GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1974 - pagina 203

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1974 - pagina 203

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

hij zijn haat tegen de maatschappij tot een verzoening zou komen met zijn opportunistische instincten. Wagner had alle zichtbare tegenstellingen in het leven aan de kant geschoven doordat hij de kunst tot doel en zin van het bestaan had verklaard en de kunstenaar als hoogste instantie van dat bestaan had aangewezen om steeds daar als redder op te treden waar 'de staatsman wanhoopt, de politicus de moed laat zakken, de socialist zich plaagt met nutteloze systemen en zelfs de filosoof nog slechts kan uitleggen doch niet meer profeteren'.''* Door het leven geheel onder leiding van de kunst te plaatsen zou de staat tot de hoogte van een kunstwerk verheven en de politiek door de geest van de kunst vernieuwd en volmaakt worden. In het theatraal maken van het openbare leven in het Derde Rijk, in de scenische passie van het regiem, in de dramaturgie van zijn politieke praktijken die niet zelden doel van de politiek leken te worden, zijn elementen van deze programmering niet moeilijk terug te vinden. Er zijn nog meer overeenkomsten aan te wijzen. De aangeboren neiging tot 'dilettantiseren' zoals Friedrich Nietzsche die in zijn beroemde Vierde Unzeitgemdsse Betrachtung bij de toen nog bewonderde vriend heeft geregistreerd, was ook de leerling niet vreemd. Alle twee toonden zij dezelfde opvallende behoefte aan gelijkhebberige interventie op elk gebied, een martelende eerzucht om zich te bewijzen, te verblinden, te imponeren, de snel verbleekte roem van gisteren vandaag al weer spectaculair te overtreffen. En daar zo goed als hier stuit men, steeds weer geïrriteerd, op ergerlijke, miezerig kleingeestige gedragingen die nauw aanleunen tegen, als ze al niet onlosmakelijk verbonden zijn met een volstrekt in het luchtledige hangende inspiratie, alsof juist die samenhang hun eigenaardige, geniale wezen bepaalden. Wat de een van de ander onderscheidde was het volstrekt ontbreken van zelfdiscipline en artistieke zorgen bij Hitler, zijn bijna narcotisch werkende lethargie. Daartussen echter en in de kern stuit men tegelijkertijd op een verbitterd zich te weer stellen tegen de gevaren van de poletarisering: een om respect vragende wilsprestatie die versterkt wordt door het steeds weer opflitsende vermoeden dat op zekere, ver in de toekomst liggende dag iets ongehoords zal gebeuren en alle ondergane deemoediging, alle ellende van deze jaren zich verschrikkelijk zullen wreken. Hitlers in het teken van Richard Wagner staande, eigenlijk onpolitieke, theatrale verhouding tot de wereld is van verschillende kanten aantoonbaar. Eens, na dagen vol van 'piekeren en diepborend

denken', zoals hijzelf heeft geschreven, stuitte de doelloze zwerver op een massale demonstratie van Weense arbeiders. Het voorval gaf zo'n vijftien jaar later nog de onuitwisbare indruk weer, die .het zien van die 'eindeloze rijen van vier' op hem heeft gemaakt. Bijna twee uur lang, heeft hij verteld, had hij aan de kant van de Ringstrasse gestaan en 'met ingehouden adem de geweldige menselijke draak die daar langzaam voorbijkroop' aangestaard eer hij zich 'angstig en bedrukt' afwendde en naar huis ging, diep onder de indruk, naar het schijnt

vergetelijk was voor hem het 'enorme vertoon' waarmee Hitler zich bezig hield en dat zelfs alles wat Richard Wagner ooit voor het toneel had verlangd 'volledig in de schaduw' stelde.''^ Terugblikkend heeft Hitler een levensfase van intellectuele ontwikkeling aangegeven en er op gewezen dat hij in de ongeveer vijf Weense jaren 'oneindig veel en vooral serieus' zou hebben gelezen. Behalve de bouwkunst en het bezoeken van de opera kende hij 'als enig plezier meer en meer boeken'. Maar terzake is het toch de belangrijkste indrukken uit die periode minder op intellectueel dan op demagogisch en politiek-tactisch terrein te zoeken. Toen de bouwvakarbeiders de zich nadrukkelijk afzijdig houdende burgermanszoon naar het heet van zijn voetstuk wilden stoten, leerde hij uit dit conflict dat er een manier bestond om met argumenten op een heel simpele manier klaar te komen: 'iemand die het waagt te opponeren de hersens inslaan', zoals hij met een niet zonder bewondering zijnde ondertoon

Hitler en Eva Braun

vooral van het toneelmatige effect van deze stoet. In elk geval heeft hij geen gewag gemaakt van de politieke aanleiding of achtergrond van de gebeurtenis. Die raakten hem kennelijk veel minder dan de vraag wat er met mensenmassa's bereikt zou kunnen worden: het waren theaterproblemen die hem bezighielden en de politicus had, zoals hij het zag, in het bijzonder te maken met kwesties van escenering. Het was Kubizek al opgevallen welke betekenis zijn vriend bij incidentele dramatische probeersels toegekend had aan 'een zo indrukwekkend mogelijke enscenering' en zo weinig als deze vroege, kinderlijke bewonderaar van Hitler zich later van de inhoud der toneelstukken wist te herinneren, zo on-

heeft onthuld.''^ De bladzijden van zijn boek Mein Kampf laten in elk geval, voorzover ze zich bezighouden met zijn politiek ontwaken, in hun theoretische armoede niets blijken van de genoemde kritisch worstelende confrontatie met de denkbeelden van die tijd. In tegenstelling daarmee wekten de vragen betreffende de organisatie van ideeën en het geschikt zijn ervan voor de mobilisering der massa's zijn bijna gulzige belangstelling en veroorzaakten ze de eerste bliksemsnelle inzichten. Zo wordt ook voor zijn Weense tijd al bevestigd wat in zijn latere redevoeringen en uitspraken in de vorm van talrijke karakteristieke formuleringen tot uitdrukking is gekomen: de aanhoudende 45

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's

VU Magazine 1974 - pagina 203

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's