GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE DOOD — MET VLEUGELS.

Uit „Elsevier" knippen we:

Terwijl het rumoer van de strijd om Pyongyang verstomde, ondervroeg majoor George P. Gormlle, een Amerikaans officier van de inlichtingendienst, een Noordkoreaanse dokter. De dokter vertelde, dat hij voor een groot deel van zijn tijd had gewerkt in een laboratorium, samen met een vrouwelijke Sovjet-geleerde. , , Laten we dat lab maar eens gaan bekijken", zei Gormlie en op aanwgzing van de dokter begaf zich een kleine groep mannen naar een onopvallend huis aan de Zuidzijde van Pyongyang. De deur was op slot. Een vreemd, bijna krankzinnig geluid drong van binnen tot de mannen door.

De deur werd opengebroken en wat majoor Gormlie toen zag was even verschrikkelijk als wat hij op het slagveld had gezien.

Wat hij zag was een goed uitgerust, modern laboratorium met een heldere, glinsterende apparatuur. Tegen de muren hingen verzegelde kooien. Uit deze kooien klonk het gekrijs en gepiep van honderden ratten en muizen — beesten die dol waren van de honger. Zij krabbelden en renden doelloos in hun kleine gevangenissen rond.

Toen de majoor naar binnen stapte om een van de deurtjes te openen, sprong de Noordkoreaanse dokter naar voren: „Raak ze niet aan", waarschuwde hij; „deze dieren dragen de dood. De zwarte dood, sterk genoeg om u en al uw legers te vernietigen, en sterk genoeg om iedereen in Korea te doen sterven".

Uit de mond van de dokter hoorde majoor Gormlie toen het verhaal van de Sovjet-Russische hellekeuken in Pyongyang.

Het laboratorium was ingericht toen de Sovjets het Koreaanse grondgebied ten Noorden van de 38ste breedtegraad bezetten. Een vrouwelijke geleerde, voorzien van een volledige uitrusting, was gekomen en ging werken volgens een nauwkeurig schema. Ter plaatse gevsmgen en ook aangevoerde ratten en muizen werden in groepen van twintig geplaatst in zorgvuldig gesloten kooien. Hun huid werd behandeld met chemicaliën om de voortplanting en het voortbestaan te verzekeren van vlooien en luizen, die de besmettelijke bacillen overbrengen van knaagdieren op mensen.

Toen de troepen van de Verenigde Naties Pyongyang namen, was de vrouwelijke Sovjet-geleerde gevlucht, samen met andere communistische ambtenaren. Het laboratorium werd gesloten en men liet de muizen en ratten achter.

Wat doet Amerika?

Het Amerikaanse publiek, dat de geheimen van de atoombom niet kent, is er toch voor op zijn hoede. Maar de waarschijnlijk grotere gevaren van de biolo­ gische oorlogvoering — BW, zoals de geleerden het noemen, afkorting van het Engelse „biological warfare" — worden niet algemeen onderkend.

Om dit gevaar te leren kennen is het noodzakelijk te weten wat de Verenigde Staten doen voor het BWonderzoek, wat Rusland doet op hetzelfde terrein, wat er gedaan kan worden om onszelf te beschermen tegen dit vreselijke wapen en ten slotte welke de mogelijkheden zijn van een internationale controle.

Tijdens de oorlog richtte het Amerikaanse leger een experimenteel BW-statlon op ui Camp Detrick (Maryland), uitgerust met de meest moderne laboratoria en grote besmettingstanks om proeven te nemen met de verspreiding in de lucht van bepaalde bacillen.

Maar ofschoon nu wel iets van de experimenten in Camp Detrick bekend Is geworden, is het BW-onderzoek het best bewaarde militaire geheim — meer geheim zelfs dan de atoombom, waarvan de geheimen — gedeeltelijk tenminste — de Sovjet-Unie bereikten door het succesvolle werk der Russische spionnen. In het geval van BW is de situatie omgekeerd, want hier is het Amerika, dat er in is geslaagd tot op zekere hoogte door te dringen in de Sovjet-geheimen der biologische oorlogvoering.

