GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1974 - pagina 349

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1974 - pagina 349

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het hoofdstuk Geschiedenis zijn om te beginnen twee klassieke teksten opgenomen die een zeer grote invloed hebben gehad (en nog hebben) op de discussie over aard en oorzaken van het imperialisme verschijnsel: een selectie uit J. A. Hobson's in 1902 verschenen boek: 'Imperialism, A Study' tn uit V. I. Lenin's in 1916 geschreven beroemde werk: 'The Highest Stage of Capitalism'. De bijdrage van Keith Griffin, zijnde een deel van zijn inleidende hoofdstuk in zijn boek 'Underdevelopment in Spanish America' (1969), geeft een overzicht van de verschillende effecten van de eerste ontmoeting tussen de dominante westerse kuituur en de volkeren van wat thans de derde wereld wordt genoemd. In het volgende hoofdstuk is een aantal meningen uit de Derde Wereld opgenomen die in zekere zin toonaangevend kunnen worden genoemd. De eerste bijdrage gaat over Frantz Fanon, de grote schrijver en revolutionair wiens denkbeelden geweldige invloed hebben gehad en nog hebben op de geestelijke dekolonisatie in het groeiende zelfbewustzijn van de onderdrukte volkeren. Als tweede stuk is opgenomen de redevoering die wijlen president S. Allende van Chili in december 1972 heeft gehouden voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Hij schilderde hierin hoe het prille Chileense experiment van een democratische revolutie werd bedreigd door binnenen buitenlandse machten, die uiteindelijk in september 1973 een bloedig einde maakten aan het experiment. De volgende bijdrage is een redevoering van president J. Nyerere van Tanzania, waarin deze zijn visie geeft op de ontwikkelingssamenwerking. Tot slot wordt een deel van de Verklaring overgenomen die de Algerijnse president H. Boumediene namens de groep van de Niet-Gebonden Landen heeft afgelegd in de Speciale Grondstoffenconferentie van de Algemene Vergadering van de VN in april 1974. Ontwikkelingshulp is niet wat het lijkt te zijn, nl. bijstand aan de arme landen zodat deze zich sneller kunnen ontwikkelen. Het is niet eens zeker, aldus David Wall in de eerste bijdrage in het hoofdstuk 'Ontwikkelingssamenwerking' dat hulp dit kan bevorderen. De werkelijke motieven achter de hulpverlening ziet Wall in elk geval veel meer gelegen in overwegingen van puur eigenbelang van de donorlanden. Het mag dan ook geen wonder heten dat er na twintig jaren ontwikkelingsinspanning nog maar bitter weinig bereikt is. Tot deze conclusie komt de auteur van de tweede bijdrage, Mahbub UI Haq, medewerker van de Wereldbank. De enige oplossing is gelegen in een rechtstreekse aanval op deze armoede, de ondervoeding, ziekten, analfabetisme, vuil, werkloosheid en te grote sociale ongelijkheid. En daar is volgens UI Haq een nieuw£ ontwikke-

