GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Haak-áán-actie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Haak-áán-actie

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

We hebben allemaal in het laatste jaar wel gehoord van een haak-in-actie. Het woord is per radio „er in gehamerd"; de bedoeling was, door die actie, die wonderwel geslaagd is, een bedrag bijeen te brengen voor de kankerbestrijding.

De inleidingsspeeches van deze actie zijn mij ontgaan: ik luister niet vaak naar de radio. Maar allicht sla ik de plank niet mis, als ik aanneem, dat de keus van de suggestieve naam voor deze Operatie is gerechtvaardigd door de betekenis van het woord inhaken. De één staat klaar, de ander sluit zich bij hem aan, hij grijpt de arm van de eerste, haakt bij hem in, ze gaan ge-armd aan de slag. Zo verstaan, betekent „in-haken": meedoen, je aaneensluiten, een cordon vormen. Het woord , , inhaken" kan ook willen zeggen: vast sluiten, goed afsluiten, met een haak. En verder moet het ook met borduurwerk te maken hebben, maar daar durf ik geen woord over zeggen. Hoe het zij, ik geloof, dat „haak-in" zo iets betekent als: „doe mee", „trek mee op", „sluit u aan". Een vriendelijk woord voor een eens-gezindheids-daad; voor een Operatie-van-Verbondenen. Een gang van allen naar EEN ZELFDE DOEL.

(Zie vervolg pag. 160).

Een heel andere reuk geeft het woord „aan-haken" af. Er kunnen ook „haak-aan-acties" zijn. Daarbij is de bedoeUng, niet de éne mens bij de ander zich te laten in-haken, doch de éne zaak, de éne kwestie, het éne geval, het éne ding aan de andere zaak, de andere kwestie, het andere geval of ding vast te haken. Wie een schip entert, slaat van het éne schip de haak in het andere. Wie één schakel aan-haakt.aan de andere, maakt een ketting, een keten. De één „slaat" de ander „aan de haak" voor zijn eigen doel.

Let wel: ik suggereer hiermee nog niets; want zowel in-haken als aan-haken kunnen goed èn kwaad bedoelen. En uitwerken.

Nu is ook „aan-haken" een uiterst verantwoordelijk bedrijf. Want verbanden leggen is een zware kunst. Wie ermee speelt, speelt met God, want hij speelt met Gods voorzienigheid. Gods voorzienigheid is op g ó d d e 1 ij k e wijze verbanden leggen. Samenhangen voltrekken en zich laten voltrekken.

Ik zeg: verbanden leggen.

Het ontga niemand, dat verbanden w ij z e n iets anders is dan verbanden leggen. Als iemand zegt: het tuchtgeval in de kerk van Polsbroekerwoud heeft verband met de tuehtpractijk in de kerk van Polsbroekerveen, en dat verband zit zó en zó, dan w ij s t die man een verband aan. Hij kan dat doen met „academische" belangstelling (daar moet u nooit kwaad van zeggen, want de academie moet er ook wezen, 't is de vraag maar, of zij goed werkt, en 't goede werkt). Hij kan 't doen óók met en onder profetische high pressure.

Maax die verband- a a n w ij z e r is dan toch meteen een verband- legger. Want woorden dóen wat. Verstandige, èn onverstandige. Een verband-wijzer, die in Polsbroekerveen staat te oreren of zit te fluisteren over de procedures A, B, C, D te Polsbroekerwoud, brengt Polsbroekerveen op de been. „Tüa res agitur" — dat is verband wijzen. Maar je kunt er een oorlog mee ontketenen. Of kabaal. Een reformatie. Of een revolutie. De helden er mee wakker porren. Of de patiënten. En o wee, o wee, als je de verbanden verkeerd wijst. Dan. wordt, eer je 't weet, op je tong een van de droeve praedicaten uit Jacobus 3 toepasselijk. Misschien is je geest voor je eigen besef ontstoken van het vuur des hemels, en is voor je eigen gevoel je tong aangeraakt met zo iets als wat Jesaja's tong toucheerde, in zijn visioen. Het zijne was onbedriegeiijk. Maar in jouw geval is het vraagteken niet verboden, wel?

Er gebeuren de" laatste tijd hier en daar (ik zeg: hier en daar, overdrijf niet) dingen, die mij aan een haak-aan-actie doen denken. Zeg niet, dat, als het maar „hier en daar" 't geval is, ik de krant er maar buiten moet laten. Ik wou, dat het kon. Evenwel: ziet, hoe weinig vuur een groot bos in brand steekt; dat is ook uit Jacobus 3. Merkwaardig, bedenk ik ineens, dat dat hoofdstuk begint (volgens N.B.G.-vertaling) met de vermaning: laat niet zovelen uwer leraars zijn, mijn broeders; gij weet immers, dat wij er des te strenger om geoordeeld zullen worden. Want vnj struikelen allen in velerlei opzicht; wie in zijn spreken niet stiTiikelt, is een volmaakt man. Een exegeet ben ik niet; maar als ik in mijn eenvoud die woorden uit het kapittelvan-de-tong (óf is het soms het kapittel-tegen-de-gemakkelijke-haak-aan-acties? ? ? ) op me laat inwerken, dan krijg ik het gevoel, dat Greijdanus gelijk heeft, als hij zegt: het gaat tegen het zich opwerpen als leraar (Bijb. Hndbk). En dan maar praten. En overreden. En betogen. En roepen: ik ben vrijgemaakt, en ik meen ook de Geest te hebben, en er is weer ruimte gemaakt voor het ambt-van-alle-gelovigen, en dus: op zij, hier is een ambtsdrager! En critiseren, óók waar geen enkel kerkelijk axioma in gevaar is. En zeggen: wie het zó niet ziet, ik zal hem in de kracht van de Geest Gods neerslaan.

Ik ken mensen, die gebeefd hebben, toen ze een o p- dracht kregen om ergens advies in te geven.

Ik ken een oud man, die gesnikt heeft toen de hogeschool, waaraan hij jaren lang gewerkt had, en met ére, het promotierecht dat ze, niet het minst wegens zijn aanwezigheid, werkelijk had, eindehjk erkend zag; en die snik was er niet één van pleizier; ze hebben het niet langer met smoesjes kunnen tegenhouden, maar van benauwdheid: wie is tot deze dingen bekwaam? (en dan moet je weten, dat hij, als je hem eens wat vroeg, uiterlijk de volgende dag een schriftelijk antwoord gaf, dat zó zou te gebruiken zijn als een „summary" (een saamvatting) achter een dissertatie).

Ik ken evenwel óók mensen, di^e hun neus steken in de zaken, waarin niemand ze vraagt, en die van Polsbroekerwoud naar Polsbroekerveen, en van Polsbroekerveen naar Polsbroekerdijk, en van Polsbroekerdijk naar Polsbroekerdam, en van Polsbroekerdam naar Polsbroekerburg lopen om hun zienswijze, hun protest, hun vlammend protest, (ze lijken precies wat dat betreft, op door hen versmade vlammende protestmensen van de andere kant) te doen horen; ze omreizen straks stad en land, om genoten te maken, en binnen een paar weken krijgen de kerkeraden van Polsbroekerkwartier allemaal brieven: als U zó doet, doet u verkeerd; wij zeggen het u bij dezen aan, en als de minderheid niet trouw blijft aan de meerderheid van die éne vergadering, die nu één enkel bepaald besluit nam, dat ons uit een hele boel vejkeerdheden nu nét het goede, Godegevallige, besluit lijkt, dan is die minderheid ontrouw aan die (nou net die ene keer Godegevallige) meerderheid, en dan kan in de plaatselijke kerk ook zelfs van Polsbroekerbróek de minderheid niet met de meerderheid avondmaal vieren. En laat ook aldaar de kerkeraad toezien, dat de minderheid niet de kans krijgt op de vergadering van Polsbroekerkwartierclassis, of een aangrenzende classis, te stemmen tegen de getrouwe meerderheid.

En alzo zeggen ze óók zo iets als Jacobus, maar toch een tikje anders: laat niet zovelen uwer een stem uitbrengen, mijn broeders.

lilijn broeders, vertelt toch niet allemaal: hier is een leraar, een didaskalos. En houdt die openbare haak-aan-actie-ondernemers onder controle. Want — de ene keer spelen ze met 't kerkverband, en de andere keer maken - ze er hun schild ende betrouwen van, als het erom gaat, hun zienswijze op te dringen aan anderen.

Een enkel voorbeeld. Ergens is een kwestie over censuur. De een is gecensureerd, de ander niet. De ene keer was de kerkeraad rekkelijk, de andere maal precies. Er komt kwestie over. Begrijpelijk, begrijpelijk. Zig-zag-lijn? Onzekerheid? Hoe het zij — een gemakkelijke kans, om onder duizend-en-één protesten een „toeschouwer" te laten vergeten, wat toch de Here God ons nooit toestaat te vergeten, dat het een hele toer is, om concreet te maken wat je op een geslaagd of niet geslaagd tentamentje kerkrecht toch allemaal als stokregel opdreunt; de tucht moet elk geval afzonderlijk bezien; je mag nooit allen over één kam scheren.

Best, Er komt kwestie. Bezwaarschriften, en wat dies meer zij. Tot zover kan men hopen, dat de Geest Gods helpen wil.

Maar dan begint men de Geest in de weg te staan. Hij zegt: Ik ben bezig de kerk te vergaderen. Doch sommigen zeggen: maar ik wil een zuivere kerk, en ik heb daar zo mijn ideeën over. En als het niet is naar mijn woord, hetwelk ik, didaskalos, verklaar Gods Woord te zijn, het zal zijn, dat ze geen dageraad zullen hebben. En mitsdien ook niet vergaderen, doch verstrooien.

Of daar dan geen waarheid in is, vraagt U?

Zeker, zeker, ik heb het, dacht ik, mijn leven lang zo gepreekt. —

Maar ik dacht dan aan dat Woord, waaraan Jesaja zijn aandeel geven mocht, — niet ik en ook niemand in Polsbroekerkwartier. Dat was er toen nog niet. En nu heb ik één bezwaar: deze spreker zegt mij te gauw: wat ik hier zeg, dat is Gods Woord. Hij is, net als ik, maar een arme stumper, geneigd tot alle kwaad, en nooit in staat, alles ineens en tegel ij k te bedenken. Verwaarloost hij soms factoren, die de Geest niet verwaarloost?

Zo ja, dan wordt de Geestesconforme haak-in-actie verstoord door z ij n haak-aan-actie.

Zie hem maar eens aan de gang gaan. Met oneindig geduld is de Geest bezig, de kerk bijeen te houden, niet door een woordje, maar door h^t Woord. Niet door dogma, doch door het Woord. Niet door exegese, doch door het. Woord. Niet door parafrase, of door een parafrase, doch door het Woord. Die Geest, die het alles uit Christus neemt. Uit welke Christus? Uit die, die — zo zegt het, meen ik, de Bijbel —• eer Hij het avondmaal instelde. Judas wegzond (anderen zeggen het anders, en ik zal ze er niet om verketteren, hoewel ik hun de bezwaarschriften kan voorspellen, als hun naam bekend wordt, en zij nog leven), maar die het toen aanrichtte o.a. met Simon Petrus. De enige keer, dat een avondmaal feilloos aangericht is. Met zuivere keur. Een haak-aan-actie-man zit misschien maanden en maanden na iemands misstap hem nog na te rijden met: zijn misstap, toen en toen: hij moet schuld belijden. Christus wist van Petrus' misstap, had hem die ook aangezegd, en Petrus had geen schuld beleden, maar gezegd: neen, neen, daar komt niets van in. Christus vierde met hem avondmaal. En de vraag: hebt gij Mij lief? en nog eens, en nóg eens, die bewaarde Hij voor later; en zijn ogen waren zacht. Er zijn mensen, die een ander willen préssen tot schuldbelijdenis, maar het ongeluk is: niet allen hebben dan zachte ogen; sommigen hebben carbonpapier, en ze kunnen bezwaarschriften opstellen, en expediëren, ook door anderen, die dan tekenen moeten. Doch de Christus hield met Simon Petrus avondmaal, hoewel Hij wist, dat later Paulus, .die dan ook al onfeilbaar door Hem zelf met het apostolaat belast zou zijn, van Petrus met goede reden, let goed op, kon zeggen: hij veinsde, en hij deed hypostolisch; een kwaad, dat het kerkverband dadel ij k dodelijk raakt. Een kwaad, waarvan wij zeggen: dat bréékt — als 't niet gestuit wordt, en b e s t r a f t, de avondmaalsgemeenschap. En waartegen Hebr. 10, slot, uitdrukkelijk waarschuwt.

Die Geest, die het uit dié Christus neemt, is dus, zeg ik, bezig, de kerk te vergaderen. Haak in, Simon. Haak in, Paulus. En allebei brieven schrijven, om de goede haak-in-actie te bevelen aan de heiligen der laatste dagen.

Maar nu een of andere schrijfmachineman uit Pols­ broekerwoud. Hij heeft bezwaar, begrijpeUjk, begrijpelijk; en schrijft nu aan de classis. De kerkeraad deugt niet meer, want die koest nu anders dan eertijds, toen het hem wel goed leek. Het kerkverband, wat een zégen, men kan zich tot een classis wenden! Tevoren echter heeft ook hij misschien een openbare daad verricht: hij is naar een andere plaats gaan kerken. Maar dat is nu voorbij, en men moet hem maar niet lastig vallen om die zonde. Hij komt toch weer? Zij het soms met papier en potlood, om de wacht te betrekken, als de kansel, die eerst helemaal niet meer gecontroleerd werd, maar nu wel weer zijn controle krijgt, verkeerd bazuinen mocht?

De classis leest zijn brief, doet een uitspraak over een bepaald geval van vermaan en tucht, en déze keer is, vindt hij, de classis getrouw geweest. Er is een aoristus van trouw gaan bUnken temidden van onderscheidene imperfecta der trouweloosheid, misschien ook wel van de classis. Er zijn tenminste in de classis ook tegenstemmers

Die aoristus, haak aan.

Haak aan.

Haak aan.

Ergens anders is een gemeente. Rustig. Dankbaar.

Gebouwd door het Woord. De kerkeraad brengt verslag van de classis. En ratificeert de besluiten. Dat betekent, als ik het goed begrijp, hoewel ik maar een leek in 't kerkrecht ben: hij zegt daarmee: wij hebben geen reden gevonden om bij resolutie te verklaren: dat besluit der classis is tegen Schrift en Kerkorde. Die ratificatie kan natuurlijk niét betekenen: dat die kerkeraad van de rustige, bloeiende gemeente, nu zelf het avondmaal te bedienen heeft aan die man, over wiens „geval" de classis oordeelde. Want voor die vraag staat de kerkeraad niet. Niemand stelt hèm voor de keus, om aan die bepaalde man brood en beker uit te reiken, dan wel te weigeren. Zijn ratificatie raakt dus in genen dele déze vraag: een ziel verandert trouwens elke dag. En een ziel in Polsbroekerwoud gaat een kerkeraad in Polsbroekerburg, voor wat de herderlijke zorg betreft, niet rechtstreeks aan.

Maar hoeyvel ook de classis er niet aan gedacht heeft een algemene tuchtregel vast te stellen, bij wijze van Suppletoir 'Artikel 31, of 78, of 79, of 80, omdat óók de classis slechts over de behandeling van een bepaald mensenkind te oordelen had, en over de vraag, of hij nóg hypostolisch dééd, net als Petrus, niet te beslissen had, daar gaat onze bezwaarschriftenschrijver verder. Hij heeft ontmoetingen. Hij spreekt over de classis, die in aoristus eens een goed besluitswoord liet vallen, volgens zijn mening. Hij heeft ontmoetingen, ook in Polsbroekerburg. Zijn syllogismen maken er op een enkele indruk. Ook die enkele meent, gaat althans nu menen, dat de classis een algemeen Suppletoir Artikel heeft vastgesteld : ook hij verliest zich ingeneraliserend e begripsvorming. En als hij dan hoort, dat er in zijn kerkeraad iemand is, die over dat classicaal besluit-van-één-keer anders denkt, dan de verkregen meerderheid, dan is het wrakend syllogisme binnen een ommezien op papier. De kerkeraad ratificeerde. De kerkeraad heeft dus gezegd: Suppletoir Artikel Zo- en Zo-veel is voortaan Kerkelijke Regel. Als dus een lid van de kerkeraad van Polsbroekerburg meent te mogen stemmen „op de classis" tegen Suppletoir Artikel, Additioneel Artikel van de K.O., inzake Tucht over Gevallen-als-van-X-te-Polsbroekerwoud, dan stemt die minderheidsman tegen zijn ratificerende kerkeraad; dan maakt hij dus Gemene Zaak met de veroordeelde Practijk van de kerkeraad te Polsbroekerwoud; dan moet dus de kerkeraad van Polsbroekerburg die minderheid bevelen zich te conformeren, naar artikel 31, aan het Additionele Suppletoire Artikel van die aoristus-acte der classis Polsbroekerkwartier; en zo de kerkeraad dat niet doet, dan kan de schrijver in Polsbroekerburg aldaar geen avondmaal vieren. Eerst moet die ban weg.

Kijk, dat is nu haak-aan-actie.

Een actie, die een kerkverband, ja, een plaatselijke kerk, geen uur kan laten functioneren.

Want de syllogismenroffel, — er deugde geen steek van. Als die éne man publiek mag kerken bij een ander, zegt hij dan niet: weest mijn navolgers?

Conclusie ware dan uit deze woorden: de kerkeraad belegt een dienst des Woords, maar niemand, niemand komt. Indien nl. de Geest Gods gesproken heeft door de benen van die éne man, die op Zondag wegliep naar elders om daar te kerken. Men heeft intusr sen hem in dat weglopen niet gevolgd: en onze onderstelde bezwaarschriftenschrijver zien we straks terugkeren tot onder de kansel van Polsbroekerwoud. Heeft iemand hem ooit horen zeggen: ik belijd schuld? Of — zegt hij misschien: ik zou, als het weer zo was als toen, nóg zo handelen? Vraag er maar niet naar, maar weet wél, dat die vraag billijk ware — in zijn geval. En paedagogisch. Want als hij straks aangaande die man, wiens „geval" behandeld werd, verklaart: „als die man geen schuld belijdt, ja, als hij mogelijk durft besv^eren: ik zou het, onder geUjke omstandigheden weer zo doen", dan blijft de ban in de kerk des Heren, wel, dan zou de consequentie moeten zijn, dat de bezwaarschriftenschrijver zélf een ban in des Heren kerk liet liggen. Ziet hij het niet? Zeg het hem dan, maar bid God,

dat uw ogen in dat gesprek zacht mogen staan.

Een ander punt. Als die minderheidsman in de kerkeraad van Polsbroekerburg op de classicale vergadering niet stemt zoals de briefschrijver aldaar het verlangt, kan dan met die man geen avondmaal gevierd worden? Vanwege die ban in Polsbroekerburg? Maar dan kan in heel Polsbroekerkwartier geen avondmaal gevierd worden. Want op de c l a s s i s waren allicht ook tegenstemmers. Zijn die soms ook allemaal mensen, die de ban in de kerk des Heren laten liggen? Wat doen ze dan een avondmaal aan te richten in hun kerken? En als er geen avondmaal gevierd kan worden, kan er dan door de kerkeraad, die het avondmaal aanricht, wel gedoopt worden? En gepreekt?

Ik weet het: hier loop ik zelf gevaar, in een haakaan-syllogisme te vervallen. Ik geef toe: er kunnen gevallen zijn, waarin men wèl kan preken, wèl dopen, maar beter even kan wachten met avondmaalsbediening. Maar dan is dat in een plaatselijke kerk. Om de onderlinge vrede. En om misverstanden eerst weg te ruimen. Maar het gaat niet aan. Polsbroekerburg te koppelen aan Polsbroekerwoud, op déze manier. Want primo: niemand mag naar een classis gestuurd worden met imperatief mandaat. En niemand kan in het uitbrengen van een stem voor een nietadditioneel- artikel, laat staan voor een doodgewone goed-keuring dan wel afkeuring van een enkele kerkeraads handeling de m o t i v e r i n g van zijn stem volkomen aan die van de ander gelijk doen zijn. Dat ware de dood voor elke vergadering.

We zullen voor ditmaal moeten eindigen. Misschien zullen we ook nog een paar andere vossen, die de wijngaard heel erg bederven, moeten trachten aan te wijzen: het vangen is kerkeraads-, geen krantenwerk. Maar God zij ons genadig. Die haak-aan-aetie moet verdwijnen. Als een ouderling op Zaterdagavond half • tien per auto een briefje — door hemzelf ondertekend, verder heb ik niet te inquireren — in de bus stopt ! bij iemand, die de volgende morgen in Polsbroeker­ l woud voorbereiding preken moet (spreker „van elders"), een briefje, waarin staat: de kerkeraad te , mijnent heeft ten aanzien van een classisbesluit niet '. gedaan wat hij doen moest, naar mijn menhig, ik meen, dat er geen avondmaal gevierd kan worden, en als ', dan die ouderling niet binnen de deur komt bij de [ preker-van-elders, doch volstaat met zijn getikte J briefje, en dat terwijl de preker-van-elders van de ; hele zaak geen steek weet voor wat de jongste ver- Vsdkkelingen betreft, dan zeg ik: zo'n haak-aan-actie in 't klein deugt niet. Dan reik ik hem graag de hand, en spreek desverlangd met hem over dit verkeerde [ gedrag; maar men mene niet, dat op die manier de [ kerk vergaderd wordt.

Of ik dit alles met een wrang gemoed schrijf?

Op die vraag antwoord ik niet eens. Ik lees Jacobus 3, pas het op mezelf toe, geloof, zulke dingen i eens te móeten zeggen, omdat een klein beetje vuur een bosbrand heeft aangestoken, en vraag alleen L maar: weest geen ongeroepen didaskalos; want de ; schrijfmachine tikt weliswaar onophoudelijk: „als wij i ZWIJGEN, dan worden wij des te zwaarder geoordeeld" (en dat heb ik zelf ook honderdmaal gezegd, , en — ik geloof — ook ervoor gestaan, toen men in i 1942/4 een ADDITIONEEL, artikel wilde opleggen, en i me wilde laten beloven, schriftelijk te verklaren, dat t ik me er de facto aan zou onderwerpen, en niets zou i leren wat niet helemaal ermee klopte). Maar zover r is het in P o l s b r o e k e r w o u d nog r nooit geweest; en toch lopen ze in de treinen 1 en bussen van Polsbroekerkwartier mekaar al op te } warmen met de kwestie: zou die en die geschorst t worden? ? ? O, o, mensen, mensen, is dat voorbereiding : ; van de sabbat? Is dat vrijmaking? Dat is karikatuur. Dat is kerkje spelen. Dat is duizend en één factoren 1 verwaarlozen, en met één paragraafje, dat t je hebt gepikt uit een sententiën-coUeetie, die je anders lang niet mooi vindt, je zelf en anderen vermoeien, tot volslagen myopie toe. Dat is vergeten, , wat naast dat moment van zwaarder-oordeel-vanwege-s chuldig-zw ij g e n (ik laat het staan, ik c laat het staan, net als U), toch óók door Jacobus gezegd wordt: dat andere moment nl. van zwaarderoordeel-vanwege-s 1 ó r d i g-spreken.

Slordig.

Nu zeg ik nog niet eens: schuldig.

Want het gekke van^ 't geval, en ook weer het troostende ervan is: dat die schrijfmachinemensen voor r een heel groot percentage van die e goeie b r o e d e r s zijn, met wie ik morgen 1 avondmaal kan vieren. Maar ze zijn in de war. Oók I z ij. Dat moeten ze nu ook eens willen overwegen.

Ik ken enkele plaatsen, waar enkele mensen, die e een sieraad van de kerk waren, het niet meer zijn. : . En ik herhaal: dat ligt niet aan hen alleen. Het ligt t ook aan de haak-aan-actie, aan die verschrikkelijke 8 syllogismemolen; je draait, en er is weer een conclusie uit gekomen.

