GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1953 - pagina 15

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1953 - pagina 15

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Ramp en W i j In het eerste nummer van ons blad, dat verschijnt na de verbijsterende ramp, die ons land heeft getroffen, mag deze niet onverzwegen blijven. Een verhaal van de gebeurtenissen van en sedert den eersten Februari zal men hier niet verwachten. Ook ligt het niet op onzen weg van deze plaats af woorden van deelneming te richten tot degenen, die als gevolg van de catastrophe in leed en ellende verkeren en van huis en have beroofd of verdreven zijn. Wel zullen er ook onder de contribuanten van onze Vereniging en de lezers van dit blad zijn, die deelgenoten zijn van dat zwarte leed en die moeilijk te doorgronden ellende. En laten zij er van overtuigd zijn, dat wij met hen willen meevoelen. Maar zelf zullen^zij terstond erkennen, dat niet voor een dergelijk doel de artikelen in ons blad geschreven worden. En toch is er reden over de ramp zelve hier iets te zeggen. Zij raakt ons allen, heel het Nederlandse volk. Een Universiteit als de onze staat daar niet buiten. Wanneer wij de pretentie voeren voor volk en land betekenis te hebben en met onzen arbeid en onze wetenschapsbeoefening ons volk waarlijk wUlen dienen, spreekt zulks vanzelf. Dan vermenigvuldigen zich de gedachten. Er zijn zovele kanten aan het gebeuren van die eerste dagen van Februari, waardoor ons gemoed in beweging is gebracht. En ook, er zijn tal van relaties tot de ramp, die ter sprake kunnen komen. Het is duidelijk, dat het de bedoeling niet kan zijn thans op alles in te gaan. Beperking is geboden. Twee gedachten, die mij hebben getroffen, wil ik naar voren brengen. De eerste is, dat bij vernieuwing gebleken is, hoe wij met al ons zorgen en bouwen het niet voor het zeggen hebben en integendeel machteloos en afhankelijk zijn. Met één slag kunnen al onze menselijke vastigheden ineenstorten. Terwijl wij er niet op bedacht zijn en ons veilig en beschermd gevoelen, wordt wat wij met inspanning van alle krachten tot stand gebracht hadden, in enkele momenten vernietigd en een prooi van de machten des verderfs> Dit geldt voor heel het mensenleven. Het is zo, wanneer wij wonen achter dijken en met noesten vlijt de akkers bearbeiden en het vee verzorgen. Het ipoet eveneens gezegd worden, wanneer wij bouwen aan onze Universiteit en haar krachtig en sterk trachten te maken. Ik denk onder meer aan de nieuwe ruimten, die aan haar gebouwencomplex onlangs toege-

voegd mochten worden. Wij gaan rusteloos voort met uitbreiding én vernieuwingen. Het is goed er ons van bewust te zijn, dat in wat , wij wrochten en bouwden onze vastigheid niet ligt. Er behoeft slechts één storm over heen te razen en het is voorbij. Wij zijn zeer afhankelijk, ondanks alles wat wij ons vaak verbeelden. Wij moeten ons geheel stellen in Gods hand en van ogenblik tot ogenblik den zegen alleen van Hem verwachten. Tevergeefs is al ons zwoegen en arbeiden, als Hij het huis niet bouwt en staande houdt en beveiligt. Nu nog de tweede gedachte. De ramp heeft bij ons volk, en trouwens zelfs in veel wijderen kring, iets losgemaakt. Er is een gemeenschapszin te voorschijn getreden, die verrassend is. Van alle kanten heeft men hulp geboden en werd alles in het werk gesteld om den nood te lenigen. Het past ons niet er van te roemen. Het was niet meer dan schuldige plicht, die jegens elkander betoond werd. Niettemin, deze ge» meensehapszin was er en zij moet tot dankbaarheid stemmen. Het is deze gemeenschapszin, dien wij steeds weer, bij alle menselijk werken en bouwen, behoeven. Wij kunnen er niet buiten, zal van dat werken en bouwen werkelijk iets terechtkomen. Ook bij het bouwen voor onze Universiteit zijn wij daarop aangewezen. I n dit opzicht zijn de gebeurtenissen van den laatsten tijd bemoedigend. De nood heeft aan den dag gebracht wat er in de harten leefde aan zin om elkander bij te staan en voor elkander het goede te zoeken. Wij mogen er van overtuigd zijn, dat eenzelfde gemeenschapszin aanwezig is bij degenen, die om en achter onze Universiteit staan. Niet altijd treedt deze gemeenschapszin op tastbare wijze aan den dag. En het is een goed ding er niet mede te wachten, totdat de nood er toe zou dringen. Ook nu, op elk moment zelfs, moeten wij het verstaan dezen gemeenschapszin tot uiting te brengen. God geeft er ons de gelegenheid toe ook dan, wanneer de nood niet nijpt. Laten wij het ons voor gezegd houden. De verbijsterende ramp bracht verschrikking over ons volk en land. Maar als wij den Here vrezen, is er meer in dan deze verschrikking alleen. Dan zien wij weer ineens onze plaats en onze roeping in heel het leven en zo ook ten opzichte van onze • Universiteit. D. N.

2333

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1953

VU-Blad | 104 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1953 - pagina 15

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1953

VU-Blad | 104 Pagina's