend Beza? (Beza, N.T., 1565, in Act. ii, 39).

b) Als er staat: w kinderen zijn heilig (1 Cor. 7 : 14), dan worden zij volgens Beza heilig verklaard als leden der kerk, overeenkomstig de bondsformule: k ben uw God en de God van uw zaad. Gaat de bondsformule ook de bondelingen aan? „Geldt" die voor hen niet? Wat moet in vredesnaam dan voor hen „gelden"? Een dogmatische waarheid? Zeker, ook die; maar de bóndsformule is geen knipsel uit de dogmat i e k. Laat men niet zeggen: ie heiligheid is misschien een (later komend) effect van de o o r z a a k van het in de kerk zijn (als de kerk n.l. eventueel zou gezegend zijn in de prediking). Want supralapsariër Beza interrumpeert hier: ardon, Paulus redeneert niet, gissend, en op mogelijkheden azend, van oorzaak naar effect, doch net omgekeerd: an effect naar oorzaak. Ze zijn heilig. Dat staat vast, zegt Beza. In de belofte zijn ze begrepen; dat staat ook vast (comprehend! in, i'uimtelijke voorstelling: e vallen eronder). En dat „in de belofte begrepen zijn" wordt, één regel daaronder, vervangen door: in het verbond begrepen zijn". Merkwaardige uitspraak van een supralapsariër, die inzake bijkomende kwesties van de conjectuur^) zich niet vrij heeft weten te houden (N.T. op 1 Cor. 7 : 14). Zie overigens De Reformatie jrg. xxi, nr. 11, bl. 84, inzake de bedroevende fouten, die dr A. D, R. Polman beging, toen hij in 1944 met dr J. Ridderbos een praeadvies in elkaar zette, waarop men de kerken uit elkaar joeg, en het onderstellingsgeloof liet doordringen tot in Kampen, waar de nagedachtenis van Hel. de Cock nadien en daardoor werd uitgeroeid. De fouten van dr Pohnan zijn een baken in zee, om niet in hetzelfde oordeel van legislatieve en kerkafgrenzende dwaasheid te vallen.

c) Als Castellio, fel bestrijder van de gereformeerden, beweert: God heeft alle menschen lief, dan pikt die man, ouder gewoonte, een paar citaatjes uit gereformeerde boeken, en zegt: zie daar, die gereformeerden beweren immers zelf, datdegenadeaan allenwordt aangeboden? Tut, tut, zegt nu Beza, niet zoo haastig, en niet zoo oppervlakkig lezen. Vertel ons eerst eens, meneer Castellio, wat u nu precies onder genade verstaat? U weet toch wel, dat sommigen den naam „genade" geven aan elke weldaad, elke beneficie van God? Maar als u met mij serieus wilt praten, dan moet u onder „genade" verstaan, de verzoening met God om niet. Welnu, zegt Beza, ik ben het met die mannen, uit wier boeken u die citaatjes hebt opgescharreld, erover eens: die genade wordt tegenwoordig aan alle volken aangeboden, in dien zin, dat het niet meer, zooals vroeger het geval was, alleen aan de Joden, alleen aan Israël overkwam. Ras of rang doet in dezen niet meer ter zake. Ze wordt dan aangeboden niet alleen den uitverkorenen, maar ook den verworpenen. Tenminste: aan heel veel verworpenen (plurimi). Dat zegt Beza, supralapsariër, Tr. Theol., Genevae, 1582, i, 345. Zou Beza in Amerika aannemelijk zijn? Ik zou raden: laat „hem" toe tot de kerk, want hij denkt er niet aan, ketterijen te verkondigen, en is ook niet bezig, noodzakelijke onderscheidingen te verliezen.

Hij voegt er namelijk in één adem aan toe: quanvis contrarie respectu: d.w.z. met dat aanbod staat het in het ééne geval an.ders dan in het andere. Maar dat raakt dan ook de nadere onderscheiding. Hoofdzaak is voor mij, dat Beza, wat de formule betreft, met genoegen zegt: het aanbod geschiedt óók aan allerlei, aan zeer vele, verworpenen. Men moet zoo'n zinnetje niet in mechanische reactie beantwoorden met een: dat strijdt met onze formule, het deugt dus niet. Het deugt wèl, óf het deugt niét. Dat hangt er maar van af, hoe ge verder nadenkt. En als de amerikaansche formule ons d a a ro v e r aan de praat hebben wil, dan heel graag. Wij willen niet voor Beza onderdoen in die nadere onderscheiding. Maar we willen evenmin, uit angst voor dit en dat, ons laten vastleggen op formules, die verbieden wat Beza toch rustig leert. Met formuletjes redt men de zaken nooit. Een aanbod, óók aan onderscheiden verworpenen, dat zegt B é z a; en het heeft geen steek te maken met Heijnsianisme of met gemeene-gratietheoremen.

d) Nog verscheiden andere plaatsen heb ik genoteerd: i, 203/4; 100/1; 171; 197/8; kwestie Pighius 408; 413/4; 419; 687; iü, 432, 434, 416. Maar ik vrees, dat we te ver uit den koers raken. Laat me dus mogen volstaan met enkele grepen uit zijn Brevis Explicatio, zijn korte explicatie. Explicatie, — waarvan? Wel, van de plaat, die schets, die keurig afgedrukt is in Beza's boek, en waarin de „somma (de hoofdsom) van het gansche christendom" wordt afgebeeld. Als ik niet kon rekenen op een paar booze brieven voor „een mondjevol latijn" in ons blad, zou ik het geval laten fotografeeren en hier opnemen. Die "plaat, die schematische teekening van Beza, wordt door Heinrich Heppe genoemd alsdemeestvolledige supralapsaristische voorstelling van de orde der door God besloten zaken; Heppe drukt ze dan ook af, maar lang zoo mooi niet als Beza's uitgever het deed (Heppe, 119; Beza, i, 170). Geijoeg: de plaat is inderdaad zoo iets als: het supralapsarismein-ets. Bij die plaat nu geeft Beza een Korte (maar het geval neemt toch bl. 171—205 in beslag) Verklaring. De oude heeren konden zoo ongeloofelijk smeuig wezen. We citeeren nu ten besluite enkele uitspraken uit de Korte Verklaring op Beza's supralapsarisme-plaat:

a) Als het gaat (aphorisme 1 van cp, 3) over de groote kwestie: hoe staat het met de uitvoering (executie) van Gods eeuwige besluit in datgene, wat verkorenen en verworpenen gemeenschappelijk hebben (in eo quod electis & reprobis commune est), dan zegt Beza: God heeft een zekeren weg zich uitgedacht, die aan verkorenen en verworpenen gemeen is. Neen, nog scherper: die gemeen is aan de „te verwerpenen" zoowel als aan de „te verkiezenen". Hij moest daartoe beiden besluiten onder de weerspannigheid en de zonde (177). Dat is één punt. Hij moest daartoe ook beiden in een staat van rechtheid schéppen. Dat is punt twee (178). Over beiden kwam dan ook moedwillige ongehoorzaamheid (punt 3). Maar in geen van die beiden stond God daar passief onder, of werkeloos tegenover (punt 4). (179). Op die moedwilligh e i d aan de ééne zijde, en toch óók op zijn eigen actief ingrijpen stelt God daarom prijs; want, let wel, niet zaliging van A en verdoemenis van B is Gods uiterste of laatste doel, doch zijn verheerlijking, en haar illustratie (punt 5) - (179). Bij beiden ligt dan ook de schuld alleen aan 's menschen kant (punt 6), 179/180.

b) Dan gaat Beza spreken over de causale orde in de bekendmaking en partieele (aliquatenus) uitvoering der verkiezing. Wij letten daarbij o.a. op Gods aanbieden-van-zichzelf (sui ipsius oblatio) (181). We letten daarbij ook op de dreiging (dreiging als middel tot ten-uitvoer-legging van Cc verkie-jngü! zijn wij dat soms vergeten? ? ? 183. Maar het staat net zoo in de Dordtsche Leerregels!). — Evenpens letten we op de verkondiging van de wet (383); ook die is middel in de toebrenging der uitverkorenen! (183). Die wetsprediking is streng (184) Daarna (post!) volgt de voorstelling (propositie) der evangelische genade. Maar dan onder toevoeging van een conditie (heeft The Standard Bearer daar nog altijd vrede mee, vrede met den supralapsariër Beza, vrede met de leer van de voorwaarde, als middel tot tenuitvoerlegging van het besluit der VERKIEZING? ? ? (184). - We meenen dat er nog pas tegen geschreven is; dat was dan tegen Beza meteen. Maar Beza gaat onverstoord verder: de toegevoegde conditie is: geloof! 384). Daarna volgt de krachtige werking van den Geest bij het Woord, 185. Alleen zoo dragen al die dingen (haec omnia), dus óók die dreiging, en óók die conditie vrucht.

Beza zegt dus: als een kerk niet meer de conditie zou preeken, en niet de dreiging zou opnemen in de prediking, dan ware vruchteloos, wat God als middel ter toebrenging der uitverkorenen heeft vastgesteld. En zou men ons nu willen verbieden, dat mét Beza te leeren? We kunnen er niet aan denken; ook niet om der wille van den lieven vrede, want hier raakt het de Dordtsche Leerregels, inzake de dreiging en de conditie: belofte-met-bevel! (185). Beza zegt dan ook, dat God aan de uitverkorenen het geloof geeft („schept"), OPDAT zij de conditie, die bij de prediking van het evangelie gevoegd was, konden praesteeren (die conditie is dus aan alle prediking eigen, zonder haar i s de preek geen preek, volgens den supralapsariër Beza; laat dus ieder oppassen, dat hij niet supra>

lapsaristischer wordt dan deze supralapsaristenkoning. De uitverkorenen gaan dan ook den hun aangeboden (oblatum) Christus werkelijk aannemen (186). Hóe die Christus aangeboden was? Wel, zegt Beza: universeel, èn voor iedereen (promiscue);

laat mij dus de waarschuwing van zooeven nerhalen... voor eigen en amerikaansch gebruik (186).

c) Eindelgk iets over de inanier, waarop het v e r - werpingsbesluit wordt verwerkelijkt (190). Daarvan noemen we alleen het volgende: ij de volwassenen volgt God volgens Beza twee wegen (191). Sommigen worden heelemaal van de roeping door het evangelie uitgesloten (191). Die „genade", zélfs die, missen zij. Let op, dat de supralapsarist Beza ook de prediking „genade" noemt. Al blijft hij verre van de filosofie van Kalamazoo (inzake Gods goede gezindheid jegens alle individuen). Anderen evenwel — zoo gaat Beza verder — worden wel degelijk verwaardigd, de prediking te hooren (dignatur); ze worden geroepen, maar ze willen niet. Ze kunnen ook niet. Wel zijn ze tot het convivium (de bruiloft, het gastmaal, Matt. 22 : 2; Luc. 14 : 6) genood igd (geïnviteerd; „geldt" die noodiging hen ook? ik zeg: a). (192). God heeft er zelfs onder hen, wier intellect Hij opwekt, exciteert, om met een z.g. historisch geloof (den term bespreek ik niet, Beza gebruikt hem trouwens hier ook niet) te gelooven „waiter staat". Nóg anderen» zijn er, die er wel het ongelukkigst aan toe zijn: oog opgestegen, om te dieper te vallen (192). Ze genieten zekere (quaedam) , , genade" (ja, het staat er zoo, maar Beza denkt niet aan Kalamazoo). Ze doen ook een poos mee in de kerk, keeren evenwel terug naar hun „uitbraaksel", 1 Tun. 4 : 1, Matth. 12 : 43, en vallen uit het „geloof" uit. God verlaat hen, het einde is verharding, en verblinding.

d) En wat nu de „roeping" betreft: we kijken die plaat van Beza nog eens aan. Bij de uitverkorenen is de roeping krachtdadig. Bij de verworpenen soms heelemaal afwezig (dat ziet op hen, die „in geen kerk noch kluis komen", en niets weten; aan wie het Woord dus geheel en al voorbij gaat. Soms evenwel is bij de verworpenen de r oe p i n g er wel degelijk. Maar ze blijft dan zonder die krachtdadige uitwerking. Dat is dus volgens Beza de plaats der verworpenen, die wèl onder de prediking verkeeren, die in het kerkelijke leven zijn opgenomen. Beza kent dus een goddelijk voorbijgaan met de roeping, én een goddelijk steriellaten-blijven van de roeping. In die beide ziet hij een gevolg van Gods haat. Ja, ja, daar is hij nu supralapsarist voor: Zijn plaatje ziet er uit als volgt (voor wat de linkerzijde betreft; links van het standpunt van den steller der opschriften): Dat laatste is geen woordkeus van mij: er staat: contemptus o b 1 a t i Evangelii.

