GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Generale Synode der Geref. Kerken in Nederland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Generale Synode der Geref. Kerken in Nederland

DINSDAG 16 OCT.-WOENSDAG 34 OCT.

36 minuten leestijd Arcering uitzetten

DINSDAG 16 OCT.—WOENSDAG 34 OCT.

GEESTELIJKE VERZORGING MILITAIREN.

Dinsdag 16 Oct. rapporteerde ds W. de Graaff namens commissie IV i.z. rapport van de commissie benoemd door de classis Groningen tot steun van de kerk van Batavia en de geestelijke verzorging van militairen.

Ds V, Bruggen constateerde dat uit het rapport blijkt dat de mening als had de synode van Amersfoort het instituut van legerpredikanten verworpen en in plaats daarvan dat van leeupredikanten gesteld van alle grond ontbloot is. Spr. stelde voor de nog aanwezige gelden, m de lias van de door de classis Groningen benoemde commissie, te verdelen onder de kerken welke een garnizoen in haar ressort hebben.

Ds F. de Vries deed een suggestie over de verdeling der gelden aan de hand en vroeg naar de kascontrole.

Ds Ten Hove vroeg naar de bezwaren welke enkele legerpredikanten hadden en waarschuwde voorzichtig te zijn met de verdeling van het geld.

Oud. Evink vestigde de aandacht op de financiële moeilijkheden van de classis Harderwijk.

Ds Den Boeft vroeg of de kerk van Semarang het geld kan krijgen voor de verzorging van de militairen.

Ds de Graaff merkte op dat de synode al een besluit had genomen I.z. legerpredikanten. T.a.v. de besteding van het geld had spr. geen bezwaar om de kerk van Semarang daarbij in te schakelen.

Over de bezwaren van een paar legerpredikanten zei spr. dat deze zich In de steek gelaten voelden.

De suggestie van br. Evihk wilde spr. niet overnemen. Ds Vink stelde voor het geld niet voor gamizoenskerken te besteden en deed een voorstel om het geld in overleg met de legerpredikanten aan te wenden voor onze militairen.

Ds V. Bruggen deed nog enkele mededelingen over de moeilijkheden van de legerpredikanten. De bezwaren van deze predikanten zijn nu weggenomen.

Ds Den Boeft maakte nog een paar opmerkingen over de werkzaamheden van de commissie van de classis Groningen. Spr. zou nadere bezinning op het voorstel ds Vinit wel gewenst achten.

De Praeses deelde mede dat het voorstel van ds Vink enigszins gewijzigd was.

Ds De Graaf beantwoordde de sprekers en zei geen bezwaar te hebben tegen het amendement van ds Vink.

De voorstellen van de commissie inclusief het amendement van ds Vink werden aanvaard met alg. stemmen.

Ds V. Bruggen diende nu een voorstel in inhoudende een eerder genomen besluit te wijzigen. (Zie ons blad van 9 October besluit 2). Dit voorstel werd aanvaard met 1 stem tegen en 2 onthoudingen.

Het voorstel van de commissie luidde als volgt: De Generale Synode, overwegende,

1. dat de grond van het aan de classis Groningen gedane verzoek inmiddels niet meer aanwezig is;

2. dat er nog een aanzienlijk bedrag aanwezig is in de kas van de door de classis Groningen benoemde commissie;

3. dat deze gelden zijn gegeven voor militairen die leden van onze kerken zijn en daartoe dienen te worden aangewend;

ibeslult:

1. de classis Groningen dank te zeggen voor de verrichte arbeid;

2. het la 1948 gedane verzoek niet te hernieuwen;

3. de classis Groningen te verzoeken de nog aanwezige gelden te blijven bestemmen voor de geestelijke verzorging van militairen, door ze aan te wenden tot steun van de arbeid onder militairen op Nieuw-Gulnea en van de arbeid der Geref. legerpredikanten, zulks in overleg met deze Geref. legerpredikanten en die gamizoenskerken die i.v.m. haar geringe zielental en de grote garnizoenen op haar terrein hulp behoeven;

4. van dit besluit kennis te geven aan de classis Groningen.

Voorts, wat betreft het verzoek, gedaan door de classis Groningen, luidende: „besluiten te nemen inzake de geestelijke verzorging van Nederlandse militairen in Europa, , welke naar alle waarschijnlijkheid in Duitsland (bezettingsleger) en Frankrijk zullen worden geplaatst, stelt uw commissie het volgende voor:

De Gen. Sjmode, kennis genomen hebbende van 't verzoek van de classis Groningen,

overwegende,

a. dat de classis geen concreet voorstel doet;

b. dat een regeling als gevraagd thans praematuur zou zijn;

c. dat de bedoelde verzorging allereerst ligt op de weg der kerkeraden;

besluit:

1. aan dit verzoek niet te voldoen;

2. van dit besluit kennis te geven aan de classis Groningen.

NED. ZENDINGSRAAD.

Ds Janssen rapporteerde over een verzoek van de P. S. van Groningen om geen waarnemers te zenden naar de Ned. Zendingsraad, zoals Amersfoort besloot. De commissie oordeelde dat op het verzoek van Groningen niet mgegaan behoefde te worden daar deze zaak geen actuele betekenis meer heeft.

Oud. De Vries merkte op dat aan het besluit van Amersfoort nooit uitvoering werd gegeven.

Het voorstel van de commissie werd met stemmen aangenomen. algemene

SAMENWERKING MET CHR. DEPUTATEN. GEREF.

Ds Van Bruggen rapporteerde namens het presidium over een verzoek om samenwerking met Chr. Geref. deputaten m de verdediging van het reformatorisch beginsel, teneinde samen te werken in de strijd tegen Rome.

Het presidium stelde voor, aangezien de verdediging van het reformatorisch beginsel niet beperkt mag blijven t.a.v. Rome en aangezien de samenwerking met andere „kerken" van Geref. belijden In strijd is met het Geref. belijden, aan het verzoek van de Chr. Geref. deputateu niet te voldoen.

Prof. Schilder was het met 't voorgestelde eens, doch had bezwaar tegen een uitdrukJting dat de Hlere tot de volmaking der heiligen alleen herders en leraars heeft gesteld.

Oud De Vries vroeg of hiermede een uitspraak gedaan werd over het evangelistenambt.

De vergadering verzocht eerst het voorstel schriftelijk voor zich te mogen hebben. Aldus besloten.

NAAM DER KERKEN.

Ds Van Bruggen rapporteerde daarna over een verzoek van de P. S. van Utrecht om de kerken te vragen de toevoeging „art. 31 K.O." alleen in uiterste noodzaak te gebruiken.

Het praesldium vestigde er de aandacht op dat de naam van onze kerken is en blijft: „Gereformeerde Kerken In Nederland". „Art. 31 K.O." is slechts een postale aanduiding.

Aangezien de uitspraken van vorige Synoden duidelijk genoeg zijn stelde het praesldium voor geen nieuwe uitspraak te doen.

Dit werd met algemene stemmen aanvaard. Hierna werd de zitting geschorst tot Woensdagmorgen,

DE GRENZEN VAN HET ZENDINGSTERREIN.

Oud. Troostheide rapp. Woensdagmorgen i.z. 'n brief met aangehecht rapport van de vergadering van de kerken van Oost-Soemba/Savoe d.d. 18 Januari 1951.

De Kerken op Oost-Soemba stelden voor:1. Om ongedaan te maken 't besluit van de Synode van Amersfoort, waarin gezegd wordt, dat het eigenlijke zendingswerk ui O.-Soemba beschouwd moet worden als aflopend.

2. Om te besluiten dat van het zendhigsterrein de grenzen niet mogen worden vastgesteld.

3. Om te besluiten, dat alle zaken, die het zendingswerk in Indonesië raken, besproken moeten worden met de kerken van O.S./S., alvorens een beslissing dienaangaande te nemen, zo mogelijk door voor de Kerken van O.S./S. de weg te openen om afgevaardigden te zenden naar de Generale Synode.

4. Om te besluiten, dat de Acta van de G. S. van Amersfoort alsnog behoren gezonden te worden aan de Kerken van O.S./S.

De commissie stelde voor uit te spreken, dat over de vragen 1, 3 en 4 reeds een beslissing gevallen is en over vraag 2 geen uitspraak te doen, daar het niet bij voorbaat en als zodEmig tot de taak der G. S. behoort om de grenzen van het zendingsterrein vast te stellen en het kiezen van het arbeidsterrein op Soemba ca. behoort tot de taak van de Kerk van Zwolle en de met haar samenwerkende Kerken.

Ds Keuning achtte het niet juist te stellen, dat het tot de taak van de Kerk van Zwolle en de met haar samenwerkende Kerken behoort. Er zijn alleen steunende Kerken.

De rapporteur en ds Jongeling antwoordden op de gemaakte opmerkingen, waarbij laatstgenoemde voorstelde om te lezen: „behoort tot de taak van de Kerk van Zwolle en eventueel van de met haar samenv/erkende Kerken".

Ds Keuning stelde voor een tweetal redactionele amendementen, o.m. om weg te laten de toevoeging dat het kiezen van het arbeidsterrein op Soemba e.a. behoort tot de taak van de Kerk van Zwolle en de met haar samenwerkende Kerken.

Dit werd door de commissie overgenomen. De voorstellen werden met algemene stemmen aanvaard.

Oud. Troostheide rapporteerde over een schrijven van br. A. D. V. Aken e.a. i.z. de zendingsarbeid. De commissie stelde voor te antwoorden dat de onderwerpen in deze brief genoemd vrijwel alle reeds door de synode werden behandeld. Het schrijven werd bovendien aan alle kerken gezonden, zodat ook de kerkeraden met de gemaakte opmerkingen rekening kunnen houden.

Dit voorstel werd aangenomen met 1 stem tegen en 2 onthoudingen,

OVER DE HOOFD-EN HULPDIENSTEN.

Ds J. van Dijk rapporteerde nu namens commissie Hl i.z. , , Barmhartigheidsbetoon en Onderwijs op het Zendingsveld".

De commissie stelde voor daar het tot de taak van de zendende kerken en haar dienaren behoort om uit te maken, wat de werkzaamheden van de uitgezonden dienaren op het zendingsveld omvatten en van welke hulp zij eventueel bij de uitvoering van hun taalt gebruik zullen maken, over deze materie geen nadere uitspraak te doen.

Oud. Troostheide vreesde dat de vrijheid zonder enkele regels kan leiden tot ongebondenheid en diende een voorstel in, waarin werd gesteld de hulpdiensten over te laten aan verenigingen, welke in nauwe samenwerking met de zendende kerken dienen te arbeiden.

De rapporteur was hier niet zo bezorgd voor en meende dat we de kerken geen krukken moeten meegeven. We moeten de kerken vrij laten.

Ds Schilder vond de beantwoording zoals de commissie die voorstelt wel wat kort. Er moeten overgangsbepalingen zijn. Duidelijker moet gezegd worden waarom we een andere weg inslaan.

Prof. Schilder was van hetzelfde gevoelen. Spr. geloofde, dat algemene regelen voor 't zendingswerk niet te ontgaan zijn. Spr. adviseerde om in de uitspraak te doen uitkomen de huidige situatie, waarin we gekomen zijn.

Ds Van Dijk merkte op, dat de Synode geen taak heeft om meer uit te spreken.

Besloten werd de verdere behandeling uit te stellen tot de avondvergadering, opdat de leden zich nog even nadei kunnen bezinnen.

UITZENDING VAN DIENAREN.

Ds Van Dijk rapporteerde daarna over de uitzending van dienaren. De commissie stelde voor dit aan de plaatselijke kerken over te laten al of niet in samenwerking met andere kerken.

Ds Lok meende dat dit voorstel in strijd kwam met het besluit l.z. het to acht nemen van de kerkelijke ressorten, waarbij ds Schilder zich aansloot.

Ds Van Dijk antwoordde, dat we hier moeten kiezen tussen dit voorstel en het vorige wijzigen of het vorige laten staan en dit wijzigen.

Ds Lok vond het beter om te verwijzen naar het vorige week genomen besluit, waarbij ds H. J. Schilder zich aansloot.

Oud. v. Popta en ds Schilder maakten opmerkingen, waarbij de laatste spr. zei dat onvoldoende aandacht geschonken is aan voorstellen uit de kerken.

Het voorstel VEin de commissie werd verworpen met 14 tegen 12 stemmen en 2 onthoudingen.

Een voorstel van ds Vink werd aangenomen met 14 tegen 13 stemmen en 1 onthouding.

Dit voorstel luidt: „dat het aan de zendende kerken en aan de eventueel met haar samenwerkende kerken kan worden overgelaten op welke wijze zij de uitzendtog van ambtsdragers tot de zendlngsdienst zullen regelen".

Hierna werd de vergadering verdaagd tot 7 uur.

SAMENWERKING MET CHR DEPUTATEN. GEREF.

's Avonds kwam In behandeltog het verzoek van deputaten „tot versterking en verdediging van het refor-

matorisch beginsel", benoemd door de G. S. van de Chr. Geref. Kerken A.D. 1950 te 's-Gravenhage gehouden, om ook soortgelijke deputaten te benoemen.

De praeses ds v. Bruggen deed mededeling van een nieuw voorstel, ingediend door ds Vink, ds Brink en ds Den Boeft, waarin geoordeeld werd dat het niet tot de taak van de G. S. noch ook van deputaten behoort deze arbeid te verrichten en derhalve voorstelt aan het verzoek niet te voldoen.

Ds V. Bruggen beantwoordde eerst de sprekers van de vorige avond.

Prof. Schilder adviseerde tot enkele redactiewijzigingen. Het voorstel van het praesidium werd aangenomen met 21 tegen 9 stemmen.

„HOOFD-EN HULPDIENSTEN".

Verder werd gegaan met de behandeling van deze materie, welke in de middagvergadering reeds aan de orde was geweest.

Ds Schilder zeide een voorstel in embryonale toestand te hebben, waarover hij een prae-advies gaf.

De praeses stelde voor eerst te stemmen over de voorstellen van de commissie. Deze werden aanvaard met 20 tegen 10 stemmen.

Oud. Troostheide verlangde aantekening dat hg tegen gestemd had en generlei gevolgen van dit besluit voor zijn rekening neemt.

INZAKE TUCHT DOOR EN OVER MISS. DIENAREN DES WOORDS.

Ds Ten Hove rapporteerde over voorstellen van de P.S. van Z.-Holland en de P.S. van Utrecht i.z. opzicht en tucht door en over missionaire dienaren des Woords.

De commissie stelde voor aan de verzoeken van de part. synoden niet te voldoen, daar deze zaak behoort tot de taak van de zendende kerk en de eventueel met haar samenwerkende kerken.

Ds Schilder wees er op, dat de tucht over dienaren wel omschreven is in de K.O. Spr. voelde voor een aanvullende regeling.

Ds Ten Hove oordeelde, dat we dit aan de kerken moeten overlaten. Een aanvullende regeling is praematuur.

Ds Keuning stelde een redactiewijziging voor. Ds Schilder merkte op, dat de kerken van Utrecht concrete voorstellen ingediend hebben.

Ds Van Bruggen achtte de voorstellen te algemeen gesteld. De voorstellen van de P.S. van Utrecht worden m de voorstellen van de commissie niet juist weergegeven.

Ds Ten Hove merkte op dat de voorstellen van de P. S. Utrecht niet uit de practijk geboren zijn.

Ds Vink vestigde er de aandacht op dat de practijk /eert, dat er hier een leemte Is.

Ds Schilder meende dat de voorstellen van Utrecht uit de Schrift opkomen. Spr. deelde mede dat ds Jongeling een amendement heeft ingediend, waarin wordt gesteld dat de regeling van de wijze van opzicht en tucht allereerst behoort tot de taak van de desbetreffende kerken.

Ds Ten Hove beloofde dat de commissie deze zaak nogmaals zal bezien.

ZENDINGSRAPPORTEN NIET IN DE ACTA.

Ds Vink verdedigde het voorstel van de P. S. van Utrecht, om de 5 rapporten van de deputaten i.z. de zending in de acta op te nemen.

Ds De Vries vond het ook nodig de rapporten op te nemen hoewel dit plm. ƒ 800.— zal kosten.

Ds Jongeling zei, dat alle kerkeraden één 'óf meer exemplaren hebben, zodat opname in de acta niet nodig is.

Het voorstel vem de P. S. Utrecht verwierf 8 stemmen, zodat dit verworpen was.

„STRAFBEPALING OP HET ROND-PREKEN DOOR STUDENTEN",

Ds P. de Vries kwam nog terug op de z.g.n. strafbepaling op het rondpreken van studenten. Spr. meende dat het niet op de weg der synode ligt een bepaling te maken t.o.v. hen, die zich niet aan de regeling van het rondpreken hebben gehouden. Ds De Vries diende hieromtrent een voorstel in.

Oud. De Vries meende, dat de strafbepaling vervallen was. Spr. steunde het voorstel van ds De Vries.

Prof. Schilder dacht er ook zo over. Spr. vond een algemene strafbepaling onjuist. Als men de regel overtreedt dan ligt de schuld ook bij de kerkeraden.

Ds Lok oordeelde dat de overweging dat de synode geen recht zou hebben hierover iets te bepalen onjuist is. Spr. is voor het voorstel, doch uit andere motieven.

Oud. Troostheide stelde voor het gehele besluit terug te nemen.

De Praeses meende, dat er geen reden was op het besluit zelf terug te komen.

Ds De Vries merkte op, dat het niet zijn bedoeling Is, het de studenten gemakkelijker te maken het besluit te overtreden. Het gaat er over dat de Synode hier geen recht en geen taak heeft.

Het voorstel werd aangenomen met 3 stemmen tegen.

ZAKEN CL. ROTTERDAM EN P. S. ZUID-HOLLAND.

Ds Den Boeft rapp. Vrijdag over een vraag van de classis Rotterdam i.z. de hantering en toepassing van de art. 30, 31 en 46 K.O.

De commissie stelde voor: a. de zienswijze van de classis t.a.v. de art. 30 en 31 af te wijzen en b. de zienswijze van de P. S. van Zuid-Holland t.a.v. art. 46 onjuist te verklaren.

Ds De Vries vroeg of we hier met een appèl dan wel met een vraag (quaestio) te doen hebben. Spr. wilde het behandeld hebben als een appèl.

Ds De Graaff dacht er ook zo over.. Ds Den Boeft had er geen bezwaar tegen. De Praeses adviseerde de vraag van appèl of quaestio In 't midden te laten, daar we in ieder geval een uitspraak moeten doen in dit t-\yistgeding.

Aan de bespreking over punt a. werd deelgenomen door ds F. de Vries, ds Schilder; oud. H. J. V. d. Meulen, ds Vink, oud. v. Popta. De sprekers' werden door. ds Den Boeft en ds Jongeling beantwoord.

In tweede ronde voerden het woord ds F. de Vries, ds Hettinga en oud. v. Popta.

De voorstellen onder a. werden aanvaard met alg-. stemmen.

Aan de bespreking over punt b. werd deelgenomen door ds De Graaff, ds Keuning, oud. v. d. Meulen, oud. V. Popta.

De vraagstellers werden beantwoord door ds Den Boeft en ds Jongeling.

De commissie stelde voor om uit te spreken:

1. dat elke kerkelijke vergadering het recht heeft om zelf te bepalen of zij een revisieverzoek in behandelingbehoort te nemen, ja dan neen;

2. dat de P. S. van Zuid-Holland bij het niet in behandeling nemen van hot bezwaarschrift van de classis Rotterdam i.z. de Noodwet-Ouderdomsvoorziening, ten onrechte als argument heeft aangevoerd , , dat zij zich niet behoort te vermeten op te treden als meerdere vergadering van een van haar voorgangsters" aangezien deze uitspraak in haar algemeenheid onjuist moet worden geacht;

3. dat de classis Rotterdam, in haar verzoek om revisie ten onrechte zich beroepen heeft op art. 46 K.O.

Prof. Schilder stelde nog een redactie-wijziging voor, welke werd aanvaard, waarna deze voorstellen met alg. stemmen werden aangenomen.

Ds Lok rapporteerde namens • commissie IV over het bezwaarschrift van de brs. en zrs. uit Rotterdam-Kralingen. Deze zaak had reeds eerder gediend doch werd naar de conunissie terugverwezen. Er was nu een nieuw rapport over deze appèl-zaak.

Aan de bespreking werd deelgenomen door ds F. de Vries, ds Jongeliag, oud. v. d. Meulen, ds De Graaff, ds Den Boeft, Prof. Schilder, oud. Boiiwman, ds Brink en ds Lok.

Op voorstel van ds Vink werd een commissie benoemd ten einde het rapport en de voorgestelde conclusies nader te bezien en hierover aan de Synode te rapporteren.

In de commissie werden benoemd ds Den Boeft, ds De Graaff, ds Lok, oud. Poppe, ds Vink, ds De Vries en als adviseurs de professoren Deddens en Schilder.

Deze commissie kwam op Dinsdagavond 23 Oct. met het volgende voorstel:

„De Generale Synode van De Gereformeerde Kerken A.D. 1951 in vergadering bijeen te Kampen kennis genomen hebbende

van onderscheidene rapporten terzake van een aantal bij haar ingekomen stukken, te "Weten

1. een schrijven aan de roepende kerk der Generale Synode van De Gereformeerde Kerken te Kampen van den volgeuden inhoud:

„Weleerwaarde en Eerwaarde Heeren en Broeders, In verband met het feit dat Uw kerkeraad den 12den Juli 1951 heeft vastgesteld als laatsten datum, waarop stukken voor het Agendum der Generale Synode kunnen worden ingezonden, komen ondergeteekenden met het vriendelijk verzoek, om hun bezwaarschrift, dat vóór dien datum niet gereed kon zijn, alsnog te willen voegen bij die stukken die door U aan de Generale Synode zullen worden overhandigd.

Met broedergroeten en heilbede", (volgen 45 onderteekeningen).

2. 52 getypte bladen folio, waarin de bezwaren worden uiteengezet en waarin wordt gevraagd van de Generale Synode '••'

a.6 uitspaken ten aanzien van de particuliere synode van Zuid-Holland 1951,

b. 7 uitspraken ten aanzien van de classis Rotterdam, c. 18 uitspraken ten aanzien van den kerkeraad van Rotterdam-Kralingen. x'Si^'.ïs^'-swgjRs, ', ': 'f:

3. Bijlagen bij 2: . «öf vwC»e; : & t tö^. a. rapport over de handelingen der visitat'örén, "• ''

b. aanvullend rapport van de visitatoren, •

c. bezwaarschrift van den Kerkeraad tegen de rapporten van visitatoren;

d. rapport van de classicale commissie tot onderzoek van het bezwaarschrift van den kerkeraad;

e. brief d.d. 12 Februari 1951 door de bezwaarden gericht aan den kerkeraad van Kralingen in verband met hun apart vergaderen des Zondags.

4. 226 nagekomen stukken. Daaronder bevinden zich een 60-taJ brieven van den kerkeraad onderteekend door den praeses en den scriba; een stuk geteekend door 40 belijdende leden gericht aan de visitatoren; een paar geteekende stukken van de visitatoren aan de bezwaarden en voorts vele ongeteekende doorslagen; 33 kerkbladen; 9 publicaties en 11 diverse stukken. constateerende

a. dat in het onder 2 vermelde stuk o.a. voorkomen klachten en beschuldigingen betreffende den predikant en den kerkeraad van Rotterdam-Kr'alingen, sommige leden van de kerk aldaar en verschillende kerkelijke vergaderingen;

b. dat deze klachten en beschuldigingen wel worden gesteld, doch voor een deel niet worden bewezen, terwijl van vele geldt dat zij niet ten overstaan van deze synode behoorden te worden geuit, wijl zij — om welke reden dan ook — voor wat de materie betreft, nog niet waren gebracht ter plaatse, waar zij naar de Heilige Schrift en de K.O. behoorden te zijn gebracht;

c. dat in het onder 2 vermelde stuk vele en velerlei uitspraken van deze synode worden gevraagd betreffende zaken, die — om welke reden dan ook — niet alleen op de mindere vergaderingen niet zijn afgehandeld, maar daar zelfs-nog niet zijn gebracht; overwegende

1. dat de Heere ons gebiedt des naasten eer en goed gerucht naar ons vermogen voor te staan en te bevorderen en ons verbiedt iemand lichtelijk en onverhoord te oordeelen of te helpen veroordeelen (H. Cateeh. Zondag 43), en ons ook beveelt: , neem tegen een ouderling geen beschuldiging aan, anders dan onder twee of drie getuigen" (1 Tim. 5 : 19);

2. dat de bezwaarde brs en zrs te Rotterdam-Kralingen voor hun bezwaren ter aangewezen plaatse menigmaal geen gehoor vonden, het welk aajistonds en naar goede orde bereid was hun te hulp te komen, en dat het mede daaraan toe te schrijven is, dat zij soms klaagden daar waar zij nog niet behoorden te klagen;

3. dat de Generale Synode t.a.v. het haar thans voor­ gelegde niet bevoegd is te handelen over den zakelijken inhoud van die klachten en beschuldigingen, welke niet ter behandeling aan de particuliere synode van Zuid-Holland zijn voorgelegd geweest; spreekt uit

I. dat ook de appelleerende brs en zrs te Rotterdam-Kralingen zich in hun bezwaarschrift in het sub a—c geconstateerde niet stipt hielden aan de Heilige Schrift en de K.O.;

II. dat zij de door de appellanten in hun bezwaarschri.ft sub O 1—18 gevraagde uitspraken t.a.v. den kerkeraad en den predikant van Rotterdam-Kraliagen reeds hierom niet mag doen wijl de materie daarvan op geen particuliere synode van Zuid-Holland heeft gediend;

III. dat zij de door de appellanten in hun bezwaarschrift sub B 1, 2, 3, 6 en 7 t.a.v. de classis Rotterdam gevraagde uitspraken evenmin mag doen, wijl de materie ook hiervan op geen particuliere synode van 2nid-Holland heeft gediend;

voorts constateerende

dat de particuliere synode van Zuid-Holland 1951 in haar vergadering van 1 Augustus een uitspraak deed met betrekking tot de haar door 43 belijdende leden van Rotterdam-Kralingen voorgelegde vragen; overwegende

a. dat deze Generale Synode bevoegd is te handelen over de tegen voormelde uitspraak der particuliere synode van Zuid-Holland 1951 bij haar ingebrachte bezwaren;

b. dat de kerkeraad van Rotterdam-Kralingen ook zelf medewerking heeft verleend aan den arbeid van de visitatoren der classis Rotterdam in de kerk van Rotterdam-Kralingen ;

c. dat de kerkeraad van Rotterdam-Kralingen aanvankelijk bij 'de classis Rotterdam ook geen bezwaar inbracht tegen het beleid der visitatoren;

d. dat hij dit pas deed, nadat de classis het beleid der visitatoren had aanvaard en hun advies had goedgekeurd; .

e. dat daarom niet gezegd kan worden, dat de classis Rotterdam, nadat zij de tegen het rapport der visitatoren ingebrachte bezwaren van den kerkeraad van Rotterdam-Kralingen ongenoegzaam had geoordeeld, in haar verder handelen op grond van de rapporten der visitatoren heerschte over de kerk van Kralingen;

f. dat het diep te betreuren is dat het zover heeft kunnen komen dat de classis Rotterdam (29 December 1950, zie ook 5 Januari 1951) meende te moeten uitspreken dat het voor de bezwaarde brs en zrs destijds onmogelijk was te komen tot een samenspreking met de kerkeraad alleen;

g. dat het in liet licht der voormelde uitspraak der classis Rotterdam te meer te betreuren is, dat deze classis, in plaats van vóór alles met de kerkeraad van Rotterdam-Kralingen te handelen terzake van het niet uitvoeren van wettig door haar genomen besluiten (21 Juni 1950 en 9 Maart 1951) n.l. het herstellen van een inzake de ambtsneerlegging van br. Blok gemaakte fout, deze besluiten in haar vergadering van 20 Maart 1951 wel niet „doorstreepte" maar toch ook zelve krachteloos .maakte doordat zij in haar verder handelen ophield van den kerkeraad te verlangen de aangewezen fout te herstellen en dus zoo den eerstgevolgden weg voorshands verliet;

h. dat de classis Rotterdam blijkens een overgelegd verslag van de vergadering van de classis in haar vergadering van 22 Juni 1951 uitsprak;

„De classis Rotterdam enz. overwegende:

a. dat het besluit van de kerkeraad van Kralingen te berusten in de ambtsneerlegging van br. E. Blok, zonder te oordelen en te willen oordelen over de redenen, , die br. E. Blok tot neerlegging van zijn ambt noopten (brief kerkeraad aan br. E. Blok, d.d. 18-l-'50) één dei; ernstige grieven is gebleken, die zovele brs en zrs in Kralingen bezwaard heeft gemaakt t.a.v. hun kerkeraad;

b. dat op vergaderingen van de classis Rotterdam één en andermaal (n.l. 21 Juni 1950 en 9 Maart 1951) het genoemde besluit van de kerkeraad door de classis is aangemerkt als een fout, een verkeerde handeling van de kerkeraad, die hersteld diende te worden: omdat in een ambtsneerlegging nooit kan of mag worden berust dan steeds na serieuze toetsing van de aangevoerde argumenten;

c. dat de kerkeraad van Kralingen reeds in de samensprekingen met visitatoren (April en Mei 1950) meedeelde wel bereid te kunnen zijn tot het terugnemen van zijn berusting in de ambtsneerlegging van br. Blok, zij het dan zonder onmiddellijk ambtsherstel;

d. dat de kerkeraad van Kralingen deze bereidverklarlng opnieuw heeft uitgesproken in een samenspreking met de commissie-Ds Knoop (April en Mei 1951);

e. dat de kerkeraad van Krallngen echter nog steeds niet, dat is nu ruim een jaar na zijn eerste bereidverklaring, gekomen is tot de daad van dat terugnemen,

spreekt uit bij de kerkeraad van Kralingen in deze te moeten constateren een schuldige nalatigheid, omdat

1. het herstellen van genoemde verkeerde ambtelijke handeling reeds een jaar geleden van God geboden was;

2. het nalaten gedurende een jaar van deze daad een onberekenbare schade heeft moeten toebrengen aan de gemeente van Kralingen;

en besluit de kerkeraad van Kralingen mee te delen, dat het volgens de classicale vergadering thans de eis des Heren Is dat de kerkeraad van Kralingen onder schulderkenning aan de Here en de gemeente van Kralingen, ten spoedigste de verschuldigde daad verricht en van deze handeling aan de eerstvolgende vergadering van de classis bericht geeft".

(Classisvergadering 15 en 22 Juni 1951, resp. art. 5 en art. 5.)

i. dat de classis na haar breeder onderzoek hier weer aanknoopt bij haar vroegere besluiten van 21 Juni 1950 en 9 Maart 1951; van oordeel

1. dat, gelijk ook de classis (zie bezwaarschrift pag. 2) en de appellerende broeders en zusters zelf (zie bezwaarschrift o.m. pag. 51) oordeelden, met'het ter'harte nemen en het nakomen van deze classicale uitspraak van 22 Juni 1951 aan de eerste voorwaarde voor de tot-stand-komlng van de te Rotterdam-Kralingen nodige verzoening zal zijn voldaan;

2. dat deze uitspraak der classis den weg opent om de verdere bezwaren der brs en zrs te Rotterdam-Kralingen, welke bezwaren haar bekend zijn uit het door de classis

aanvaarde rapport harer visitatoren, als ook uit de bij haar ingediende Maagsehriften, in 'behandeling te nemen;

3. dat ieder die bij de aan de Generale Synode bekend gemaaJcte verwikkelingen betrokken is, om 's Heeren wil gehouden is haastig vrede te maken met zijn brs en zrs, gelijk ook de apostel Petrus ons vermaant nuchteren te zijn en te waken In de gebeden omdat het einde aller dingen nabij is, en vooral om vurige liefde te hebben tot elkander, omdat de liefde menigten van zonden bedekken zal (1 Petr. 4:7, 8);

spreekt uit

I. dat de classis Rotterdam wel heeft toe te zien of de kerkeraad van Rotterdam-Kralingen haar uitspraak van 22 Juni 1951 nu aanstonds naar Art. 31 K.O. voor vast en bondig houdt;

II. dat zij op korten termijn de, haar door de ook door haar zelf aanvaarde rapporten der visitatoren en door bij haar ingezonden klaagschriften bekend geworden, bezwaren der brs en zrs te Rotterdam-Kralingen dient te behandelen, hetgeen zij 5 Januari 1951 besloot te zullen doen;

besluit

dit haar oordeel en deze uitspraken met de daaraan ten grondslag liggende oonstateeringen en overwegingen ter kennis te brengen van den raad van de Gereformeerde Kerk van Rotterdam-Krallngen, de classis Rotterdam en de eerstkomende particuliere synode van Zuid-Holland.

De Generale Synode voorts constateerende

dat wel de aankondiging van het appèl is geteekend door 43 onderteekenaars, doch het appèl zelf is geteekend door 2 broeders;

overwegende

1. dat zij zich niet kan richten tot bezwaarde brs en zrs in een gemeente allen samen, als vormden dezen een georganiseerd geheel;

2. dat het adres van niet al de bezwaarde brs en zrs, die zich in deze zaak tot de synode hebben gewend, aan de synode bekend is;

besluit

aan die brs en zrs de uitspraken en overwegingen te zenden, van wie het adres aan de synode bekend is."

Dit rapport is met algemene stemmen aanvaard; de afgevaardigden van Zuid-Holland hebben zich van stemming onthouden.

DEPUTATEN BENOEMD DOOR DE GENERALE SYNODE.

Voor de correspondentie met de Hoge Overheid: Prof. C. Veenhof, Kampen (samenroeper); mr J. W. Bast, Meppel; ds H. Bouma, Assen; ds D. v. Dijk, Groningen; T. Sikma, Kampen; mr H. de Wilde, Schevenin-^en; not. C. v. Drimmelen, Barendrecht; J. H. Veenkamp, Amersfoort.

Sec: mr L. Roeleveld, Scheventngen; ds P. de Vries, 's-Gravenhage-Oost.

Voor afwikkeling zendingszaken: C. C. de Vries, Nijkerk (S.); T. Holwerda, Buitenpost; Dor dr J. Meullnk, Enschede; ds G. Visee, Kampen; ds J. A. Vink, ' Amersfoort.

Sec: W. C. Kuipten, Utrecht; ds H. Veltman, Zeist, Voor Badio-uitzending van kerkdiensten: Ds D. Vreugdenhil, Zwolle (S.); ds O. W. Bouwsma, Kampen; ds L. Doekes, Hilversum; A. Veltman, Kampen; P. Waalewijn, Amersfoort.

Sec: J. Schep, Amersfoort; C. C. de Vries, Nijkerk. Voor' correspondentie met buitenlandse kerken: Ds F.^ A. den Hoeft te Helpman (S.); ds J. v. Dijk, Schildwolde; ds L. Doekes, Hilversum; S. v. Renssen, Utrecht; K. Wierenga, Helpman; ds J. Hettiuga, Harllngen; ds W. G. Visser, Soheveningen.

Sec: ds J-Meester, Amsterdam-Z.; G. Venhulzen, Middelburg; ds C. Vonk, Schiedam en ds J. A. Vink, Amersfoort. , •".', "

Voor eventuele corr. en/of samenspreking met de Chr. Geref. Kerken:

Ds J. V. Bruggen, Assen (S.); prof. dr H. J. Jager, Kampen; ds E. T. v. d. Bom, Amersfoort; K. Geertsema, Aduard; ds C. H. Lindeboom, Kampen; ds F. de Vries, 's-Gravenhage-Oost; P. Waalewijn, Amersfoort.

Voor Psalmbeirijmiiig-Hasper: Prof. C. Veenhof, Kampen (S.); drs J. Bosch, Kampen; ds B. Jongeling, Apeldoorn; W. v. d. Kamp, Kampen; J. P. Lettinga, Aerdenhout; D. W. L. Milo, Nunspeet; ds J. V. Raalte, Harderwijk.

Als archiefbewarende kerk: de kerk van Groningen. Voor toezicht op het archief: de kerk van HJarlingen. Voor regeling verhouding tussen het college van Curatoren en de Stichting Flnanc. Verz. v. d. Opleiding tot fle dienst des Woords:

Ds F. A. den Boeft, Helpman (S.); ds J. Groen, Groningen; mr P. A. C. Schilder, Assen; not. J. v. Willigen, Kampen; P. Groen, Rotterdam; C. F. v. Mill, Gorlnchem; ds H. Veltman, Zeist; sec. E. v. Popta, Stadskanaal.

Voor het uitschrijven van een bededag: De classis 's-Gravenhage.

Voor voorbereiding van de volgende Synode: Ds G. Visee, Kampen (S.); ds J. v. Bruggen, Assen; ds H. J. Schilder, Utrecht; ds F. de Vries, 's-Gravenhage-Oost.

Roepende kerk voor volgende Synode: De kerk van Berkel Z.H.

TUCHT OVER MISSIONAIRE DES WOORDS. DIENAREN

Ds Ten' Hove rapporteerde over deze zaaik, waarop een breedvoerige discussie volgde. Het slot was dat een amendement-ds Schilder werd aangenomen - met 18 tegen 11 stemmen en 1 onthouding.

De voorstellen van de commissie, geamendeerd door ds Schilder, werden aanvaard met 1& —14 stemmen.

Hierm werd uitgesproken: a. dat uit practische overwegingen voor deze Synode bezwaren bestaan om tot algemene bepalingen te besluiten i.z, opzicht en tucht door en over missionaire dienaren, des Woords, gezien de gebrekkige voorbereiding in vele ressorten en het gemis van voldoende .Informaties uit: de zendende kerken.

b. dat evenmin .iiptjii doop voorstellers, hetzij door enig ingekomen stuk aangetoond is, dat er voor deze Synode noodzaak bestaat, l.v.m. de bijzondere positie van de missionaire dienaar des Woords de regels van de K.O. uit te breiden.

HOOGLERAREN TER SYNODE.

Na een zitting in comité-generaal rapporteerde ds J. A. Vink Woensdagmiddag in de openbare zitting namens commissie één over de positie van de hoogleraren ter synode. De conmiissle is van gevoelen, dat het door de synode reeds eerder genomen besluit voor tweeërlei uitleg vatbaar is en de volgende mogelijkliedeu bevat:

a. dat de hoogleraren ter synode advies mogen uitbrengen in vrije discussie alsook in het uitbrengen van een adviserende stem alvorens de vergadering tot stemming overgaat;

b. dat hun advies slechts uitgebracht kan worden in vrije discussie, terwijl ér naar hun adviserende stem bij de stemmmg niet eerst zal worden gevraagd.

De commissie adviseerde bij stemming uit te maken, welke toepassing de juiste is. Na enige discussie, waaraan deelnamen ds J. van Dijk en ds J. van Bruggen en na repliek van de rapporteur, verenigde de synode zich met meerderheid van stemmen met bet voorstel der commissie en besloot zij de eerste uitleg te aanvaarden. Zij stelde derhalve vast, dat de hoogleraren op de synode een advies mogen geven in de discussie, terwijl bovendien hun adviserende stem bij de stemming zal worden gevraagd.

Na vaststelling der acta schorste de praeses de zitting tot half vier, op welk tijdstip de plechtige sluiting zou zijn.

SLOTZITTING.

Om half vier ving de slotzitting aan. Na het zingen van Psalm 131 : 1 en 4 las de assessor voor de slotrede van de voorzitter, ds G. Visée, die door ongesteldheid verhinderd was de zitting te presideren.

In zijn slotwoord gaf de voorzitter uiting aan zijn teleurstelling over zijn verhindering en richtte hij woorden van dank tot de hoogleraren, tot de leden van het moderamen en tot allen, die ter synode een taak hadden. Hij herinnerde aan het woord van de Schrift: „die ons oordeelt is de Here". Spreker was In het afgetrokkene geneigd toe te stemmen, dat deze synode te lang heeft geduurd, maar dan moet men toch komen tot een billijke beoordeling.

Er is op deze synode hard gewerkt. De voorzitter constateerde, dat er was een begrijpen en verstaan van elkander en dat niemand aan 't einde der zittingen zal durven zeggen, dat de dwaling van het independentisme ter synode gevonden wordt. Spreker uitte de wens, dat God de vrijgemaakte kerken zou bewaren en vermeerderen In dit land en dat hij velen tot haar zou doen toekomen.

Namens de hoogleraren sprak prof. dr K. Schilder. Hij sprak als volgt:

Broeder praeses, geachte vergadering.

Een oude gewoonte vordert, dat aan het eind van de synodale zittingen ook namens hoogleraren een enkel woord gesproken wordt. Nu gebleken is, dat ook ditmaal het op prijs zou gesteld worden, dat de gewoonte . gevolgd werd, is het mij een genoegen als die hoogleraar, die als de oudste te boeJc sta en het vaakst In de gelegenheid was. Uw zittingen bij de wonen, een kort woord te zeggen.

Dat woord zal een eenvoudig woord van dank jegens U, broeder praeses, en jegens de synode mogen zijn. In de kerkelijke samenleving wordt een woord van dank misschien meer dan eens gerekend tot die , , modieus©" handelingen, die men .slechts om zeer buitengewone redenen zou mogen nalaten, maar die dan ook niet altijd even zwaar geladen zijn, als een uiting, die onderdeel is van het program ener kerkelijke bijeenkomst, toch wel behoort te wezen. Wij zijn ook in het eUcaar dankzeggen tenslotte maar mensen van vlees en bloed. En In het aanhoren van dankwoorden niet minder. Maar ditmaal heeft liet wel Uw aller instemming, vermoed ik, als ik poneer, dat een dankwoord, namens hoogleraren, in 1951, schoon gewoontegetrouw, toch niet , , modieus" wezen kan. En zichzelf bespottelijk maken zou. Indien het zich als zodanig zou aandienen. Bijvoorbeeld door de allure der argeloosheid aan te nemen.

Daarvoor is ditmaal het onderscheid tussen vroeger en nu te groot geweest. Vergis ik me niet, dan betekent — hoe dan ook — deze synode een keerpunt tn de relatie synode-hoogleraren.

Ben keerpunt kan zich aftekenen in wat beschreven wordt, maar ook m wat niet wordt beschreven. De meesten denken, dat het eerste beslist; de besten leggen het zwaartepunt üi het laatste.

Er is iets aan het veranderen; aan Uw kant, maar ook aan de onze. Aan Uw kant, ongeacht wat wij, hoogleraren, al of niet gezamenlijk, op papier zouden zetten, stel, dat wij daartoe gezamenlijk ook in dezen nog zouden willen of kunnen komen. Aan ónze kant, ongeacht, wat Gij, al of niet eenstemmig, op papier zoudt zetten, of' hebt gezet, ook nog vandaag.

Het ware niet sierlijk, deze gelegenheid aan te grijpen voor het kiezen, of zelfs aanwijzen van een standpunt in deze materie. Feitenkennis is voor het moment voldoende, èn een herinnering aan de schriftelijke waardeHng van de inhoud van die kennis.

Wat die feitenkennis betreft: de één zegt: wij zijn allang vrijgemaakt, wij hébben alles wat nooddruft is, vragen staat niet vrijgemaakt, vergadert dus, zónder hoogleraren. De ander zegt; wij zijn pas vrijgemaakt, wij moeten met alle inspanning houden wat we hebben, vragen staat vrij, vergadert dus mèt hoogleraren. Over de feitelijkheid, die onbeschreven blijft, laten we ons nu helemaal niet verder uit.

Wat voorts de waardering van de feiten betreft: wij weten, dat menselijke handelingen nimmer onvermengde schoonheid hebben. Er is In dit alles veel goeds, erkenning van verkregen winst, en een pogen, om ermee te werken; en er is ook wel zonde en gebrek.

De statige professorentafel van de Keizersgrachtkerk in Amsterdam met de vele patriarchale fauteuils voor hoogleraren van twee (laat ons maar zeggen: ) „faculteiten", dienstdoende en emeriti, theologen en lltterator ren met leeropdra, cht van één uur ook voor theologen, zoals Ik die voor het eerst aanschouwde tn .1936, is-suids tot in 1951 te Kampen behoorlijk Ingeschrompeld. Ten dele Is dat het gevolg van de desertie van vele dier fauteuilbezetters; en maar voor een heel klein deeltje neerslag van onze bekering tot de christelijke eenvoud. En aan dat kleine tafeltje van 1951 hebben een enkele maal vijf, iets vaker vier, nog wat vaker drie, maar meestentijds niet meer dan twee of één van Uw gasten plaats genomen. Laat ons mogen vastleggen, dat de reden U bekend is, en dat er niets in was, dat ook maar enigszins zou liggen in de lijn van „misverstand of kwade beweging des vleses".

Toch herinnert ook dat feit aan wat ik zoeven noem.de: er is iets aan het veranderen. En slechts wie heel dicht bij de Bron, en bij de afgeleide „bronnen", van de kerk leeft, weet, waar de fijne puntjes (ik spreek expres in het meervoud), waar de fijne puntjes liggen. Hij weet ook, dat, hoe die fijne puntjes verder ook wezen mogen, hier, bedoeld of onbedoeld, beslissend wordt ingewerkt op de geschiedenis van ons aller primaire waardebepaling, óók voor wat de relatie hoogleraren-synode betreft.

Aan de andere zijde, en hier raken we weer hetgeen beschreven staat, het aantal rapporten, dat ui die Keizersgrachtkerksynode uitgebracht werd is tot op 1951 In Kampen verschrompeld in ongeveer dezelfde verhouding als waarin sinds Amsterdam getallen en statuten der fauteuils te Kampen zijn gereduceerd. Ook dat wordt door meer dan één toegeschreven aan bekering tot de christelijke eenvoud; hoewel ook wie hiervan verzekerd zijn, dan wel, een element van waarheid erin erkennen, zich toch wel zullen realiseren, dat ook in deze de deugd nooit onvermengd in daden zich toont. Maar wat het aantal van de door hoogleraren uitgebrachte rapporten betreft, hun aantal is sinds de Keizersgrachtkerksynode thans te Kampen gereduceerd tot nihil.

Ik zie in déze èituatie nu wel geen grond, maar toch zéker een aanleiding tot verdieping van mijn na ruggespraak met de collega's voorgenomen woord van dank, aan de Here in de eerste plaats, aan de synode, als Zijn instrument, en - aan U, broeder praeses, als haar eerste dienaar, en dus leider. Hoe licht zou zulk een situatie ons met Uw samenzijn aangevreten, of ons wegblijven van Uw vergaderingen zuur gemaakt kunnen hebben. Wij zijn dankbaar, ook terwille van de kerken, dat ons samenzijn góéd geweest is, en dat ons wegblijven nimmer zuur geweest is: wie kwamen hadden het goed, en wie wegbleven, hebben van Uwentwege niet een verzoeking behoeven te overwinnen van een zuur gesticht op een studeerkamer van een dienstknecht, die andere dienstknechten mag helpen vormen. Ik ben vrolijk. Ik geloof ook: in de Here, dat Ik dit zo zeggen mag, en dat Ik het zeggen willen mag vanwege de kerken. Er kwamen m deze vergadering nuanceringen aan het licht, eii soms wel discrepanties, die nog een andere, scherpere contouren aanwijzende, naam verdienen. Het heeft mij vaak verwonderd, en mijn collega's eveneens, dat het ons steeds gelukt is, elkander In de ziel te zien, van elkaar het goede weer te mogen weten, en elkaar te vinden. Er zijn hier moeilijke, maar ook heel mooie ogenblikken' geweest. Indien de mildheid, d.w.z. de billijkheid van oordeel, en de wil tot zuivere proportionering, die hier geweest zijn, ook zo in de kerken zouden wezen, indien de kerken in haar onderling verkeer en haar interne verkeersregeling zouden kunnen hebben ademen in onze sfeer hier in de vergaderzaal, we hadden de Boze voor een goed deel voor het heden overwonnen.

Voor zover nu de ontvangst van hoogleraren door synode en moderamen en praeses aan de verkrijging van dit voordeel aandeel nemen wilde en nam, willen wij, hoogleraren, daarvoor danken.

Overigens, we weten allen, hoe hard we elkander nodig hebben. We weten af te geven op de toon van het oude; „wij, calvinisten!" Soms zeggen we kort daarop: „wij, vrijgemaakten". Moge God ons geven te beven voor de paraenese van het: w^eest niet hooggevoelende, maar vreest. En geve Hij ons, zó op ons stuk te staan (ook wij zijn dat van plan!), en zó elkander lief te hebben, en onze roeping te verstaan, en onze tijden af te meten, dat een volgende synode minder problemen, maar nóg meer vreugden zal ontvangen van de Koning, die in alle eeuvsdgheid leeft. Ik heb gezegd.

De assessor, ds J. van Bruggen, sprak hierna het slotwoord. Hij gaf uiting aan aller leedwezen over de ongesteldheid van de voorzitter en richtte woorden van lof tot de kerkeraad van Kampen voor de wijze, waarop deze de synode heeft voorbereid, alsook tot de gemeenteleden ter plaatse, die de leden der synode zoveel weken belangeloos hebben geherbergd. Voorts dankte hij allen, die deze synode op enigerlei wijze hebben gediend. Staande werd hierna gezongen Psalm 103 : 1 en 2. Na dankgebed van de assessor sloot deze de synode.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 oktober 1951

De Reformatie | 12 Pagina's

De Generale Synode der Geref. Kerken in Nederland

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 oktober 1951

De Reformatie | 12 Pagina's