De meest sensationele bijdrage op dit gebied werd geleverd door twee Duitse biologen, die door de Russen uit Duitsland ontvoerd waren en gedwongen werden om in Rusland te werken aan het BW-onderzoek. Het gelukte hun echter te ontsnappen en zij vertelden hun wederwaardigheden.

Duitse microbiologen.

Het begon op een koude en regenachtige dag in de oostelijke sector van Berlijn, 'n Sovjet-patrouille arresteerde twee Duitsers, dr Stuben en dr Brant (gefingeerde namen, de juiste namen mogen om veiligheidsredenen niet genoemd worden), en ofschoon beide mannen trachtten hun ware identiteit te verbergen, ontdekten de MVD-officieren al spoedig, dat zij kundige microbiologen waren.

Tezamen met andere dwangarbeiders en gev3.ngengenomen geleerden werden de beide Duitsers op transport gesteld naar Djerzhinsk, waar zij onder toezicht kwamen van dr Danilov, de directeur van het bacteriologisch instituut van Djerzhinsk, en diens assistent Tropotkin. Zij kregen daar de beschikking over een uitmuntend ingericht laboratorium.

Ben van de belangrijkste taken der Duitse geleerden was het vinden van een anti-toxine tegen botulismus, een dodelijke ziekte die veroorzaakt wordt door het vergif dat zich ontwikkelt in bedorven voedsel, voornamelijk in ingeblikt voedsel. Men voorzag de beide geleerden van microben uit bedorven voedsel, dat werd toegezonden door het Hygiënisch Instituut te Moskou.

Zij slaagden er niet in een anti-toxine te vinden, maar zij kregen - bijtijds een mysterieuze opdracht, fn plaats van het verdunnen van de botultnum toxine, zodat men experimenten op proefdieren zou kunnen nemen, moesten de Duitsers een zo sterk mogelijke concentratie van de botultnum bacil tot stand brengen. Zij deden dit door de bacillen in te drogen en hun eindproduct was zo sterk, dat volgens hun berekeningen een kubieke centimeter 450.000 mensen zou kunnen doden.

(Intussen hadden in Camp Detrick dr Carl Lamanna en andere Amerikaanse geleerden, volgens generaalmajoor Alden H. Waitt, hoofd van de chemische afdeling van het Amerikaanse leger, „de meest giftige substantie die men tot heden kende" ontwikkeld. Later onthulde men dat dit een kristallijnen concentraat was van botulinum toxine, zo krachtig, dat 30 gram daarvan 224 milUoen mensen zouden kimnen doden. Als men de totale bevolking van de wereld schat op rond twree en een kwart milliard, dan wil dat zeggen, dat men theoretisch met nog geen drie honderd gram van het in Maryland geproduceerde kristal de gehele mensheid zou kunnen doden).

Ongeveer acht maanden nadat zij met hun werk in Djerzhinsk begonnen waren, kregen de Duitse geleerden bezoek van agenten der geheime Sovjet-politle, die hun vertelden, dat het Amerikaanse geleerden gelukt was een werkzame anti-toxine tegen botulismus te vinden. De Duitsers werden beschuldigd van sabotage en nog een aantal andere misdaden, die in de verbeeldingrijke Sovjet-geest regelmatig plaatsvinden. Zij werden overgeplaatst naar een ander biologisch station: , , Eupatoria II".

(De informaties van de MVD-agenten waren juist. Volgens de Amerikaanse persverslagen waren geleerden in Camp Detrick er voor het eerst in geslaagd, een werkzame anti-toxine tegen botulismus te produceren).

De reis van Djerzhinsk naar Bupatoria, die gemaakt werd per auto, trein en vliegmachine, was de tweede overplaatsing die de Duitsers meemaakten, maar het was niet de laatste. Toen hun verderfelijke pelgrimage eenmaal ten einde was, hadden zij de vier belangrijkste BW-centra in de Sovjet-Unie bezocht: Djerzhinsk, Eupatoria I (in de Krim), Eupatoria II (een eiland in de Kaspische Zee) en Omsk, in Siberië.

Toen dr Stuben en dr Brant in Eupatoria II arriveerden, waren daar geen geleerden in dienst. De gehele staf was enkele dagen • tevoren omgekomen door besmetting met builenpest, tengevolge van de langdurige experimenten met die ziekte. Professor Alya Voronin was de enig overgeblevene van de oude staf. Hij was gespaard gebleven, daar hij als directeur van het epidemisch onderzoek in de Sovjet-Unie afwezig was op een inspectiereis toen de ramp plaatsvond.

Vóór him een nieuwe taak werd toegewezen, liet men de Duitsers eerst de prachtige installaties van Eupatoria II zien, dat vroeger zomerpaleis van een Tsaristische prins was.

Zij kwamen onder de Indruk van de wetenschappelijke inlichtingendienst der Sovjets, die met de snelheid van een telefoondienst alle bijzonderheden van de nieuwste ontdekkingen over de gehele wereld verzamelde. Deze organisatie voorzag het afgelegen eiland bij Bakoe van een volledig verslag van het nieuwste BW-onderzoek in Amerika, samengevat in een rapport van dr Elvin A. Kabat. Sovjet-geleerden roomden dit rapport af en gingen onmiddellijk voortbouwen op de basis van die geleende kennis.

(Het Kabat-rapport was oorspronkelijk in 1942 samengesteld voor de Nationale Onderzoekingsraad, maar het werd geheim gehouden tot 1947, toen het werd afgedrukt in het weinig bekende Tijdschrift voor Immuniteitsleer) .

Op een dag werden de Duitse geleerden in het kantoor van Voronin geroepen en hun werd gevraagd: , , Wat weet u van psittacosis" ? Zonder him antwoord af te vrachten, gaf Voronin blijk van zijn gedegen kennis van deze ziekte, die als papegaaieziekte bekend staat. De ziekte wordt overgebracht door een virus dat dodelijk is voor mensen en waartegen nog geen afdoende vaccine is gevonden.

Men kan de potentie van 't psittacosis virus niet licht overschatten. Leden van de dienst chemische oorlogvoering van het Amerikaanse leger hebben geschat, dat^^n kubieke centimeter van een psittacosis-virussoltl^e ten minste 15 millioen menselijke wezens zou kunnen besmetten. De besmetting zou gemakkelijk plaats kunnen vinden door het virus te verspreiden uit een vliegtuig of een projectiel.

Vijandelijke vliegtuigen zouden dus boven elke grote stad hun dodelijke lading kunnen lossen. Maar er is nog altijd afweergeschut en ook zijn er jagers om die vliegtuigen te onderscheppen. De Russen zijn zich hiervan bewust en zij hebben een transportnaiddel gevonden dat op radarschermen niet zichtbaar is. Zij hebben zich voor onschuldige, maar verderfzaaiende agenten gewend tot de dierenwereld. Zij hebben trekvogels genomen.

Volgens de blufferige confidenties van professor Voronin heeft men vogels genomen welker vlucht hen brengt naar de gebieden waar de gewenste doelen liggen. Het duivelse plan van de Sovjets bestaat hieruit dat zij de slijmvliezen en de tong van deze vogels met psittacosis willen besmetten. De vogels worden ziek, maar zij sterven niet. En als zij neerstrijken in het land, waar zij de dood moeten brengen of als een windvlaag het virus meeneemt naar de aarde, dan is er een epidemiehaard ontstaaji.

De Duitse geleerden die op hun vorstelijk verblijf uitzagen over de vredige Kaspische Zee huiverden bij de gedachte aan deze methoden. Zij besloten de experimenten niet uit te voeren. Zij spraken hun weigering uit en werden onmiddellijk gevangen genomen, waarna men hen transporteerde naar de Lubianka in Moskou, Stalin's beruchte gevangenis.

Zij werden mishandeld. Toen kwam er onverwacht gratie. Professor Voronin vroeg opnieuw naar hen en zij werden gezonden naar een biologisch station in Omsk, deze keer niet als , , medewerkers", maar als criminele gevangenen, onder omstandigheden die bijna niet te dragen waren.

Door een handigheid zagen dr Stuben en dr Brant kans hun bewakers met namaakwodka, waarin zelfgemaakte slaapmiddelen waren gemengd, te verdoven en daarna te ontsnappen. Na een aantal avonturen keerden zij terug naar West-Europa, waar zij deze geschiedenis vertelden.

Beschuldigingen).

Maar het verhaal waar wij nu aan moeten werken zal zijn de geschiedenis van wat wij kunnen doen om de menselijke geest te beletten het mensdom te vernietigen.

De schrijvers van dit artikel steUen het volgende uit drie punten bestaande programma voor:

1. Amerika en zijn geallieerden moeten voortgaan met het BW-onderzoek, want naarmate de geleerden meer weten van toxtnes, des te meer zullen zij weten van anti-toxines. De maatregelen voor de verdediging tegen een biologische oorlogvoering moeten versneld worden.

2. Een bacteriologische oorlogvoering moet als een internationale misdaad beschouwd worden.

3. Het gebruik van BW moet door de Verenigde Naties onwettig worden verkla'ard en er moet een commissie worden benoemd voor directe controle en eventuele eliminatie.

De nadruk moet er op gelegd worden dat evenals in het geval van de controle op de atoomenergie internationale overeenstemming onmogelijk is; de Sovjetregering zal niet méér controle op de BW toestaan dan zij dat doet op haar atoomonderzoekingen. Maar dit nieuwe gevaar betekent een nieuwe uitdaging en een nieuwe hoop. En Amerika moet in ieder geval het politieke en morele initiatief in handen nemen.

Als de waarheid over BW bekendgema, akt wordt in alle landen, als de bevolking van de gehele wereld weet dat 30 gram botulinum kristallen millioenen mensen kan doden, dan zal misschien het geiweten der • mensheid tot resultaten dwingen.

Het artikel was ondertekend: Serge Fliers en Leon

Pearson.

„MIDDEN-ORTHODOXIE".

We hebben onlangs de vrijheid genomen, de door dr Berkhof (N. Herv.) ingevoerde term „middenorthodoxie" als een nieuw ongeluk aan te dienen. Het verblijdt ons, dat prof dr J. Severijn in „Polemics" er ook zo over denkt. Prof. Severijn schrijft in dat blad:

Uit de aard der zaak heeft het jongste geschrift van Dr Berkhof de aandacht getrokken ook van de (Hervormde) 's-Gravenhaagse Kerkbode.

Dr A. J. B(ronkhorst) is daarin niet geheel tevreden met de historische beschouwing van Dr Berkhof omtrent de geestelijke stromingen hier te lande in de tijd der Reformatie. Feitelijk gaat het om de waardering" van de Arminianen, die door Dr Berkhof althans van huis uit voor de vertegenwoordigers ener „middenorthodoxie" worden gehouden. Zij zouden eerst later onder vrijzinnige invloed zijn gekomen!

In deze beschouwing gaat het dus allereerst om het

ftegrtp „midden-orthodoxie", dat als zodanig verre van duidelijk, wijl zeer relatief is. Men zou, Dr Berkhof zo lezende, zegg-en, dat het begrip orthodoxie minstens in drie nuances, of, om het woord te gebruiken in drie modaliteiten vervalt, en dat de z.g. „midden-orthodoxie" wordt geflankeerd door een linkse en een rechtse orthodoxie, om niet te zeggen aberratie. Want 't lieeft er bij Dr Berkhof alle schijn van, dat deze „middenrorthodoxie" in deze beschouwing^ als de eigenlijke orthodoxie wU gelden!

Maar de vraag doet zich dan toch voor, aan welke maatstaf die , , midden-orthodoxie" gemeten moet worden en hoever men naar links en naar rechts kan afwijken, om nog , , orthodox" te heten.

Naar links wordt dat niet zo duidelijk, maar naar rechts Is er juist wel aanwijzing, zowel bij Dr Berkhof als bij Dr Bronkhorst in de 's-Gravenhaagse Kerkbode. Immers, zij beiden hebben grotelijks bezwaar tegen de praedestinatie-Ieer van Calvijn, die zij — althans in haar consequenties! — onschriftuurlijk noemen.

Over de maatstaf, welke wordt aangelegd om van een „midden-orthodoxie" te spreken, worden wij echter niet ingelicht. De namen van Veluanus en Snecanus worden genoemd en voorts Melanchton en Bullinger. Nu kan men daaruit wel enkele voorstellingen opbouwen, en zonder twijfel staan deze mannen allen min of meer onder invloed van de reformatorische geest, maar het is nog altijd een stuk van nader onderzoek, in hoeverre Calvijn's theologie zijn Invloed op hen werkelijk deed gelden.

