GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ONTMOETINGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONTMOETINGEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste Vrienden,

Haast had ik hierboven gezet: „Toevallige Ontmoetingen", want zo noemen we dat meestal; maar ook ik heb vroeger geleerd, dat het woord „Toeval" een gevaarlijke betekenis heeft gekregen en juist bij ontmoetingen als waarvan ik nu vertellen wil, is 't voor mij heel duidelijk, dat er niets „bij geval" geschiedt.

Een voorbeeld. Aan boord van de boot, die ons van Java naar Borneo bracht, kwam ik in aanraking met een groepje heel moderne mensen, die onze gedachten omtrent de Kerk en ons werk maar „heel raar" vonden. Op één na, die, bemerkende, dat ik als volslagen vreemdeling in Kalimantan Barat (dat is de Indonesische naam voor West-Borneo) zou staan, mij in een afzonderlijk gesprek zijn diensten aanbood, om riie bij de onderwijs-autoriteiten in Pontianak te introduceren. Die goede man heeft daar een halve dag aan opgeofferd en bracht me o.a. in contact met de christelijke Hoofdinspecteur Huta Péa, een Tapanuliër, die mij tot de dag van zijn overplaatsing met Veel raad terzijde heeft gestaan. „Omdat we van één geloof zijn, meneer" zo antwoordde hij, toen ik hem de laatste keer nog eens bedankte. Iets dergelijks maakte mijn vrouw mee, die in Pontianak naar een tandarts ging. Die arts is een chinese dame. Iedereen weet, hoe vreselijk duur tandheelkundige hulp hier is, maar deze dame weigerde mijn vrouw iets in rekening te brengen. „Arbeiders op de zendingsterreinen helpen we gratis, mevrouw" was haar bescheid. We hebben dat dankbaar aanvaard, want de reis alleen kost ongeveer evenveel als het trekken van een heel gebit in Nederland.

Een enkele keer ga ik wel eens met de dokter mee, wanneer hij geroepen wordt in een kampung, die alleen te voet bereikt kan worden. Terwijl de dokter daar zijn werk doet, probeer ik dan wat met de mensen te praten. Reeds beschreef ik een paar van die ontmoetingen in Sandaung, in Ngedang en in Darit (daar zonder dokter). Zo was het nu ook in Limau, een dorp van ruim 250 inwoners. Dat noemen we een grote kampung. Wat doet het wonderlijk aan, wanneer je dan vertelt, waarom we gekomen zijn en wat ons doel is, en het blijkt dan, dat deze mensen juist er aan toe waren om een heel primitief schooltje te bouwen voor hun kinderen, maar ze konden geen onderwijzer krijgen. Ja, wel een mohammedaanse, maar dat wilden ze juist niet. Sinds die ontmoeting is er weer een gemeenschap bij, die zich beijvert iets voor de verwezenUjkLng van onze plannen te doen. Later hoorde ik bij Djelappé (reeds bekend uit een vorig verhaal), dat Limau ook propaganda had gemaakt in Maraboh, een kleinere kampung in de buurt.

In een land als dit, is elk nieuwtje van grote waarde. Elke ontmoeting, die iemand heeft, wordt des avonds uitvoerig besproken in de kampungs. Hoewel hier geen druk telefoonverkeer is, geen plaatselijk nieuwsblad, geen omroeper, toch weet men hier tot in verre uithoeken, wat in andere plaatsen gaande is. Terwijl ik in Sosok eens zat te wachten in de jeep, totdat de dokter van zijn patiënt terugkwam, sprak me een man aan, die me vroeg of ik de guru was. Toen bleek, dat hij wist, wat ik aan mensen uit het Balantianse, 30 tot 40 km voorbij Sosok, de rimbu in (toen zij in Ngabang waren geweest) verteld had. Dat betekent dus, dat, zonder dat ik het vraag, niet alleen over onze personen, maar ook over onze vertellingen gesproken wordt. We lezen van Paulus, dat hij zo dankbaar is, omdat er , , in de gehele wereld" over het Evangelie gesproken wordt (Rom. 1:8; Phil. 1 : 18 en Col. 1:6). Wanneer we daaraan denken, dan krijgt elke ontmoeting een betekenis.

Betekent dat nu, dat deze mensen zo graag christen willen worden? Natuurlijk niet! Dat wil geen mens graag worden. De begeerte een christen te zijn kan alleen uit een wedergeboren hart opkomen, maar wij weten ook, dat dat opnieuw-geboren worden een zaak is, die de Heere heel nauw heeft verbonden aan de Kerk en de prediking des Woords (Gal. 4 : 26). Eïi,

terwijl wij nu hun talen bestuderen, wanneer we de mensen ontmoeten in school, thuis, bij de weg of in de kampung, bidden we, dat de Heere mannen zenden wil, die dat Woord hun ambtelijk mogen verkondigen.