Nu zal ik nooit zoo'n plaatje teekenen. Br onder staat: diepte van Gods oordeelen? Wie heeft Hem eerst gegeven, en het zal hem wedervergolden worden ? Rom. 11 : 36. Ik vrjes, dat het heele plaatje — dit is maar een klein fragment — zelf met dat geweldige woord, dat er onder staat, op gespannen voet staat.

Maar dat kan mij heden niet hinderen. Ik wil nu met aandrang aan onzen hooggeschatten coU. Hoeksema vragen: zoudt U niet willen meehelpen, om die Verklaring te laten wegnemen van de tafel? Ik kan me niet voorstellen, dat u tot uw missionarissen zoudt zeggen: als er een Beza komt, leg hem dan die verklaring voor, en zoo hij weigert, laat hem gaan. Ik zelf zou weigeren, collega Hoeksema. Terwijl ik toch geloof, dat ik zelf gereformeerd ben, en dat U in dat groote Amerika een grootsche taak hebt. Die verspelen uw kerken, als ze zóó gaan binden, dat de Beza's, nog wel supralapsarist, eruit moeten; en wat moeten dan nog die arme, meestal zoo bescheiden eruit ziende infralapsaristen ?

Beza zegt: het evangelie wordt aangeboden. Maar hij is tegen Kalamazoo; dat neem ik op me, te bewijzen.

Beza zegt: de v o c a t i e komt tot allen; maar hij is tegen Kalamazoo (tot allen, n.l. die in de gemeente zijn ingelijfd b.v.)

Beza kent wél een vocatie met tweeërlei UITWER­ KING (ik ook), maar hij kent niet een vocatie (roeping) met tweeërlei INHOUD (ik ook niet).

Want de roeping is geen dogmatisch aphorism e, maar: bevel-belofte, beloftemet-oonditie. De één kan straks de conditie „praesteeren", d.w.z. doen, dank zij Gods genade, dank zij die genade alleen; de ander zal de conditie nimmer nakomen. Maar, — de CONDITIE KRIJGEN ZE ALLEN (in het verbond).

En dat vind ik gereformeerd. Dat vind ik ook een basis om te preeken, in stee van een populair gehouden verhandeling of een noodlotscamouflagelezing te geven.

De roeping (vocatie), zoo zegt Beza, is de or. dinaire dienst van het evangelie (iii, 4'34), — oftewel: de stem des evangelies, klinkende in de kerk door den dienst der menschen.

Die ééne stem zal echter óók in de kerk verschillende uitwerking hebben: niet alle steenen harten worden murw.

En de verworpenen? Beza zegt van hen, wat sommigen tegenwoordig niet eens durven naspreken: Ook hun is de leer der zaligheid aangeboden (sibi oblatam salutis doctrinam).

Dat „aanbod" intusschen is géén Kalamazoo-product bij Beza: zie zijn grimmige plaatje maar: haat eerst, roeping-zonder-effect-gelaten daarné..

Maar het gezagselement, dat in dat aanbod ligt, dat kent ook Beza, iii, 434.

Ik concludeer: onze vrijgemaakte menschen kunnen coU. Hoeksema's gelederen versterken in zijn strijd tegen de gemeene-gratie-leer, die in Amerika haar slachtoffers bij massa's maakt. Maar als hij meenen zou, dat zij met de uitspraak: „de belofte geldt allen" toch, al is 't onbewust, weer de gemeene-gratie accepteeren, dan vergist hij zich in hun en onze bedoeling. En hij kan aan Beza zien, , dat zij niet in de Kalamazoosche netten gevangen zitten. Het staat aan hem, hen te helpen en meteen zijn eigen kerkelijk leven te verrijken. Ik heb ze liever in de kerk dan een stelletje jabroers.

Gemeene gratie ? Ik lees er bij Beza niets van. Ik las bij hem wèl van „commune misère".


-1) Zie overigens inzake conllcere bij Beza ook T. v. Th. 1, 193, 200.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 december 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Supralapsaristische voetangels en klemmen?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 december 1950

De Reformatie | 8 Pagina's