lingsstrategie voor nodig. Deze visie wordt gedeeld door de huidige Nederlandse minister voor ontwikkelingssamenwerking, drs. J. P. Pronk. De Memorie van Toelichting die hij indiende bij de Rijksbegroting voor 1974 is grotendeels opgenomen in dit hoofdstuk. De laatste bijdrage, van Dudley Seers, gaat in op de vraag wat de vermoedelijke gevolgen zullen zijn van de oliecrisis voor de internationale ontwikkelingssamenwerking. De oude voorstellen gedaan in het kader van de zgn. ontwikkelingsstrategie van de VN kunnen volgens Seers worden begraven. Toch ziet hij mogelijkheden voor nieuwe wegen. Over de aard en oorzaken van het ontwikkelingsvraagstuk bestaan nogal uiteenlopende opvattingen. In het eerste stuk van het hoofdstuk 'Ontwikkelingsproblematiek en Imperialisme' wordt een aantal hoofdstromingen kort weergegeven en becommentarieerd door Huub Coppens. Aan de orde komt eerst de traditionele westerse beschouwingswijze, waarvan kan worden gezegd dat deze het meest verbreid is. De veel minder verbreide marxistische visie ziet het probleem primair als een aspect van het kapit.alistische imperialisme. De zgn. 'dependencia'-visie, die met name in Latijns-Amerika wordt aangehangen heeft hier veel verwantschap mee. Ten slotte worden de imperialisme-theorie van de Noorse polemoloog Johan Galtung weergegeven en besproken in het stuk van Coppens. De laatste drie genoemde zienswijzen worden uitvoerig vertegenwoordigd in de volgende bijdragen in het hoofdstuk. De Belgische Marxist Ernest Mandel geeft zijn visie op het ontstaan en de ontwikkeling van het kapitalisme en het daardoor mede ontstaan van de problemen van de ontwikkelingslanden. Rob van Drimmelen behandelt in het kort enkele alternatieve zienswijzen van de Latijns-Amerikaanse 'dependencia'school. Een samenvatting van de verschillende theorieën van Johan Galtung wordt gegeven in het artikel van Jan Oosterhaven, terwijl in het artikel van Theo van den Hoogen de bundel van Dieter Senghaas over 'Imperialisme en Structureel Geweld' wordt besproken. Een enigszins volledige beschrijving van de internationale economische structuren zou een dik boek vergen. Daarom worden in het aan dit onderwerp gewijde hoofdstuk slechts enkele belangrijke aspecten aangesneden. De vrij lange bijdrage van A. Pinto en J. Knakal geeft niettemin een goed totaalbeeld van de ontwikkelingen in de wereldekonomie gedurende de laatste 20 jaar. Wat we meer specifiek moeten weten over het belangrijke verschijnsel van de multinationale ondernemingen wordt behandeld in een overzichtsartikel van Dick De Graaf. De internationale economische structuren heeft grote invloed op de ontwikkelings-

mogelijkheden in de arme landen en op hun onderlinge samenwerking. Een voorbeeld hiervan wordt behandeld in het artikel van G. Molina Chocano, dat zich beperkt tot de pogingen om in Midden-Amerika een Gemeenschappelijke Markt te vormen. Het laatste artikel in dit hoofdstuk, dat van de Noor O. D. Roht Norbye, is vooral gekozen vanwege de illustratieve lange termijn projecties die hij maakt t.a.v. de gelijkmaking van de inkomens per hoofd in de wereld. Verder wordt in deze beschouwing ingegaan op de internationale verdeling van produktie en de voorstellen om deze te verbeteren. Onder de wat vage aanduiding 'Binnenlandse problemen in de Derde Wereld' zijn beschouwingen aangebracht over uiteenlopende aspecten van de binnenlandse problematiek in de ontwikkelingslanden. De eerste bijdrage van prof. dr. J. A. Ponsioen vergelijkt twee zienswijzen op het ontwikkelingsproces, nl. de elitistische die zich concentreert op de zgn. professionele middenklasse, en de populistische die zich meer richt op de grote massa in de arme landen. In de ontwikkelingsliteratuur wordt vaak gewag gemaakt van het bestaan van belemmeringen van allerlei aard die de ontwikkeling bemoeilijken. Albert O. Hirschman heeft bezwaar tegen deze wijze van stellen en betoogt in het tweede artikel dat sommige obstakels helemaal niet zo ernstig zijn, of zelfs een extra prikkel kunnen opleveren. In het artikel van Ferrel Heady wordt ingegaan op enkele aspecten van de politieke en bestuurlijke processen in ontwikkelingslanden. In de meeste arme landen wordt gewerkt met nationale ontwikkelingsplannen. Welke theorie hierachter zit en hoe zo'n plan in elkaar zit wordt behandeld in de bijdrage van J. Kruithof (overgenomen uit het collegedictaat Ontwikkelingsekonomie van de Ekonomische Fakulteit, Vrije Universiteit). In het artikel van Samir Amin worden de interne problemen in Afrika rechtstreeks in verband gebracht met de kapitalistische wereldeconomie. Voor een authentieke ontwikkeling is in de eerste plaats een herziening nodig van de rol die de landbouw speelt in de Afrikaanse samenleving, aldus Amin. In het laatste hoofdstuk van de cursus wordt ingegaan op de relatie tussen de milieudiscussie en het ontwikkelingsvraagstuk. Het begint met het artikel van S. L. Parmar (India), die de relevantie onderzoekt van de actuele discussie over milieu en economische groei voor de ontwikkelingslanden, m.n. Azië. Over de gevolgen voor de ontwikkelingslanden van een aanpak van de milieuproblematiek in en door de rijke landen gaan de twee laatste beschouwingen in de hoofdstuk van K. E. Vosskühler en P. H. J. J. Terhal.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's

VU Magazine 1974 - pagina 349

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's