Zo ontmoette ik eens een Ambonnees. Hij was in een christelijk gezin geboren. Zijn ouders gingen in de dagen van Van Heutz naar Atjeh, waar zijn vader sneuvelde. Kort daarna stierf ook zijn moeder. Na vele omzwervingen kwam hun kind op Java terecht, waar hij van Javanen een mohammedaanse opvoeding kreeg. Nu woont hij in Ngabang en werkt als administrateur aan het ziekenhuisje aldaar. Maar hij zegt: „Ja, meneerr, dat chrristelijk geloof is wel zeerr goed, maarr de luitjes moeten eerrst de Engels en de Boekhouden goed leerren." Zulke ontmoetingen zijn wel verdrietig, maar toch óók nuttig en voor ons veelzeggend.

Op één van mijn lessen maakte ik een fout en viel toen mezelf in de rede door te zeggen: „Pardon". Meteen vroeg ik: „Hoe zegt U dat in het Maleis? " Ik kende wel het woord ma' af, maar dat is van Arabische afkomst. Het antwoord was: „Perdom" en meteen begreep ik, dat hier een afschuwelijk misverstand geconstateerd kon worden. Dat „perdom" is niet anders dan een verbastering van een heel lelijke hollandse vloek. Ik mocht toen de mensen uitleggen, wat vloeken was, wat de Naam des Heeren - eigenlijk be^ tekent, en o, je had die verbazing moeten zien. Er waren drie reacties. De één zei: „Maar hoe durven de mensen het dan toch te zeggen, meneer? " De tweede: „We hebben nooit geweten, dat die Naam een belofte inhoudt, dat leert onze imam ons nooit". En de derde sprak: „Meneer, ik zal dat woord nooit meer zeggen." Zij, die zo spraken, waren allen mohammedaans opgevoed. En toen kort daarna het engelse woord , , to get — got — got" werd behandeld, kwam hen direct het vorige weer in de geest en dachten ze, dat dat , , got" een lelijk woord was. Deze mensen, die niet zoals wij, verwend zijn met papier en potlood, hebben doorgaans een goed geheugen en bewaren deze gesprekken en lessen en vertellingen in hun gedachten. Kunnen het dan ook getrouw aan anderen doorgeven. Van die eigenschap moeten we gebruik maken.

En wat mocht ik al veel vriendelijks ondervinden bij mijn ontmoetingen! In Tebedak kwam ik voor de derde keer, toen, na de gebruikelijke begroetingsceremoniën, de oudste nénék (grootmoeder) op de grond naar me toeschoof om mij een lekkere, verse sirihpruim aan te bieden. Haar vriendelijk-lachende, maar tandeloze mond, druipend van 't rode sap, boezemde me echter zo'n afkeer in tegen de snoeperij, dat ik me uitputte om heel beleefd te weigeren. Maar het betekent wat. Het betekent hetzelfde, als wat ons in Tubang overkwam, waar men ons een schaaltje vtojde/mobisteiirijst: ainhoQdijen: watj öfia , deEde, :6ens onder woorden bracht, toen hij tot zijn kampungbewoners zei: „Deze tuan hóórt bij ons."

. Bij Limau ben ik in een riviertje gevallen (geen mens was er. bij) en in Maraboh ben ik door een zeer wrakke vloer gezakt en heb ik op pepermimtjes getracteerd, maar een maand later sprak ik iemand uit Darit (82 km daar vandaan) en ze wist het me te vertellen!

Soms word ik uitgenodigd bij officiële gelegenheden. De Indonesiërs zijn verzot op redevoeringen. Op een ouderavond van de Lagere School werden maar eventjes 23 speeches afgestoken. En vaak mooi, hoor! Ik knijp 'm dan als een dief, want ik wéét, dat ik ook zal moeten spreken. Meestal eerst de voorzitter, dan de hoogste autoriteit, dan de „tuan". Zó heb ik ook wel eens onze doelstelling naar voren mogen brengen. En dan blijven de reacties heus niet uit. Niet op die avond, maar later. En dan kunnen lye zien, hoe er van ons belijden iets uitgaat: het wekt verzet, maar veroorzaakt ook toenadering. Misschien straks haat — en broederschap. En beide horen bij het komen van het Koninkrijk der hemelen.

En heerlijk is het voor ons, die hier zijn, te weten, dat zovelen in het vaderland met ons meeleven en mee-bidden.

Tot een volgend maal, misschien.

Ngabang, , Dec. 51.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 mei 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

ONTMOETINGEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 mei 1952

De Reformatie | 8 Pagina's