GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

WOORD-TRADITIE CONTRA TRADITIONALISME

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WOORD-TRADITIE CONTRA TRADITIONALISME

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Broeders en zusters.

Het zal niemand verwonderen, dat het woord, op deze Schooldag gesproken, teruggrijpen wil op de arbeid, het leven en sterven van onze beide hooglararen Schilder en Holwerda. Wij kunnen deze profeten Gods nu eenmaal niet kwijt raken uit onze gedachten en zeker op een dag als deze niet.

Daarom belijden we vandaag ons geloof in Jezus Christus, Die in deze wereld Zijn strijd voert. Zijn fronten trekt, Zijn soldaten oproept en inzet aan het front. Zijn leger laat optrekken naar de dag der dagen, en ook Zijn knechten aflost hier naar Zijn welbehagen. Dat doet Christus. En de Geest van Christus heeft ook Schilder en Holwerda toegerust, gemaakt tot helden om te strijden de oorlogen des Heren. Hij heeft deze kerkkneehten ingezet en we hebben hen gezien in hun militaire dienst, in hun ambtelijke strijd vóór Woordtraditie en contra Traditionalisme.

Maar als dat waar is, mag ons denken zich ook vandaag niet vastzetten op hen. Het ging hun en gaat ons om de strijd des Heren. Hij zet in, lost af, situaties wisselen, maar de strijd blijft alle eeuwen door dezelfde: de éne strijd onder de éne Meester tegen de éne vijand, op de éne weg der kerk van alpha naar omega. De strijd om kerk te zijn, en te blijven, om te volharden in de leer van apostelen en profeten, verwerpende alle dingen, die daartegen zijn, houdende Jezus Christus voor het enige Hoofd.

Deze strijd hebben zij gestreden, hebben wij te strijden al meer, in trouwe binding aan het ganse Woord. Anders zijn we weg en is de School verloren.

Het komt er daarom op aan, dat we ter harte nemen het woord van Christus, gesproken In de tempel, in Zijn laatste publieke tempelrede: ge zult u ook geen meesters laten noemen, want één is uw Meester, de Christus. Ge ziet hier de Heiland bezig een weg te maken voor Zijn kerk, nu Hij ze kopen gaat met bloed. En Hij wil ook voor de toekomst het leven der kerk gezond houden en zuiver.

En nu weet ge wel: de Schriftgeleerden en Farizeën waren gesteld op mooie' titels: vader, meester, rabbi. En waarom waren ze dat? Was dat nu alleen maar eerzucht, ijdelheid? Weineen, we zouden ons in de doelstellingen van deze taaie secte wel radicaal vergissen, als we de kwestie zo stelden. Deze secte heeft ook haar martelaren gehad, fanatiekelingen en zeloten, en ze was heus heel wat gevaarüjker voor de kerk dan een groepje van alleen-maar-eerzuchtigen ooit in de wereld zijn kan.

Die naam rabbi en meester was document van hun schoolvorming. Zij zijn de leraars, vakmensen, leidslieden der kerk en de schare, die de wet niet kent, is vervloekt. Deze mensen zitten op de stoel van Mozes, en daar zegt de Heiland geen kwaad van. Integendeel: Hij erkent hun gezag en beveelt: doet alles- wat ze u zeggen, d.w.z., waar ze u binden aan Mozes' wet, daar zijt ge gebonden.

Als ze nu maar alleen gebonden hadden aan déze wet; maar nu komt daarbij en daar overheen de tra­ ditie, de inzettingen der ouden, want de Schrift was toch eigenlijk zelf weer onvoldoende. En u weet: door hun inzettingen hebben ze Gods gebod krachteloos gemaakt, en aldus het kerkvolk weggetrokken van Mozes en de wet als tuchtmeester tot Christus. Het is weer geworden gebod op gebod; ze binden lasten, die zwaar en kwalijk zijn om te dragen, de mensen worden doodmoe en ze zijn het gezicht op Christus kwijt geraakt. En daarom is het Mozes, die deze kerkvorsten verklaagt. Want als ze Mozes geloofden, ze zouden ook de Christus geloven. Maar nu hebben ze zich vastgebeten in de traditie en in dat systeem hebben ook deze eretitels hun plaats gekregen: vader, meester, rabbi.

Is dan Christus tegen de traditie? Allerminst; maar ze krijgt bij Hem geen kans om een toren van Babel te bouwen. En nu weet Hij wel: dit betekent Mijn kruis. Wie aan de heilige huisjes raakt in de kerk, is een kind des doods, juist daar. Maar Hij wil niet anders, het gaat om de kerk. En ze zullen Hem de mond wel stoppen, omdat de hele wereld Hem achterna gaat, maar Hij looft eerlang God in een grote schaar.

En omdat Christus met eigen ogen ziet, dat dit traditionalisme betekent 't eind van de kerk, zegt Hij: laatu geen leidslieden noemen. Al zulken worden hier bij voorbaat gevonnist als antichristen.

Maar de kerk heeft deze waarschuwing niet ter harte genomen, het vonnis niet geloofd. Rome heeft de genoegzaamheid der Heilige Schrift uitdrukkelijk geloochend en de traditie gemaakt tot een zelfstandige openbaringsbron naast de Schrift en zo is Rome gekomen tot de leer van het vagevuur, de zeven sacramenten, de onbevlekte ontvangenis en hemelvaart van Maria enz. En zo is metterdaad ook hier de Schrift krachteloos gemaakt, de algemene Bisschop van de kerk verloochend en de onfeilbare paus, die genoemd wil worden vader, meester en rabbi, op de troon gezet, de mondige christenheid tot leken gedegradeerd. Maar Jezus Christus heeft Rome gevonnist.

Ook in de Hervormde kerk viert het traditionalisme hoogtij en dan denk ik b.v. aan wat prof. Schilder dienaangaande geschreven heeft in zijn prachtige brochure : ons aUer Moeder. Want men zegt: wij zijn de kerk der Reformatie, planting van Gods eigen hand. En daarom, blijf onder alle omstandigheden trouw aan dit gegeven instituut. Hier wordt nóg gepreekt, de sacramenten worden nóg bediend. God heeft ons niet verlaten en dus blijf trouw aan de vaderlandse kerk.

U ziet wel, dat men door zó te spreken zijn uitgangspunt heeft gekozen niet in het Woord, de roeping, maar in 't historisch-gewordene, dat practisch onaantastbaar is gemaakt. Ook zo is het gebod krachteloos gemaakt, de tucht naar het Woord verworpen.

En ook in de gebonden kerken is het Woord Gods door menseninzettingen overwoekerd. Dat begon al in 1936, toen de Generale Synode een commissie benoemde, die tot opdracht kreeg opvattingen te toetsen, „welke van de tot nog toe gangbare leringen afwijken". Moesten die „afwijkende" opvattingen wèl

getoetst aan de Schrift en de „gangbare" niet? Dat was reeds een symptoom van traditionalisme. Er kwamen heilige huisjes in gevaar: de pluriformiteit, algemene genade, een bepaalde constructie van het genadeverbond, en de roep werd gehoord: we moeten ons om Kuyper scharen! Alsof dat mag in de kerk! Hoe scherp heeft Schilder daartegen geprofeteerd jaar in, jaar uit en hoe ernstig heeft ook Holwerda hiertegen gesproken, o.a. in 1941 in de bidstond voor onze Hogeschool, toen hij Gods Woord bediende over 1 Cor. 4 : 6—9. God beware ons, zo sprak hij, voor een theologie, die boven de Schrift uitgroeit. Want we weten allen, dat dit ons grote ongeluk zou zijn. De kerk, die buigt voor de Schrift en daarvoor alléén, kan om haars levens wil nooit een andei* gezag erkennen. Ze waakt voor haar dogma, dat ze naar de Schrift belijdt, maar juist daarom kan ze nooit canoniek verklaren de dogmatiek, zelfs niet van de grootste onder de broederen. Geen wetenschappelijk systeem kan treden in de plaats van de Schrift, omdat elk systeem daaraan onderworpen is. En zelfs wanneer een bepaald wetenschappelijk inzicht bijval vond en tot gangbare mening werd, zelfs dan kan de kerk daaraan niemand binden. Anders is de kerk geen kerk meer. Zo klonk toen de stem van het Wóórd.