Voorts zou het aanbeveling verdienen om eens nader stil te staan bij de theologische discussies tijdens het Twaalfjarig Bestand en wat daarmee samenhangt. Vast staat echter, dat de Dordtse Leerregelen tegen de Kemonstranten afdoende inlichting geven omtrent de geschilpunten tussen de strijdende partijen om zich een duidelijk beeld te vormen van wat de Dordtse Synode voor orthodox hield.

Voorts spreekt Dr Berkhof van het „Calvinisme", dat de leiding kreeg. Tot op zekere hoogte kan men dat zo stellen, doch schrijft men aan Calvijn dan niet meer toe, dan hij zelf wel goed zou gevonden hebben? Het was toch zo, dat Calvijn het leven der kerk zo diep verstond en tot theologische uitdrukking bracht op een wijze, die hier te lande en elders krachtige weerklank vond in de harten. Calvijn had getroffen, wat er in de harten leefde. De kerkelijke confessies getuigen daarvan.

Even verder:

En nu kan men Arminius een type van de „middens orthodoxie" noemen, maar waar is de kerkelijke ge> meenschap en de kerkelijke belijdenis dan van deze „midden-orthodoxie"? Daarvan kan men niet spreken en als men steun wil zoeken voor zulk een orthodoxie, komt dit weer neer op de gereformeerde belijdenis, in zoverre men die niet openlijk of bedektelijk verwerpt. Al te duidelijk nu komt dit negatieve standpunt uit, met name in de afwijzing van de praedestinatie-leer, niet maar van Calvijn, doch van de belijdenis der Drie Formulieren.

De schrijver in de 's-Gravenhaagse Kerkbode nu wil de „midden-orthodoxie" niet als Arminianisme beoordeeld hebben, doch wél het Calvinisme zó elastisch voorstellen, dat ook Arminius er nog toe behoort! Dr Bronkhorst acht, dat de reformatorische groepen onderling niet zo veel verschillen, dat men van aparte typen kan spreken. En zo kan hij ook menen, dat iemand Calvinist kan zijn zonder de leer der uitverkiezing van Calvijn te aanvaarden.

Hier wordt niet gehandeld over de leer der kerk, maar over theologische beschouwingen van theologen: men verwerpt daarbij wat men niet wenst, en neemt voor goed, wat aannemelijk voorkomt.

Verder:

Wij weten wel, dat de gang van ons betoog ingaat tegen wat van de zijde der z.g. „midden-orthodoxie" wordt geleerd aangaande de z.g. dynamische opvatting van „het belijden" der Herk, maar tegen zulk een „dynamische" opvatting hebben wij ook ernstig bezwaar. Haar vertegenwoordigers hebben daarbij nog niet veel te voorschijn gebracht, dat aanbeveling verdient. Ook het geschrift van Dr Berkhof is weinig troostvol voor hen.

Dr Berkhof schijnt op het standpunt te staan, dat de gereformeerde type daarbij haar kans heeft gehad, evenals het LiberaJisme, en dat nu Arminius redivivus aan de beurt is. Dr Berkhof adviseert deze nieuwerwetse Arminius nu een en ander van de gereformeerden te assimileren. Misschien zou deze, indien hij dit deed, niet zoveel van de zeventiende-eeuwse Arminius verschillen!

De Haagse Kerkbode-schrijver gaat nog weer van een andere gedachte uit. Hij vindt klaarblijkelijk Arminius niet een apart type, maar wil in hem zelfs een rekkelijk Calvinist zien. Wel is hij van oordeel, dat de Heidelbergse Catechismus nu niet bepaald kan worden genomen als het klassieke document der middenorthodoxie. Hij wil dus van Arminius af en verdedigt liet rekkelijk Calvinisme. In verband daarmee stelt deze schrijver de vraag, of het juist is, de rechterzijde als de legitieme erfgenaam van Calvijn te beschouwen. Hij zou eerder geneigd zijn de Friese confessionelen voor zodanig te houden. Nu hebben wij geen bezwaar de confessionelen, die waarlijk confessioneel zijn, bij de erven te rekenen, maar wat reden kan deze schrijver hebben om de gereformeerden dat te ontzeggen? Dat is niet zo erg vriendelijk, maar kerkelijk gesproken gaat het in de Nederlands Hervormde Kerk om de belijdenis, om de legitieme erfgename van de gereformeerde kerk der reformatie. Een Puriteinse leefwijze kan dat niet illegitiem maken, want dat komt er bij! Nadruk op de eis der wedergeboorte en waarachtige vroomheid, als men dat onder Piëtisme verstaat, kan •dat evenmin, want zonder wedergeboorte geen leven.