Maar wie ziet de proporties? Bid de Here, niet alleen om zuivere dit en zuivere dat. Kom daar straks s maar aan toe. Bid eerst om s c h e r p e ogen.. Die geen factoren verwaar­

lozen.

K. S. !

Een 'brief kreeg ik van een welmenend man, die het opnam voor ik zeg niet eens: wie. En meende, dat mijn artikel critisch sprak over wie liij voorsprak.

De post is me erg meegevallen. Laat me dit mogen zeggen: in Augustus 1940 schreef ik een zinnetje in dit blad, waarom ze mij In een duitse auto gestopt Iiebben, naar een Huis van Bewaring. Ik lieb toen gezegd: dat zinnetje, dat kan een nederlander bidden, en een engelsman, maar ook een duitser, ais ie christen is.

Ik z& g nu: wat ik voor Kralingen wenste, dat kan een bezwaarde in Kr. wensen, en dat kan óók de kerkeraad wensen. Wie zou niet blij zijn, en vrolijk, als hij een ^, bezwaar, dat hem driikt, gauw kwijt kan en kan zien

komen in bespreking?

Een broeder, die ik ken, en hoogacht, en aan wie onze kerken veel te danken hebben, schrijft mij over een der kerken. De post valt ook daarover mee. Hij vraagt: als er iemand is, die zegt (vandaag nog): ik zou weer opstaan, als iemand preekt: de enige wettige avondmaalstafel staat aangericht in onze kerk, en dan weer doen wat ik vroeger deed, mag dat dan? \

Ik zou zeggen: neen. Maar ik zou er geen seconde aan denken, die man voor te dragen voor censuur. Paulus bestrafte Petrus wel wegens hypostolisch doen, maar vierde met hem avondmaal. Ik zou gaan praten over de vraag: wat is wettig? Tien tegen één, dat je dam de kwestie herleidt tot een principiële vraag, en dan mekaar vtndt, als er zachte ogen zijn. Verder zou ik me realiseren, dat, indien er soms iets is van: ik beken geen ongelijk, het soms ook bar en bar moeilijk wordt gemaakt, schuld te belijden met carbonpapier in de buurt. En voorts, dat — ik spreek natuurlijk nu heel in het algemeen — er overal in de kerk mensen aan de tafel zitten, die wat last hebben van ons aller oude mens.

Ik geloof, dat ieder, die meehelpt de kerk te Bouwen, van ons een blijmoedig gezicht mo.et hebben aan de tafel. Eu dat alle vraag van wat hij nog zóu doen, Al^S dit en als dat moest gesmoord worden, bij de anderen, en bil hem zelf, onjuist is. Ik houd niet van scientia-media-tucht. Dat is latijn; ik heb geen tijd om 'tuit te leggen. Maar er zijn nog dominees om dat latijn te vertalen, In 't kort: het is tucht over wat iemand ZOU doen ALS enz.

En verder — denkt iemand over pluriformiteit anders dan ik? Wel, ik ken niemand met volkomen uitgebalanceerde beschouwingen. Ik ken geen hooggeleerden-kerk. Een kerk ken ik van gelovigen, die bereid zijn, samen te leven, en die niet vergeten, dat we tot vóór 19é4 hebben aangezeten met ettelijke plurlformiteits-theoreticl. Ik joeg hen niet weg. Zij mij. Laat hun rol asjeblieft niet door mij worden overgenomen. Leert elkander.

Maar omdat we hier slechts een enkele aanduiding konden geven, willen we gaarne in ons volgend nummer nog iets breder op de hier opgeworpen vragen ingaan. Zo'n „gesprek" lijkt me langzamerhand voor sommige plaatsen onvermijdelijk.

Ten slotte: een vervolg acht ik nodig, ook omdat ik geloof, dat de situatietekening ten aanzien van het door briefschrijver gestelde geval onvolledig en daardoor niet geheel puntig en zo onbedoeld enigszins onjuist gewor­

den is.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Haak-áán-actie

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's