Acta van het Zending-Congres - pagina 20

:

4 bedienen. Wel waren er momenteele Christusverschijningen gewoonlijk echter bediende zich Christus van zijne profeten en schaduwen. 15 wordt ons geleerd: De In Deut. 18 10 Heidenwereld zoekt door tooverij Gods wil te ;

:

—

Der Kerk maar haar wordt bevolen, leeren kennen.

is dit

3. i.

te

worden ook de Engelen, Ze worden uitgezonden als dienst-

Uitgezonden boden.

om

dergenen wil, die de zaligheid zullen beërveu. Als gezanten Gods dragen, in de Openbaring van Johaunes, de bedienaren des Woords evenzoo den naam van Engelen der gemeente.

bare Geesten,

zijn.

:

niet toegelaten,

hooren naar den Profe£t als Mozes. Terugslag op dit woord geeft God zelf bij Jezus' doop en op den Thabor. De gszant moet zijn zender kunnen representeeren. In vertrouwelijke en kiesche zendingen zendt een koning bij voorkeur een prins van den bloede. Voor ons kon de volkomen zending slechts zijn die des Zoons door den Vader.

d.

Hun

bediening gold de Kerk eeuwen. Zij konden zeggen gij aan ons tot de laatste geslachten ,, Opdat gemeenschap hebt, en door ons met Christus en den Vader!"

Apostelen

aller plaatsen en

4 De Zoon volvoerde reeds in de bediening Abraham der schaduwen zijn eigen zending. heeft zijnen dag gezien en is verblijd geweest. In al hunne benauwdheden was Hij benauwd Telkens verscheen de Christus (Jes. 63 9). In de in menschen- of in Engelen gedaante.

roeping in het werk der de Heilige Schrift. Ze is het Woord Gods, geperpetueerd en gevulgariseerd. Alles buiten haar wisselt; Zij blijft. Alle verkondicring van Christi last aan de wereld is bediening des Woords.

Een

7.

zending

eigen

heeft

8. Ook de bedienaren des Woords in de Kerken des Zoons zijn Zendelingen. Zending is ook hun dienst. Grens is de doop. De Her-

Leeraar richt zich tot de gedoopten; hem huisgenooten, deelgenooten aan burgerschap Israëls. Zijn prediking moet niet richten deels op kinderen Gods, deels op bekommerden, deels op heidenen. In de Kerk spreekt men tot gedoopten, die, hoe ook afgedoold, nooit met heidenen op één lijn mogen worden gesteld. De zending in de Kerk gaat van den doop uit. De zending onder de Joden, Mohammedanen en heidenen werkt aan op den der dat het zich

en

zijn

doop.

:

tusschen Melchizedek en Aüron tusschen het ligt de verhouding geteekend schaduwachtige en voorbijgaande, en het wezenlijke en blijvende Priesterschap. Afschaduwing en representatie van Christus' zending als Profeet, Priester, Koning, is de zending van al de ambtsdragers des O. V. tegenstelling

Zelf in het vleesch komende, zet de Christus zijn plaatsvervangers ter zijde, en voert Het eerste zelf rechtstreeks zijn ambt uit. stadium dezer ambtelijke werkzaamheid des Het Hemelvaart. Zoons eindigde met de 5.

tweede zal beginnen met

zijn

Wederkomst.

8. Tusschen zijn Hemelvaart en de wederkomst werkt Christus instrumenteel. Het plaats-

vervangend karakter der O. T.sche priesters en profeten dragen de ambtsdragers in de Kerk niet.

Geen plaatsbekleeders

als

bij

Rome

!

Christus

Hemel

op, en oefent Apostelen, evangelisten,

zelf voer in ons vleesch ten

daar het ambt uit. herders en leeraars, enz. zijn slechts instrumenten in zijne hand. De vier Evangelisten en 12 Apostelen zijn hierin van alle andere ambtsdragers onderscheiden, dat ze nu nog ook onze Evangelisten en

De voorzitter Niemand heeft

nu gelegenheid lot debat. bedenkingen. Dr. Wagenaar verklaart, na het nu gehoorde, gaarne zijn aandeel in de verantwoordelijkheid te dragen, dat Deputaten het principieel referaat aan Prof. Kuyper hebben opgedrongen. geeft

De Referent gaat na eene korte pauze voort en licht een tweede groep stellingen toe; bestaande uit stellingen IX— XVII, handelende over de Zending in praegnanien zin, d. i. onder nog ongedoojyten. Ze luiden aldus IX. Onder Joden, Mahomedanen en Heidenen oefent de Christus zijn zending uit door zijn Kerken; zoekt onder hen wie Hem door den en Vader, in de uitverkiezing, gegeven zijn doelt daarbij op den Heiligen Doop, om door dien Doop in het Genade verbond in te lijven. X. Elk poging der Kerken om de zending van den Christus onder Joden, Mahomedanen en Heidenen te bevorderen, als dekmantel voor de verwaarloozing van zijn zending onder de ;

gedoopten, is Farizeeuwsch. XI. Alle zending van den Christus brengt een last of bevel, waaraan degene, tot wien deze zending komt, zich onderwerpen moet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen