GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Staat het zoo in de Confessie?"(Inzake „Amerika")

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Staat het zoo in de Confessie?"(Inzake „Amerika")

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

We kunnen inzake die „v o o r w a a r d e n" in 't verbond, waarover we overigens gauw uitgesproken zullen zijn (veel breeder heb ik al elders erover gehandeld, en we kunnen niet altijd repeteeren), nog wel even, bij wijze van aanvulling op het gezegde, iets opmerken in terugslag op wat coll. Hoeksema schrijft in het jongste hier aangekomen nummer van The Standard Bearer. Sommige opmerkingen daaruit bewaar ik voor het slot. Ditmaal slechts één enkel punt.

Coll. Hoeksema heeft gelezen, dat ik, inzake die „voorwaarden", verwees naar de inleiding op de voorrede van de Statenvertaling; daarin wordt immers met de sterkste woorden gesproken over Gods beloven, onder voorwaarde van geloof en bekeering.

Hij zegt nu: goed, het staat in die voorrede van de Statenvertaling. Maar wat bewijst dat? Het is wel meer gebeurd, dat kort na een goede en krachtige synode er afval kwam. Kan dat ook niet gelden van die Statenvertaling? Kom me niet aan boord met die Statenvertaling, al is die bezorgd door dezelfde synode die de Remonstranten uitwierp. Maar kom liever aan boord met de confessie zelf. Staat het in de Belijdenis ? Laat d i e maar spreken, als er van voorwaarden in het verbond sprake is; anders aanvaard ik het woord niet.

Nu geloof ik niet. dat, hetzij coU. Hoeksema, hetzij dr J. Ridderbos, zich achteraf van die Statenvertaling mogen afmaken met een sohouderophaling. Het waren geen kinderen, en ook geen verre nazaten van de Dordtsche synode, die ervoor gezorgd hebben; en heel de Statenvertaling draagt het kenmerk, ook in de Kantteekeningen, van het bewuste, vrome, noodzakelijke verzet tegen alle remonstrantisme. Ik hoop nog altijd, , dat één van onze studenten eens zal willen promoveeren op „de dogmatische beteekenis van de Kantteekeningen"; daar zit prachtig materiaal in. En ik zet dat nu al rustig in de krant, op gevaar af, dat anderen het onderwerp ons, d.w.z. ons vrijgemaakten, afsnoepen. Want als een synodalist, propagandist voor de domheden van 1944, soms een dissertatie gaat schrijven, waaruit met kunst-en-vliegwerk „s y n o d a-1 e" honing te puren zou vallen, gehaald uit de bijenkorf van de Kantteekeningen, dan — dat durf ik bij voorbaat verklaren — dan zal die Kamper dissertatie, Broederweg 15, met de stukken k li n n e n bewijzen, dat het een t e n d e n z-geschriftje is geweest. Onder ons gezegd: ik heb met geen één candidaat nog over dit onderwerp een woord gesproken, bij mijn weten. Toch vermoed ik, dat de man, dien ik op het oog heb voor dit onderwerp, om het hem te adviseeren, als hij dit leest, zal denken: dat is op mij gemunt. Ik hoop het, amice. We spreken, als God wil, elkaar wel nader over de zaak; wat mij betreft: ik heb mijn man allang „ontdekt", als h ij maar wil.

Maar dit blijve rusten.

Hoofdzaak is ditmaal de vraag: mag men dezen e i s c h stellen, als het erom gaat, bepaalde menschen, b.v. emigranten uit Nederland, te o n t v a n g e n in eigen kerkgemeenschap? Moet men tot die menschen zeggen: uw eigen opinie MOET met zoo veel woorden STAAN in de confessie, expressis verbis, en anders moog^ ge bij ons niet binnenkomen ?

Ik geloof er geen steek van.

