GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een erfenis, die klaar ligt in de hemel en erfgenamen, die bewaard worden op aarde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een erfenis, die klaar ligt in de hemel en erfgenamen, die bewaard worden op aarde

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„tot een onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenjs, die in de hemelen bewaard is voor u, die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof, tot de zaligheid die bereid is om geopenbaard te worden in de laatste tijd”. 1 Petrus 1 : 4, 5.

UIT DE SCHRIFT

In de voorgaande verzen heeft Petrus God geloofd. Omdat Hij ons door de opstanding van Christus nieuw leven heeft gegeven. Door de opstanding van Jezus Christus zijn alle dingen anders geworden. Er is voor de gelovigen weer leven en er is weer hoop. Een levende hoop, die niet vergaat en die niet beschaamd maakt. Het leven heeft weer een doel en de hoop een blij vooruitzicht. Dat doel en dat vooruitzicht is de erfenis, die in de hemelen bewaard is. Petrus onderstelt, dat zijn lezers wel weten wat die erfenis is. Nu, als we in de Bijbel thuis zijn, weten we dat ook wel.

De erfenis is de volkomen zaligheid, waarvan we hier op aarde slechts een voorsmaak genieten. Ze is het koninkrijk der hemelen in z'n volle ontplooiing. Ze is het eeuwige leven, waarvan dit het heerlijkste is, dat we altijd met de Here zullen zijn.

„Die overwint, zal alles beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn", lees ik in Openb. 21 : 7. En met dat „alles" zal wel bedoeld zijn, wat in de voorgaande verzen staat. Daar is sprake van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Van de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem. Van de Tabernakel Gods bij de mensen: God zal bij hen wonen en zij zullen zijn volk zijn en God zelf zal bij hen en hun God zijn.

„En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan" (Openb. 21:4).

Hoe heerlijk die erfenis of dat erfgoed wel zal zijn, dat blijft een verrassing. Maar het zal zo heerlijk zijn,

dat het lijden in deze wereld .»r bij in het niet valt. „Want ik houd het daarvoor, dat het lijden van deze tegenwoordige tijd niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden" (Rom. 8 : 18).

Van deze erfenis schrijft Petrus nu, dat ze is onverderfelijk, onbevlekkelijk en onverwelkelijk. Of zoals de Nieuwe Vertaling schrijft: onvergankelijk, onbevlekt en onverwelkelijk. Petrus zal gedacht hebben aan de tegenstelling tussen de hemelse erfenis en de aardse schatten. Deze zijn vergankelijk, bevlekt, verwelkeUjk. Dat geldt vooral van de schatten in de wereld van het Oosten. Men tastte daar z'n rijkdommen op in goederen. Men verzamelde kostbaar koren in de voorraadschuren. Men stapelde dure kleden en tapijten op in voorraadkamers. Men bewaarde kostbare olie in de voorraadkelders. Maar al deze kostbaarheden waren verderfelijk of vergankelijk. De brand kon er in komen en dan bleef er niets over dan wat as. Dieven konden de muren ondergraven en de schatten stelen. Ook waren vele schatten bevlekkeUjk in de letterlijke zin van het woord. Denk maar aan tapijten, die door vocht konden worden aangetast of door het weer konden worden bedorven. En ze konden verwelken. De nieuwheid en de frisheid ging er op de duur af. Daarom heeft de Here Jezus ook gezegd: „Ver­ gadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen; maar vergadert u schatten in de hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen" (Matth. 6 : 19, 20). Alle schatten in deze wereld, in de letterlijke en figuurlijke betekenis van het woord, zijn vergankelijk. Kent ge één blijvend goed hier beneden? Is er één erfenis ui deze wereld, die ons niet ontgaan of ontvallen kan? Het geld kan z'n waarde verliezen. Huizen kunnen verbranden. Landerijen kunnen onteigend worden. We kunnen midden in een stapel goud zitten en toch van honger omkomen.