Maar de kerkvorsten hebben niet willen horen en ge weet, hoe alles afgelopen is: consciënties geknecht door tirannieke synodes met bovenschriftuurlijke bindingen en vonnissen, die rechtskracht bezitten tot op de huidige dag. Maar ook zij hebben hun vonnis uit Christus' mond: blinde leidslieden van blinden.

Ik zeg dit alleen, om u te laten zien, hoe de kerk telkens weer tegen het Woord van Christus gezondigd heeft en het moet ons ontzaglijk benauwen. Hoe licht komt toch de kerk er toe om zichzelf en eigen ordonnantiën meer macht en gezag toe te schrijven dan het Woord Gods. Dacht u, dat wij boven die dreiging uit waren? Maar hoe vaak laten ook wij ons leiden, beheersen door wat historisch gegroeid is? Natuurlijk, we zitten met duizend draden in de historie verweven. Daar heeft God ons in gezet, daarmee verbonden. Maar Hij beware ons er voor, dat we critiekloos zouden aanvaarden wat nu eenmaal historisch gegroeid is en dat we zouden weigeren de permanente toetsing van bepaalde situaties, constructies, samenwerkingsschema's aan de Schrift van onze enige Meester. Hoe heeft prof. Schilder ons dat weer laten zien! Niet, alsof hy nu voor ons 't eind van alle tegenspraak zou zijn, want ook dat zou de dood voor de kerk zijn. We zijn geen Schildergroep, en niet hij was onze generaal en meester en zijn sterven betekent — Goddank — dus ook niet de ontbinding van het kerkleger. Want wie zijn toch Paulus en ApoUos, Schilder en Holwerda anders dan slaven Gods, die Hij heeft ingezet in Zijn strijd, aan Zijn front, opdat zij zelf met het hele kerkleger mee zouden optrekken onder de vaan van de Hogepriester onzer belijdenis, Christus?

Daarom horen we naar Hem, sprekend Zijn laatste tempelwoord: Eén is uw Leidsman. Sterven gaat Hij, opstaan straks, vergaderen op Pinkster Zijn kerk uit alle geslachten. Dus zien wij Hem hier bezig met en om Zijn kerk, die Hij gaat loswikkelen uit de windselen van het Oud Verbond, die Hij gaat vrijmaken tevens van de vaders en rabbi's en van de overlevering der ouden en die Hij over een paar maanden brengen zal tot de heerlijkheid van de N.T.-ische kerk der ware christgelovigen, ondanks Annas, Kajafas en Gamaliel. En dus komt nu de tijd, waarin de Christus doorbreken gaat, o neen, niet de wettige traditie, die naar de wil des Vaders is — want Hij is geen revolutionair en de Geest gaat op Pinkster heus geen revolutiebouw beginnen; de boom van vader Abraham bUjft staan, nieuwe takken worden hierop geënt — maar Hij gaat wél doorbreken 't valse traditionalisme van de rabbi's. Nu komt de tijd, dat de zoon dus moet gaan opstaan tegen zijn vader, de dochter tegen haar moeder, de leerling tegen zijn leermeester: het Wóórd moet de wereld in. Nu moet Saulus dus tot Gamaliel gaan zeggen: ik heb gezeten aan uw voeten, uw woorden opgegeten, u rabbi genoemd, maar u zult toch mijn leidsman niet meer kunnen zijn. Indien ik naar Mozes wil blijven luisteren en de quintessence van uw onderwijs wil blijven vasthouden, dan moet ik vandaag u in uw aangezicht weerstaan, en u zeggen in naam van de ene Vader en de ene Meester, dat uw leiding onschriftuurlijk is en een feitelijke verkrachting van Mozes' wet. Want de rabbi's zeggen: Abraham is onze vader, en zijn kinderen zijn hier, een muur is om ons heengetrokken en buiten zijn de barbaren. Maar Paulus moet Gamaliel gaan zeggen: die gij barbaren noemt, die heeft God tot kinderen van Abraham gerekend en de zegen van Abraham komt nü tot de heidenen in Christus Jezus, en in hem zullen alle geslachten van de aarde gezegend worden. Abraham is immers vader van de gelovigen en de Geest gaat brede, oecumenische wegen.

Dat ziet de Heiland op dat tempelplein reeds gebeuren. Ze gaan Hem verwerpen, de mond stoppen. HIJ mag geen rabbi en meester worden, geen school krijgen, geen kerk; maar ze komt toch, en Hij zegt bij voorbaat reeds: laat u in de kerk geen leidsman noemen. Dat is 'n kwestie van zijn of niet-zijn voor de kerk.

Nu, we zullen toch Zijn bloedstorting niet ijdel maken. We zullen als kerk volkomen steriel worden, verstarren of uiteenspatten, als dit niet blijft gegrift in ons hart: Eén Meester!

Is Christus dan tegen de traditie? Neen, zij is goed, als ze maar bepaald is door het Woord van Christus, die steeds de Eerste is en blijft in het overgeven en doorgeven van het Wóórd, de schat der ierk, aan alle apostelen en profeten, die weer op hun beurt hebben gezegd tot de kerk: want ik heb van de Here Christus ontvangen, hetgeen ik u ook overgegeven heb. Dat alleen is 't Schriftgetrouwe, profetische doorgeven, de ware traditie. De traditie van het Woord. Zij is dan ook naar het Woord. Dit geldt ook van onze belijdenisgeschriften. Die zijn op de Schriften gegrond. Natuurlijk, het beroep van de belijdenis óp de Schrift blijft open en moet open blijven, maar dan ook met gedegen argumentatie uit de Schriften zelf en niet met argumentjes, ontleend aan de praktijk. En als ik tegen deze belijdenis geen bezwaren kan inbrengen naar het Woord, ben ik eraan gebonden, overal, in naam van de ene Meester.

En nu moet alle overlevering van mensen zich vrijwillig laten beproeven in dit stuk: heeft zij zuiver doorgegeven wat eerst van Christus werd ontvangen? Is het naar het Woord van onze hoogste Profeet en Leraar? En als we naar Zijn Woord blijven vragen, samen, en bewaren het oude pand, ons eenmaal toebetrouwd, dan zal dit Woord ons nooit afvoeren van de banen der zuivere traditie, maar het zal wel ons elke dag leren, hoe wij óp die banen kunnen staaii, staan in de vrijheid, waarmee Christus ons heeft vrijgemaakt. En dan zullen we ook geen ziels- of persoonscontaet begeren met de , .leiders", die heengingen, maar we zullen via hen, die ons het Woord Gods gesproken hebben, begeren en bewaren het Woord- en leercontact met apostelen en profeten en zo met onze ene Meester.