Wö vragen ten slotte: aan de tucht van welk gezag onderwerpt zich eigenlijk de „midden-orthodoxie", die, naar ons in de kerkelijke discussie telkens weer bleek, de belijdenis der Kerk omtrent het goddeiyk gezag der Heilige Schrift niet meent te kunnen aanvaarden?

Zo zijn wij opnieuw bij de vraag naar de maatstaf van de z.g. „Midden-orthodoxie". En daarover is li^ het wellicht zelve niet eens!

Men begrave de term zo haastig mogelijk.

K. S.

VRIJBLIJVEND, OP ZICHT.

In „Polemios" citeert de Heer G. Puchinger een passage uit de brochure van dr Berlchof over de „midden-orthodoxie". De heer Puchinger- constateert:

Het is te verstaan, dat binnen de aanpassende beschouwingen van het Barthianisme, dat in de praktijk van het geloof lééft van een verfijnde diaetetiek, ieder radicaal ernstig gebruik van de Wet juist als caricaturaal gebruik dreigt te worden veroordeeld. Deze veroordeling heeft het Barthianisme met de jaren als een vooroordeel opgeheven die de praktijk der Ethiek vooral op confessioneel gebied heeft gedirigeerd! En het is tegen dit Barthiaanse vooroordeel nu dat Dr Berkhof stelling neemt, als hij opmerkt: „Wij zijn bijna voor niets zo bang, als om voor „wettisch" of ^ „moralistisch" te worden aangezien" (pag. 31). En de schrijver vervolgt: „Wij kunnen heel welsprekend worden, als we de tróóst van het Evangelie moeten vertolken en van Gods vaderlijke zorg voor zijn kinderen gewagen. Onze Gezangenbundel helpt ons dan bovendien aan een reeks schone liederen. Maar wij voelen ons geremd, als we over de binding die het Evangelie uitoefent moeten spreken. Merkwaardig is ook, hoe weinig gezangen daarvan spreken. Het is ook om deze reden maar goed, dat wij de Psalmen mogen zingen. De Gezangenbundel weerspiegelt de eenzijdigheid van ons mlddenorthodoxe geloofsleven" (pag. 31).

De heer Puchinger vervolgt, na dit citaat:

Het woord binding is' gevallen Wij weten dat het Barthianisme afkerig is van binding, 't zij aan de letter van de Confessie dan wel aaji de letter van de Schrift zélf!

Daarna over „goedkope" preken over „goedkope" genade:

Van Meruit geselt de schrijver de praktijk van de „billige Gena.de", de goedkope genade „die in vele preken wordt vertolkt" — genade zonder strenge Wetsprediking; zij verontrust, zij ergert ook niet meer; in deze prediking van genade-zonder-wet gebéurt niets meer! (pag 31). „In de prediking is haar functie (der Wet n.l.) wel zeer vaag en bleek geworden. Wèl wordt er zeer in het algemeen over gesproken, dat wij uit het Evangelie te leven hebben en naar Gods wil moeten luisteren, op het kantoor, in het huisgezin, in de fabriek en overal". Maar door zulke algemeenheden voelt niemand zich aangesproken. Evenmin door de betuiging, dat het niet gaat om de Zondag, maar om het dienen Gods in het gewone wekelijkse leven. Bij deze en dei-gelijke algemeenlieden pleegt onze prediking het te laten. En worden we eens een enkele keer scherp en concreet, dan haasten we ons te verzekeren, dat we dit alles niet wettisch mogen verstaan en dat we in ons falen op Gods genade mog'cn rekenen" (pag. 31—32). , , Zo wordt onze gemeente niet gevormd, verdiept, voortgaleid" (pag. 32).

