GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Hoe men de Friegen voorlicht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe men de Friegen voorlicht

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1945 heeft de generale synode der gebonden en der bindende kerken den term: schijndoop, tevoren ook door propagandisten van de synodale doopleer vrijmoedig gebruikt, afgewezen en uitgesproken „met de haar verleende profetische autoriteit" dat „naar het Qordeel der synode de doop, die bediend is aan hen, die later in ongeloof het sacrament verwerpen, nimmer als schijndoop mag worden aangemerkt, omdat de doop, op Gods souverein bevel in Christus' kerk bediend) nimmer ledig en ijdel kan zijn".

Dat lijkt krachtige taal.

Maar de vragen, die ze oproept, zijn vele.' Zoo is het „naar het oordeel der synode".

Is dat een bindend oordeel? Is dat ook het oordeel der belijdenis? Bedoeld als een naspreken van het oordeel der Schrift? Werd hier met den term „schijndoop" ook de leer van tweeërlei doop, een doop voor de uitverkorenen en een anderen doop voor de niet uitverkorenen; van een vollen en van een niet-vollen doop afgewezen en het praeadvies op dit punt verloochend ?

De synode laat ieder hier „profetisch" in den mist.

Ze zegt: de doop, bediend aan hen, die later het sacrament in ongeloof verwerpen, kan nimmer ledig en ijdel zijn.

Die laatste woorden staan in Art. 33 N.G.B.: „Zoo zijn dan de teekenen niet ledig en ijdel om ons te bedriegen". Waarom heeft de synode niet eenvoudig naar dit artikel verwezen? Omdat in art. 33 op deze woorden volgt: „Want Jezus Christus is hun waarheid, zonder wien ze niet met al zijn zouden". Maar dat Jezus Christus de waarheid van den doop is, ook als hij bediend is aan hen, die later het sacrament in ongeloof verwerpen, dat heeft de synode niet geleerd. En daarmee onder afwijzing van den term „schijndoop" de leer van tweeërlei doop ten volle gehandhaafd.

(Ds) C. V. d. W(oude) van Leeuwarden komt het in het Friesch Kerkblad bewijzen. Hij is zeer boos op vrijgemaakten, die nog steeds van „schijndoop" als de leer zijner kerken spreken. En op synodale menschen, die aan zulk spreken geloof hechten: , , De gedachte, alsof de Gereformeerde Kerken een schijndoop zouden leeren, komt óf uit grove onkunde óf uit kwaadwilligheid voort."

Onkunde. Grove onkunde nog wel. Of kwaadwilligheid.

Daar kunnen de vrijgemaakten het mee doen.

Daar kunnen de vrijgemaakten het mee doen. Edoch, met een variant op een bekend spreekwoord zou men kunnen zeggen: „fortiter in verbis, suaviter in re", als de menschen groote woorden gebruiken staat er het met hun zaak maar slapjes voor.

Hetgeen (Ds) C. v. d. W(oude) terstond bewijzen komt.

Want om te wederleggen, dat zijn kerken een schijndoop zouden leeren, zegt hij: „kinderen des verbonds hebben, krachtens de belofte, die God aan de gelovigen en hun zaad gegeven heeft, recht op de doop en zo'n doop, die op Gods bevel wordt bediend, mag nimmer als een „morsen met water" worden gedevalueerd. AI zou zo'n .dopeling zich later in ongeloof van de Here afkeren, dan heeft zijn doop nog betekenis".

We zijn het er van harte mee eens, dat óók in zoo'n geval de doop beteekenis heeft.

Welke?

(Ds) C. V. d. W(oude) schrijft: „Wel niet de betekenis, dat die hem van de vergeving van zijn zonden verzekerde, maar wel, dat die hem opriep tot bekering en, vermaande om alsnog in berouw en verootmoediging de God des verbonds te zoeken".

Wel verstaan werden die doopelingen dus wèl door den doop „vermaand en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid", maar nóch de Vader, nóch de Zoon, nóch de Heilige Geest heeft aan die doopelingen beloofd wat het Doopsformulier opsomt.

Een doop zonder beloften. Een doop met al de eischen. Een doop van een bedriegelijk God.

Want deze God roept tot berouw en verootmoediging zonder voorafgaande beloften van genade.

Een halve doop. Dat is géén doop. Maar er i s gedoopt. Dus een schijndoop. Zoo schrijft (Ds) C. v. d. W(oude).

Kwaadwilligheid tegen zijn kerken mag ik bij hem net zoo min veronderstellen als hij bij mij.

Onkunde constateer ik. Grove onkunde. Op gevaar af, dat hij dat grof van mij vindt.

Is Friesland zóó ingeslapen, dat het zich zóó laat „leiden"?

Waaraan is Friesland nog trouw?

Slechts aan de mythe van de „Friesche trouw", vrees ik.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 januari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Hoe men de Friegen voorlicht

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 januari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's