Daarbij is rijkdom zeer gevaarlijk. Ze bevlekt haar bezitters. Ze heeft menigeen tot zonde verleid en afgetrokken van het koninkrijk der hemelen. Alle goed, waarop we in deze wereld hopen is als een bloem des velds. Vandaag bloeit ze en morgen is ze verwelkt. En de dood maakt aan alle aardse verwachting een einde.

Maar de erfenis, waarop de gelovigen hopen, is onvergankelijk en zuiver en ze verwelkt nimmermeer. Ze i s daar bewaard. Ze ligt daar als in een safe of kluis. Wie zou in de hemel opklimmen om de erfenis daar aan te tasten? De duivel komt daar niet en de dood heerst daar niet en de zonde kan daar niets bederven. Daar heerst God alleen. Daar leeft onze Here Jezus Christus tot in alle eeuwigheid. Daar is eeuwige bloei, onvergankelijke fleurigheid, altijddurende nieuwheid van leven. O, daar te zijn Is hier ellende uw deel? Grijp moed, daar wacht u eeuwige heerlijkheid. Grijnst hier de dood u aan? Zie over het graf heen. Er is een onvergankelijk, onbevlekt en onverwelkelijk leven, een eeuwige erfenis in de hemel.

Bederft hier de zonde veel moois en schoons ? Wacht maar, eens zal het anders zijn. Dan zal alles even mooi en zuiver en heerlijk wezen. Dan zal God ziin alles en in allen.

Met de erfenis is het dus wel in orde. Die ligt klaar voor de erfgenamen. Maar hoe gaat het met de erfgenamen? Komen zij wel tot de erfenis? Dat komt hier op aarde lang niet altijd terecht. Ge weet hoe dat gaat. Daar is een rijke oom of tante, die er warmpjes bij zit. De erfenis groeit bij de dag. En neef of nicht verheugt zich reeds op het erfdeel, dat hem „toegeluid" zal worden. De doodsklok, die geluid zal worden, zal voor hem rijkdom betekenen. Maar het loopt anders. De erfgenaam sterft eerder dan de erflater. De doodsklok luidt eerder over het graf van de erfgenaam, dan van de erflater. Hoe gaat dat nu met de erfgenamen van de hemelse erfenis? Als we de zaak ongelovig bekijken ziet het er niet zo mooi uit. De zaligheid is immers voor hen, die tot het einde toe volharden? De erfenis is voor hen, die de duivel weerstaan, de zonde haten en vlieden, hun eigen vlees kruisigen en doden. De erfgenamen hebben dus met vele vijanden te doen. Met de duivel, de zonde, de wereld, hun eigen vlees. Maar hoe zullen we dan tot de erfenis komen? Zijn we niet zó zwak, dat we niet één ogenblik kunnen staande blijven? Zal de duivel ons niet als zijn prooi naar de hel slepen? Zullen we de zonde wel de baas blijven en ons eigen vlees er onder houden? Of zullen we in de geestelijke strijd onderliggen ?

Laten we maar eerlijk zijn: Als we ons zelf moes­ ten bewaren voor de erfenis dan kwam er niets van terecht. Dan waren we reddeloos verloren. Maar dat hoeft gelukkig niet. Petrus schrijft: „De erfenis is voor u, die in de kracht Gods bewaard word t."

We worden bewaard. Letterlijk staat er: We worden bewaakt. We hebben een macht om ons heen staan. We worden omringd door een kracht, die meer waard is dan een millioenenleger. We worden bewaard inde kracht Gods. Gods kracht is om ons heen. Vóór ons en achter ons en aan beide zijden. We zitten als in een sterke toren. We worden bewaard als in een vaste burcht. We zitten in een „hoog vertrek". Dat is de troost geweest van de psalmist:

„De HEER is bij mij; 'k zal niet vrezen. De HEER zal mij getrouw behoên; Daar God mijn schild en hulp wil wezen. Wat zal een nietig mens mij doen? "

Bewaard in de kracht Gods. Maar dan komt het ook goed. De duivel is veel sterker dan wij. Maar God is oneindig veel sterker dan de duivel. We kunnen tegen de geest der wereld niet op. Maar de Heilige Geest kan ons maken tot meer dan overwinnaars. Want Hij is almachtig. Och, wij aanmerken de dingen die we zien. We kijken naar de machten en krachten dezer wereld. En we beven en vrezen. We hebben het over de machten der hel en over de kracht dezer wereld en over de zwakheid van eigen vlees. En we rekenen zo weinig met de almachtige, oneindige kracht van God.

Petrus schrijft rustig: We worden bewaard. Van dag tot dag. In de kracht Gods. Niemand kan ons uit Zijn hand rukken. Geen macht ter wereld kan ons echt schaden. Als we maar in de kracht Gods blijven.

Dat bedoelt Petrus als hij schrijft; door het geloof. We worden niet automatisch bewaard. Die bewaring gaat niet vanzelf. Dat heeft men wel eens gedacht. En ook wel in practijk gebracht. Dan redeneerde men: „Ik mag geloven dat ik een kind Gods ben en nu komt het altijd en als vanzelf terecht". Dan durfde men soms de zonde doen, opdat de genade groter zou worden. Dan durfde men het met de zonde wel wagen. Men begaf zich soms in allerlei gevaar. Gods kracht kon, immers wel bewaren? Maar deze redenering is velen ten verderf geworden. Wie gelooft in de Here Jezus doet zo niet. Maar die is er bang voor zich buiten de kracht Gods te stellen. Door zich in verzoeking te begeven. Door met de wereld mee te gaan. Alleen wie op de Here vertrouwt is veilig. Wie zich aan de Here houdt is wel bewaard. Maar wie zich buiten de wegen des HEREN waagt en redeneert: „God zal mij wel bewaken, want Hij is almachtig", die doet goddeloos. En als hij te gronde gaat dan ligt dat niet aan de zwakheid van God, maar aan eigen goddeloosheid.

Ik herinner mij uit de oorlogsdagen het volgende: De Canadezen hadden zich een weg gebaand door het vijandelijk leger. Ze hielden een straatweg bezet en een strook grond aan weerszijden. De hoofdmacht van het leger was doorgestoten. Er bleven wat tanks en troepen achter om de straatweg en de omgeving te bewaken. Ik was met deze toestand niet op de hoogte. En wilde naar het gebied, dat nog niet van vijanden was gezuiverd.

Op enige afstand van de straatweg ontmoette ik een schildwacht. Op mijn vraag of ik verder mocht gaan antwoordde hij: „Wat mij betreft wel. Maar ik zou het u niet aanraden. Want dat gebied is nog niet gezuiverd." In zo'n geval is men wel zo verstandig om binnen het beveiligde gebied te blijven.

Zo wil de Here, dat we binnen Zijn kracht blijven. Door het geloof. Dan zijn we volmaakt veilig. Dan kan ons niets gebeuren. Al gaan we dan langs afgronden van vertwijfeling, de hand des HEREN houdt ons staande. Al moeten we dan door een dal van de schaduwen des doods, Gods stok en staf vertroosten ons. Al moeten we dan door vuur en door water. God leidt ons tot de zaligheid. Tot de zaligheid, die bereid is om geopenbaard te worden in de laatste tijd. Hier hebt ge een ander woord voor de erfenis: de zaligheid. Die ligt klaar om geopenbaard te worden bij de wederkomst van Christus. In de laatste tijd. In de dag der dagen. Dan zullen de gekochten des Heren de zaligheid beërven. Die geen oog heeft gezien en waarvan geen oor heeft gehoord en waarvan geen gedachte in ons hart is opgekomen. Geen pen kan het beschrijven. Geen taal kan het uitbeelden in alle heerlijkheid. We kunnen er een voorsmaak van hebben. Door Gods beloften te geloven. Door de Here te kennen in al onze wegen. Door wakend en biddend te blijven in de kracht Gods. Door te strijden tegen de zonde te allen tijd. Door toe te nemen in de genade en kennis des Heren. , ^

Stormen razen om ons heen. We varen over een kokende zee, in duistere nacht. Maar er is een veilige haven. En God bewaart ons op de tocht daarheen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Een erfenis, die klaar ligt in de hemel en erfgenamen, die bewaard worden op aarde

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's