De gevolgen van zulk een prediking kunnen volgens Dr Berkhof niet uitblijven, en hij vat deze samen onder vier punten.

1. De hoorders van deze prediking worden niet meer in hxm handelingen geleid door de Wet in hun dagelijkse leven: , , Hun ethische beslissing dreigt dan een vrijblijvende zaak te worden, waarvoor ze leiding gaan zoeken of zonder zoeken vanzelf vinden, bij de inspraken van het eigen hart of de goden der eeuw" (pag. 33).

2. Het gelaat van ons Nederlands Volksleven wordt nog meer ontkerstend dan het al is: , , Een ander symptoom van onze Wetsschuwheid is het feit, dat wij de laatste (!!, G. P.) brokken christelijke levensstijl in onze gemeenten (op het gebied van Zondagsviering, gezinsgewoonten, vermaak enz.) als , , wettisch" aan de kaak stellen" (pag. 33). „Ongemerkt kweken wij een geslacht op, dat van zijn eigen christen-zijn geen last meer behoeft te hebben, omdat het ons leven nergens concreet komt storen. De genade is goedkoop geworden, offers worden niet van ons gevraagd. Maar wat goedkoop is, heeft ook geen waarde meer. De kinderen van de huidige generatie zullen verwonderd aan hun ouders vragen, wat ze eigenlijk met dat Evangelie willen en ze zullen er van overtuigd zijn, niets wezenlijks te verliezen, wanneer ze zich om dit stuk der ouderlijke traditie verder niet bekommeren" (pag. 33).

Het is helaas een al te bekend feit van hoe weinig Barthiaanse kansels radicaal stelling wordt genomen tegen dansen, geregeld bioscoopbezoek, het gaan naar de voetbalmatch op Zondag en zo meer.

Besloten wordt met volgend citaat van dr Berkhof zelf:

„Wanneer de zo aanklagende en de vormende kracht van de Wet ontbreken, betekent dit, dat het Evangelie het mensenbestaan niet meer binnengaat en dus krachteloos is geworden. Samenvattend gezegd: het beslissingskarakter dat aan de Evangelieverkondiging eigen is, wordt niet meer beseft. In vele preken worden ons de prachtigste dingen aangeboden, maar „vrijblijvend, op zicht". Niemand heeft het gevoel, dat hij in een hoek wordt gedrongen of voor een keuze wordt gesteld. De dingen worden goedkoop aangeboden, goedkoop aanvaard, goedkoop afgewezen" (pag. 34).

De heer Puchinger noemt dit een schrijnend citaat

na 20 jaar Barthianisme.

K. S.

VOORSTEVEN — ACHTERSTEVEN?

Uit „Getrouw" (orgaan van de Internationale Raad van Christelijke Kerken) knippen we volgend citaatje:

In The Gospel Witness van 9 Aug. 1951 schrijft Dr T. T. Shields, predikant te Toronto, dat de secretaris van de Wereldraad der Kerken over deze Raad het volgende heeft gezegd: „Nooit is iets dergelijks gebouwd. Het is een nieuw soort schip. De leden van de bemanning, die verschillende talen spreken, zijn niet in staat elkaar te begrijpen. Sommigen van hen weten niet eens het verschil tussen de voorsteven en de achtersteven. Ook is het niet geheel zeker, of het schip wel geheel zeewaardlg- is en of ze er niet teveel van verwachten. Ze weten niet met zekerheid, waarheen ze gaan, maar ze-zijn-op-weg!"

Dr Shields schrijft dan, dat hij voor een reis op zulk een schip, dat vaart zonder kompas, toch maar liever geen kaartje koopt. Inderdaad, wij moeten op een goed kompas varen en ook weten, waar de reis heen gaat. Het kompas moet zeer betrouwbaar zijn. We mogen niet de haven verlaten met een gedraaid, of miswijzend kompas. Het kan immers gebeuren, dat onder invloed van ibepaalde afleidende metalen, een kompas, op zulk een schip niet meer zuiver naar het Noorden v/ijst. Dan moeten de belemmeringen worden weggenomen, en verkeerde Invloeden geneutraliseerd.

Het citaat is van de hand van ds J. G. Feenstra, en ontleend aan het boek: Gereformeerden, waarom?

Uitgave Van Keulen, Delft.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's