Confidentie - pagina 28

!

24

men

mij een verwijt, van maken, dat ik Prof. de Groot

er

tegenwoordigheid gekarakteriseerd heb

in zijn

een god-

als

van den Drieëenigen God en van

die de belijdenis

geleerde,

de schuldverzoenende kracht van .Jezus bloed ontkende en

Maar

bestreed?

dan

of

zijn

Of

is

een

niet door mij,

van

ons

van of

overtuiging,

weleer

hij

rakter

vraag

kan

zijn

dan

toekent,

iets

hem

grievender

zich

ooit

of

wél aan

het

smaden dan

maar

ook

dan

aanstonds

niet

om

had,

eertijds

God,

eere

mijn

na te

van

dat

,/albetalend

reeks

Of

zoekt

gelooft hij thans

wél den

thans

hij

zeg

zelf,

bloed '^,

de

dankbre dat

ware

mogelijk geweest, dat

verre

hij

hulde

te

hij

beklommen

tribune

dien hij

brengen aan

met pen en woord zulk

van jaren miskend had. Dat ware schoon, dat van

niets

dat

of hij

heeft,

des Kruises,

spreken

en

ware zielverteed erend

ging,

en

vermoeden, dat

geven aan dien God drieënig,

voorbijgezien,

een

avond

liet

tot ander inzicht,

hij

Drieëenigen

de

man van kadat men hem

den

werkelijk

hij

zou ik in deze

nog waar

Staat hij

wat

bespeuren,

te

die

nóg

of hij staat

:

ik,

der zonden in het bloed

zoen

Nu

ergens zijner overtuiging schamen zou?

kwam

omgekeerd,

is-

stukken

deze

vizier

teruggekeerd.

is

dan

liever

open

één

stond,

overtuiging

de

met

tweeën

hij

gekrenkt

geloof heeft aangetast?

allerheiligst

zeggen,

toch

hoogleeraar

grijze

genoemde hoogleeraar in verhandelingen, door den druk

toegankelijk,

ieder

de

overtuiging

dat

feit,

en

opstellen

reeks

man van

als

geen

dan

het

voor i^v.

karakter

lieve vriend,

liierop vragen,

beweerden wel hebben nagedacht, hoe

diep juist door hén, in

zou ik

liaast

die dit

zij

de

geweest!

zijn

bulle

lippen

we mochten dien

Helaas,

hooren,

„Unigenitus^'

dan

door

de aankondi-

zijn

zorgen

in

nieuwe uitgaaf zou verschijnen voor het publiek

Ook sta

over

ons Weeshuis heb

ik

u wat

op het punt mijn geestelijken arbeid

in

te

zeggen. Ik

die Stichting

Gemeente aan onzen pas gekomen broeder, den kunYan Eonkel, over te dragen, en maak daarom nu geen langer geheim van wat ik in dit Godshuis deed. Er zijn

der

digen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen