GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Bidt Uw bezargdheid weg

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bidt Uw bezargdheid weg

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Weest in geen ding bezorgd, maar laat uw begeerten in alles door bidden en smeken, met dankzegging, bekend worden bij God". Filippenzen 4 : 6.

UIT DE SCHRIFT

Paulus schijnt hier wel het onmogelijke te eisen: in geen ding bezorgd zijn! Dat wil toch zeggen, dat we over niets mogen inzitten; dat we nergens over moeten tobben; dat we nergens angst voor mogen hebben.

De gedachte zou wel bij ons kunnen opkomen of Paulus het leven wel kende. Stond de apostel buiten het practische leven? Liep hij met z'n hoofd in de wolken? Wist hij niet wat er in de wereld te koop was?

Daar kunnen we wel gerust op zijn. Paulus stond midden in het volle leven. Met z'n ellende en nood, moeite en verdriet. Hij had er ruimschoots zijn deel aan. Leest maar eens wat hij schrijft in z'n tweede brief aan de Corinthiërs. Daar somt hij op wat hij zoal heeft ondervonden: Hij is meermalen in de gevangenis geweest, menigmaal in doodsgevaar, is gegeseld, gestenigd, heeft schipbreuk geleden. Hij schrijft in VS 26: „In 't reizen menigmaal in gevaren van rivieren, in gevaren van moordenaars, in gevaren van mijn geslacht, in gevaren van de heidenen, in gevaren in de stad, in gevaren in de woestijn, in gevaren op de zee, in gevaren onder de valse broeders; in arbeid en moeite, in waken menigmaal, in honger en dorst, in vasten menigmaal, in koude en naaktheid. Behalve de dingen die van buiten zijn, overvalt mij dagelijks de zorg van al de gemeenten." Paulus was een mens van gelijke bewegingen als wij en het leven was voor hem niet gem.akkelijker, wel moeilijker, dan voor velen van ons. En toch schrijft hij en beveelt hij in de Naam des Heeren: Weest in geen ding bezorgd. Maar hij drukt zich zó uit, dat er, heel precies vertaald, staat: Blijft in geen ding bezorgd. Gaat niet voort bezorgd te zijn. Houdt er mee op.

Paulus weet wel, dat de bezorgdheid in elk mensenhart als vanzelf opkruipt. Hij zegt zelf: „Wie is er zwak, dat ik niet mede zwak ben? Wie wordt aangevochten, dat ik niet door smart verteerd wordt? " (2 Cor. 11 : 29; vert. Prof. Brouwer). Bij hem was ook wel eens , , van buiten strijd, van binnen vrees". Maar hij kende het middel om de bezorgdheid kwijt te raken. En dat middel beveelt hij alle gelovigen aan. Het is: het gebed.

Laat uw begeerten bekend worden bij God. Uw begeerten, dat zijn: uw verlangens, uw wensen, wat gij gaarne wilt. Dat wil vanzelf niet zeggen, dat wij maar mogen vragen in het wilde v/eg. We zullen in ons bidden ons houden aan wat God bevolen heeft te bidden en aan wat Hij beloofd heeft ons te willen geven. „Dit is de vrijmoedigheid, die wij tot Hem hebben, dat zo wij iets bidden naar Zijn wil, Hij ons verhoort" (1 Joh. 5 : 14). Paulus bedoelt geen zondige begeerten. Die zullen we als zonde voor de HEERE beUjden.

Maar we mogen bij God bekend maken al wat ons bezorgd maakt. We mogen onze begeerten in alles of in elk opzicht bekend maken bij God. Kleine mensjes zitten met kleine bezorgdheden, grote met grote. Als iets helemaal niet de moeite waard is om over in te zitten, dan moeten we dat maar niet voor God brengen. Maar overigens mogen we tot God gaan met al wat ons hart deert. Ik las daarover eens een aardig voorbeeld: Bij de koningen der aarde komen allerlei verzoeken binnen, grote en kleine. Daar komen de wensen van grote mogendheden en die worden met volle ernst besproken en behandeld. Maar daar komt ook het verzoek van een invalide om een wagentje en van een blinde om een geleidehond. En ook deze aanvragen hebben de volle aandacht van een koning, die hart voor zijn volk heeft. Zó neigt de HEERE zijn oor ook voor de „kleinen" onder zijn volk. Ook de kinderen mogen hun kinderverlangens bij God bekend maken.

Bekend maken: Dat moeten we maar zo laten staan. We moeten niet redeneren, dat God toch wel alles weet en dat Hem niets bekend te maken is. Met zulke redeneringen zou men nog kunnen beweren, dat bidden helemaal overbodig, ja goddeloos is. We mogen en hoeven geen omhaal van woorden te gebruiken, alsof we de HEERE nog eens goed moesten inlichten. Hij weet inderdaad alle dingen. Hij kent ook onze bezorgdheden. En toch wil Hij, dat we ze Hem bekend maken. Daarom moeten we het en mogen we het doen.

Wat is dat groot en heerlijk. Dat we onze noden God mogen mededelen. Dat de Almachtige, bij wie volken geacht zijn als een druppel aan een emmer en als een stofje aan een weegschaal, naar het gebed van een mensje wil horen, die maar één onder de millioenen is. Dat die grote God zijn oor neigt. Hij wendt zijn oor naar ons toe — om toch maar te horen wat zijn kinderen te zeggen hebben.

We mogen onze begeerten bij God bekend maken door bidden en smeken met dankzegging. Eerst gebruikt Paulus een woord, dat de handeling van het bidden aangeeft. Zonder nog op de inhoud te letten.

We moeten spreken tot God. Hem aanroepen. Hem aanspreken, in 't gebed gaan.

Wat kan het ons een wonderlijke rust geven, als we met een moeilijkheid in ons leven naar een wijze raadgever gaan, een vader of moeder of een oudere vriend, die veel levenswijsheid heeft. We stappen bij hem binnen, geven hem een hand, zien hem in de trouwe ogen en de helft van onze bezorgdheid is al weg. Want we weten: hij weet raad en hij kan helpen. Wat een rust moet het dan wel geven als we biddend het hemelse paleis binnentreden, tot God naderen om al onze nood in zijn hand te leggen.

Dat bidden wordt dan nader uiteengelegd in smeken en da nji zeggen. In dat woord smeken ligt uitgedrukt onze nood en ellendigheid. Onze hulpbehoevendheid. We kunnen het leven zelf en alleen niet aan. We raken er onder, We moeten door vuur en water en de angst knijpt ons de keel dicht: Hoe zullen we er ooit doorheen komen?

In onze nood zullen we God smeken. Als smekelingen bij Hem aandringen. In de benauwdheid zullen we tot God roepen, schreeuwen soms. Om vergeving van zonden, om hulp in de ons overstelpende nood, om afwending van dreigende gevaren, om dagelijks brood, om verlossing van de boze, om al wat wij behoeven. Maar we zullen dat doen met dankzegging. Dat zullen we nooit vergeten. Dat er altijd nog veel is om God voor te danken. Er zijn soms christenen, die menen dat zij voor niets meer danken kunnen, omdat alles in hun leven afbreekt of alles hun ontnomen is. Maar dat kan niet waar zijn en is niet waar. Bleef de HEERE met zijn genade ons dan niet over? Gaf de HEERE nog niet veel dingen, die wij zouden missen als de HEERE ons deed naar onze zonden? Laten we het danken toch nooit vergeten. Wat is dat erg als we blind zijn voor de vele voorrechten, die God ons nog geeft en laat.

We zijn veel eerder bereid om in de nood te bidden, dan voor zegeningen te danken. In dagen van ziekte bidden we honderd maal om genezing en als God ge­ nezing geschonken heeft, dan zijn we met danken gewoonlijk gauw klaar. En we vergeten vaak voor de gezondheid te danken, ofschoon die elke dag weer een gave van God is. Én zo is het met duizend zegeningen. *

Eén van m'n professoren deed nogal eens het verhaal van een matroos. Die bij z'n werk-boven-in-demast z'n houvast verloor en viel. In de benauwdheid schreeuwde hij: o God, help mij! Maar toen hij tijdens z'n val een touw kon grijpen en weer houvast had, voegde hij er sarcastisch aan toe: Het hoeft niet meer. We vinden dit natuurlijk vreselijk goddeloos, maar doen wij in ons leven soms ook zo niet? We hebben wel nodig die-toevoeging: met dankzegging! We zullen de bezorgdheid weg bidden, zodat we hebben die vrede Gods, die alle verstand te boven gaat. Waarover wellicht de volgende week.

'*•' Ik denk niet, dat de tijden die wij beleven, zoveel moeilijker zijn dan die van Paulus. Maar hoe dit ook is, de tijden zijn wel geschikt om ons bezorgd te maken. Want de noden zijn groot en veel.

Er gaat een golf van angst door de wereld en die raakt ook ons aan. Als we zien hoe twee wereldmachten zich tot de tanden wapenen en als we horen dat MaUk openlijk uitroept, dat de derde wereldoorlog eigenlijk al begonnen is, dan kan de bezorgdheid in ons optrekken: Wat zal er van ons en onze kinderen worden? Als we horen van toeneming van werkloosheid en ontslag van arbeiders, als de middenstanders het steeds moeilijker krijgen, dan kan de angstige vraag opkomen: Hoe zullen onze kinderen hun dagelijks brood verdienen? Als ziekte in ons gezin dreigt en dringt of als vader ongeschikt wordt voor zijn arbeid of als iemand, die ons lief is, door de dood bedreigd wordt, wie zou dan niet bezorgd worden? Als we denken aan de nood van land en volk, maar vooral ook van de kerk des Heeren, die van buiten vijandschap ondervindt en van binnen bedreigd wordt door partijschap en broedertwist, wie zou dan niet vrezen? Daarenboven heeft elk hart z'n smart en elk huis z'n bijzondere nood. Hoe moeten we er mee aan en hoe komen we er door?

Laten we maar luisteren naar het bevel des HEEREN: „Wentel uw weg op de HEERE en vertrouw OD Hem, Hij zal het maken" (Ps. 37:5). „Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u" (1 Petr. 5:7). Maakt uw begeerten God bekend met bidden en smeken en dankzegging.

Het kan zijn dat de omstandigheden dezelfde blijven. Het is mogelijk, dat ge toch nog door vuur en water moet. Wellicht overkomt u al wat gij vreest en blijft weg al wat gij hoopt. En toch hebt ge die vrede Gods, die alle verstand te boven gaat. Ge weet weer, dat de HEERE uw weg kent. Ge hebt uw moeite en verdriet in zijn hand gelegd. Nu valt de angst weg en de vrede komt. Want ge weet het weer.: De HEERE zal u niet begeven en Hij zal u niet verlaten. En ge zingt:

In God is al mijn heil, mijn eer Mijn sterke rots, mijn tegenweer. God is mijn toevlucht in het lijden. Vertrouw op Hem, o volk in smart. Stort voor Hem uit uw ganse hart: God is een toevlucht 't allen tijde. Psalm 62 : 5.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Bidt Uw bezargdheid weg

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's