GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Bij het sterven van onze Professor Holwerda

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bij het sterven van onze Professor Holwerda

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen de officiële rouwtijd van ons Studentencorps na de dood van ons erelid, Professor Scliilder, bijna ten einde was, en wij voorbereidingen troffen om de normale werkzaamheden weer aan te vangen; toen heel Kampen de verjaardag vierde van onze Koningin, bereikte ons plotseling het bericht van de dood van Professor Holwerda. Een bericht, dat ons zozeer verpletterde, dat we ontredderd neerzaten en verzuchtten: „Och Here Here, wat wilt Gij van ons. Wij kunnen het niet meer bijhouden."

Toen vier jaar geleden Professor Greijdanus stierf, was dat, wat wij mensen noemen „normaal". Hij had een hoge ouderdom bereikt en ieder had zich voorbereid op zijn dood. Nog geen zes weken geleden ontnam de Here ons Professor^ Schilder. En al was hij 61 jaar, vsdj achtten hem nog' allerminst oud en slechts weinigen wisten van zijn ziekte. Nu, zo kort daarna, ontrukt God ons Professor Holwerda, jong, aan het begin van zijn loopbaan en zo plotseling, dat een duizeling ons bevangt. O God, werkt Gij zo Uw heilsplan uit? Versnelt Gij zo Uw tempo, dat wij het niet meer bij kunnen houden? Hebben we een deksel op ons aangezicht, zodat we U niet meer verstaan als Gij tot ons komt in de Schrift en vandaag in Uw daden? O Here, wij zouden ons terug willen trekken uit die stellingen, waar het leven zo jachtig en intens is en doorkruist wordt door de dood; terug willen trekken uit het centrum, waar de slagen vallen, omdat het zo zwaar wordt.

, , Het had zo anders kunnen zijn, " denken wij en zeggen wij, want we hebben zijn colleges gevolgd. Maandag jongstleden zijn college Seminarie, waar behalve de studenten veel dominees waren. We keken de zaal rond en zagen de plaatsen tot de laatste toe bezet, zodat iemand, die te laat kwam, genoegen moest nemen met een plaatsje op de grond. We hoorden onze Professor Holwerda de resultaten bekend maken van zijn studie over de Simson-episode uit Richteren, een gedeelte uit de Heilige Schrift, dat hem veel en lang heeft bezig gehouden. Eïi nu, onze aantekeningen opslaande, vinden we zijn slotconclusie, die ons liet zien, dat de tijd van Simson de meest beschamende was uit de Richterenperiode, omdat Israël zijn hoge positie verloochende en in de afval volhardde, maar tegelijk de meest vertroostende, omdat Jahweh alleen om Zijns Naams wil Zijn volk verlossen b 1 ij f t. En we meenden weer nieuwe veerkracht te zien bij onze Oudtestamenticus, nu ook voor hem de verantwoordelijkheid zoveel groter werd na het sterven van Professor Schilder. Ook Dinsdag, het Exegese-college, tevens zijn laatste college, was druk bezocht. We hebben nog stilletjes het aantal aanwezige studenten geteld en ervan genoten.

We willen hier en nü niet de betekenis van zijn wetenschappelijke arbeid belichten. Maar toch — hoe kan het anders — als onze gedachten terug gaan, moeten we wel erbij stilstaan, hoe we met klimmende verbazing de rijkdom van het Oude Testament zagen en er liefde voor opvatten en dus zelf gingen studeren. We slaan weer op zijn Canoniek-dictaten en zien reeds in de eerste zinnen, dat hij uitging van „het bewuste geloofsstandpunt" en zich daarvoor niet schaamde. En aan hem, die reeds daarin van God zo veel ontvangen had, werd — naar we geloven — mee om deze geloofshouding zo oneindig veel gegeven. Werd het gegeven in slechts zes jaar tijd de kernkwesties te raken, de sleutels voor het verstaan van veel, wat tot nu toe duister was, te vinden en bovendien de ongelovige critiek in het hart te raken. Alleen maar, waar voor hem de sluier werd opgelicht, daar was nog zoveel tijd nodig voor de uitbouw, de volledige ontwikkeling en ontplooiing.

Bij de aanvaarding van zijn ambt op 29 Januari 1946, zei hij tot de studenten: „Van mijn kant beloof ik graag U het beste te zullen geven wat ik bieden kan. Misschien zit er toch ook een klein voordeel in, dat deze katheder bezet wordt door iemand, die van Oudtestamentische theologie maar heel weinig weet, doch die van de moeilijkheid van het preken over het Oude Testament vrijwel alles weet. Ik vlei me met de hoop, dat dit laatste aan uw practische vorming ten goede zal komen." En niet alleen heeft hij, die er ondanks zijn woorden, al heel wat van wist, zich • geheel ingewerkt in de Oudtestamentische theologie en die verder geholpen, maar d i t is voor ons vooral duidelijk geworden: die moeilijkheden bij het preken heeft hij nooit uit het oog verloren. Wie van ons kent niet zijn stereotype vraag: , , Hoe zoudt u daarover preken? " En dan, na ons zwijgen of stuntelige antwoord, zijn prachtige ontvouwingen van zo eminente homiletische waarde. En wat heeft hij het zelf nodig gehad om de rijkdom van de Schrift voor onze tijd te zien. Hij, die zo gevoelig en kwetsbaar was heeft zozeer geleden onder de smaad, hem, in zijn strijd voor de Kerk, aangedaan in de tijd van de vrijmaking. Zijn laatste Schooldagrede besloot hij met de woorden: , , Het zou een zegen zijn, als déze reformatie nu eens de laatste mocht zijn, omdat ze bewaard werd tot de dag van Christus' wederkomst!"

En toen hij in 1949 de pen weer moest opnemen om in eigen kring te strijden, motiveerde hij zijn lang zwijgen als volgt: , , En vooral: ik zag op tegen de verdrietelijkheden van een polemiek. Het maakt je zo moe, en onze mensen worden ook moe."

De strijd van en na de Vrijmaking greep Professor Holwerda zo aan. Maar in datzelfde jaar 1949 schreef hij, zijn troost puttend uit de Schriften, voor zichzelf, voor u en voor ons, naar aanleiding van 2 Samuel 23 : 1—7: , , Daarom zeg ik met David, nu alles wankelt en alles ons ontvalt: Daar is een testament, wel verordineerd en wel bewaard. Het heil komt en alle welbehagen ook. Alles wat m.e verlost en alles wat me verheugt. Hij zal het doen uitspruiten. De nacht valt, maar we vragen geen wachter meer: Wat is er van de nacht? Want het is me verzekerd: De morgen gaat komen, de ochtend zonder wolken en de zon, op het prille groen."

Zo was onze Professor Holwerda, ook op college. Geen dorre, abstracte wetenschap, maar in zijn wetenschappelijke arbeid worstelend met zijn God, die de God is van het leven.

Wie herinnert zich niet het aangrijpende Exegesecollege over de eerste verzen van Deuteronomium 14, na het sterven van zijn dochtertje! En tenslotte, na breedvoerige exegese van heel dit hoofdstuk de samenvatting: , , De gedachtengang is dan dus, dat de Israëlieten als kinderen Gods zich altijd bewust moeten zijn, dat ze principieel van de dood verlost zijn, hetzij die reeds in hun leven kwam in het" verleden, vers 1 en 2, hetzij in het heden hun dagelijks omgevend, vers 3 tot 21a, hetzij in de toekomst dreigend, vers 21b tot 29. Wanneer we, afsluitend, de vraag stellen, welk gebod dit alles beheerst, zal het antwoord moeten luiden: het derde gebod. Jahweh betekent: verlossing, levensdoorbraak, en sjaw is alles wat der ijdelheid onderworpen is, behoort tot het rijk des doods."

Zo kenden en gedenken we onze Professor lïolwerda, een mens van geüjke beweging als wij. Bevlekt rnet zonden. Geen abstracte zonden, gedachtendingen, die we allen van onzelf zo graag belijden, maar concrete, aanwijsbare zonden. Maar groot, omdat hij ons de rijkdom- der Schriften opende, die hij zelf zo nodig had. •

Wie zegt daar, dat hij geen tijd heeft gehad om zich voor te bereiden op de dood? Laat die lezen zijn Paasartikel in , , De Reformatie" van 12 April. Het eindigt bijna juichend: „Ik heb het nu begrepen, geloof ik. Het moment komt, waarop mijn tong niet meer spreken zal, en ik niet eens meer zeggen kan: Mijn God. Maar op dat ogenblik zal Hij zich voor mij niet schamen, en mijn naam belijden voor Zijn heilige engelen: Daar ligt Mijn kind!" Onze Professor Holwerda, gestorven, wèl bereid, gestorven op Koninginnedag, begraven op de nationale feestdag, wachtend op de bruiloft des Lams, tezamen met de geloofshelden uit Hebreen 11: Gideon, Barak, Simsom en Jefta, die hij de laatste tijd op college Seminarie behandeld heeft, sprekend over de heilshistorie in het boek Richteren; opgenomen in de getuigengalerij, in Hebr. 12 : 1 genoemd: „Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die voor ons ligt."

praetor van het studentencorps „Fides Quadrat Intellectum”.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 mei 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Bij het sterven van onze Professor Holwerda

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 mei 1952

De Reformatie | 8 Pagina's