Alleen zo zal onze Hogeschool haar weg zuiver houden. God heeft haar gezet op de weg der kerk van Pinkster naar Parousie en we zeggen het vandaag met dank in ons hart, dat ze van onschatbare betekenis is geweest voor het bewaren en doorgeven van het geloof, eenmaal de heiligen overgeleverd. En nu weten wij wel: als kerk en school in deze dienst van Woordtraditie trouw blijven, dan moeten we maar niet van een lauwerkrans dromen aan deze kant van de eindstreep, want de wereld (ook de Godsdienstige der 20e eeuw) is heus niet bereid ons te huldigen. We zijn immers een schouwspel reeds geworden, en zullen het worden al meer, voor wereld, engelen en mensen. Maar één is uw Meester. Dat is ook een belofte. Hij is en blijft dan ook Heer en Meester in Zijn kerk. De beroepsrabbi's heeft Hij in de ban gedaan. Toen moest Hij sterven. En Hij wilde sterven, want Vader zei ook, dat het moest. Maar Hij stond op en had een kerk gekocht. Toen ging Hij instrueren Zijn apostelen, voor wie Hij in de lijdensnacht gebeden had. En niet voor hen alléén, maar ook voor allen, die door hun woord in Hem geloven zouden. Bewaar ze in Uw Naam! En omdat dit gebed verhoord IS, daarom zal er zijn een kerk, die het Woordcontact met de ene Meester be­ waart tot in eeuwigheid. En dan gaat het dus niet cm contact met een „leider". Ik denk aan Philippenzen 2.

De Philippenzen waren gehoorzaam, niet alleen toen Paulus bij hen was en zij rabbi konden zeggen, maar veel méér in zijn afwezigheid. Hier was niet beslissend de band aan die fijne Paulus, hier was geen persoonsverering, maar de band aan het Woord, -die had getrokken, samengebonden, en tot trouw gesterkt, ook toen God Paulus had weggestuurd naar een ander stukje van Zijn wijde wereld. Het Woord was gebleven, de Leidsman van de overgeleverde belijdenis. Hij is de Enige, Die ook nu ons samenbindt.

En omdat Christus Meester is en blijft, daarom hebben wij Luther en Calvijn gekregen, en onze belijdenisgeschriften over de Schrift als de enige regel des geloofs en over Christus, de enige Meester. Daarom hebben wij art. 31 van de K.O'. gekregen — niets vast en bondig dan wat naar de Schrift is. Daarom hebben wij de Cock en Kuyper gekregen, onze Hogeschool, professoren en studenten, die straks weer bekwaam zullen zijn om ook anderen te leren en zo wordt, onder de zorg van Christus, de fakkel van de Woordtraditie verder gedragen op de weg der kerk naar Christus' toekomst. Uit de hand van de ene Meester hebben wij ook Schilder gekregen, die het er weer bij ons ingebamerd heeft: niet onder alle omstandigheden trouw aan dit of dat gegeven instituut, maar trouw te allen tijde aan God in het institueren.

Daarom danken wij God voor de gave van de ene Meester, Die bewezen heeft en bewijzen zal, dat Hij is de Leidsman onzer zaligheid. Hij heeft telkens nog weer het zondig traditionalisme verbroken, en Zijn kerk doen terugkeren tot de ware traditie van apostelen en profeten. En Hij heeft dat gedaan door de dienst van mensen. Wat was er van ons terecht gekomen, als Christus ons zulke mannen niet de eeuwen door had gegeven? Daarom verootmoedigen wij ons voor de HERE en zeggen: niet ons, o HERE, maar Uw Naam geef ere! Want Hij zet ze in aan het front, de reformatoren, die zelf geen program van reformatie hebben kunnen opmaken, maar de Geest drijft hen, breekt hun mond open, en maakt hen tot leidslieden zo, dat zii zelf niet weten hoe. En zij zullen dan op aarde geen meester zich laten noemen, maar de hemel haalt hen toch als meesters in. En die hier op aarde aller dienaar was, die is ginds de meeste. En vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten.

Zo gaan wij dan aan de hand van onze Meester verder, ons des te meer houdend aan hetgeen wij gehoord hebben, opdat wij niet buiten de kerkstroom geraken. En wat wij gehoord hebben is het Woord des Vaders, gesproken door de ene Meester, ontvangen van Hem door de apostelen, en door hen aan ons gepredikt, door ons geloofd, bewaard, doorgegeven en verder gedragen straks tot de dag der heerlijkheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 september 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

WOORD-TRADITIE CONTRA TRADITIONALISME

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 september 1952

De Reformatie | 8 Pagina's