Want God is geen verzamelaar van dogmatischsymbolisch, confessionologisch uitgebalanceerde menschen. Maar Hij is een God der levenden, niet der dooden.

der dooden. Als ze mij, ondergeteekende, K. S., in de gereformeerde kerk van Kampen, pas zouden hebben willen accepteeren als belijdend lid, wanneer ik u i t g e b a-lanceerd was in boven-omschreven zin, dan was ik nooit geaccepteerd. Ik geloof, dat ik pas een beetje wijs geworden ben in symboliek, en confessie-k ü n-de (kunde!), nadat ik in Kampen een leeropdracht ontvangen had, en daarmee den tijd gekregen had om te studeeren.

Ik geloof echter ook, dat de kerkeraad van Kampen mij terecht heeft toegelaten, niet op grond van mijn confessiono logische bekwaamheid, die destijds geene was, maar op grond van het feit, dat ik van harte begeerde, te leven naar de confessie, en op grond van mijn bereidverklaring, mij te onderwerpen aan het kerkelijk vermaan, b ij a 1 d i e n het zou mogen blijken, dat mijn inzichten niet strookten met de door de kerk eerlijk uitgelegde en geïnterpreteerde confessie. Die belofte heb ik gemeend, en i'k heb me er ook aan gehouden, wat ook door confessieverknoeiers, als den synodocratischen zeloot dr A. de Bondt op dit punt worde gesmaald.

Zoo zou ik ook onze emigranten willen zien. Collega Hoeksema heeft van God de groote genade, én de enorme roeping ontvangen, in dat wijde Amerika een zoutend zout en een lichtend licht te wezen. Een reuzentaak. Ik heb door dat wijde Amerika mogen reizen, en daar heele landen gezien, waar geen spoor van een gereformeerde kerk te vinden was. Ik heb toen vaak gedacht: wat een taak, om hier de kerk van Christus te vertegenwoordigen. Ik zie in de kerk heel wat mannen en vrouwen, die geen, haar wijzer zijn dan ik, toen ik belijdenis deed. Ik zie het als een voorrecht, hen te mógen vergaderen, en hen te bezweren: om Gods wil, maak het aantal kerkjes niet grooter dan het i s. En als ik hen dan zie komen, den één gejaagd door socialistenwind, den ander door communistenvrees, den derde door den honger in zijn gezin, en ze zouden mij vragen: m a g ik in Uw kerk, die ik erken, den Heere loven, dan zou ik niet vragen: onderwerp je aan een examen, waaruit blijken kan, dat al wat je aan theologische termen gebruikt, in de confessie óók al zóó in terminologisch geijkte formule is uitgedrukt, m.a.w., dat je goed napraten kunt, en een lesje van buiten hebt geleerd. Ik zou óók niet zeggen: kom maar binnen, goeie man, en laat de confessie maar waaien.

Ik zou hun vragen: wat jij daar leert, s t r ij d t dat ook met de confessie?

In dat geval, en alleen in dat geval, moeten we eens praten, want de confessie is geen stukje doctrinein-extract, doch een uitdrukking van wat een christen n o o d i g is te gelooven.

En als collega Hoeksema het daarmee eens is, en ik geloof dat eigenlijk wel van hem, want ook hij is door smartelijke wegen heen geleid, dan zou ik me strikt beperken tot déze vraag: strijdt jouw gevoelen tégen de confessie ? Zoo ja, dan moet ik, als dat strijden bewezen is, met herleiding van de grondvragen tot de confessioneele inhouden, met jou eens ernstig praten: we zijn geen open veld, maar kerk van Christus.

Maar ik zou hem niet vragen: staat jouw gevoelen al met zooveel 1-e-t-t-e-r-s in de confessie? Want ik zou probeeren te bedenken, dat de confessie ouder is dan mijn tijdgenooten. En dat zij alleen maar noteert, wat als formulier van eenighei dwil gelden.

Welnu, ' als nu collega Hoeksema wil vragen: die voorwaardenleer, strijdtdie met de confessie? , dan komen we verder. Dan wil ik hem zeggen:

ik neem aan te bewijzen, dat de é é n e voorwaardeleer met de confessie s t r ij d t. En dat de andere er volmaakt mee strookt.

Maar daarover dan de volgende maal.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 januari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

„Staat het zoo in de Confessie?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 januari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's