GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Acta van het Zending-Congres - pagina 107

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Acta van het Zending-Congres - pagina 107

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

89 onses Heylandts eiide Salighmakers Jesu Chiisti te verbreyden, ende dat ons principaelste werck te maken al ons leven langh, dat wij zijnen naem allessins groot Daerom mocliten maken onder de volcken wv oock dal voor seker en gewis houden, dat d' eenige middel, om noch de hlinde heydeiien ende Indianen (met dewelcke uwe EE. [de Kamer van XVII van de O. I. Compagnie, die T. hier aanspreekt, hun syn werck opdragende] groote troffycke dryven ende gewichtigen handel hebben) te beheeren ende te winnen tot den dat men haer met alle Christen geloove, zij dezen meugelicken ernst ende beweegelichhcyt, even rnet soo grooten roere, affectio, tocht ende beweging des harten, als de gewigtigheyt, de waerheyt de womierbaerlichheyt der sake dat billicken vereysoht, telcken wederom, en wederom verliale ende verkondige de gelegenheyt onses wy vertrouwen, dat uwe Heeren Jesu Christi" enz. EE. wel genoch bevroeden, dat alleszins de beste ende sekerste middel, om den handel onder d' Indianen ende Hevdenen te doen wel gedyen zij, dat d' eere Christi ende de saligheyt der menschen sonderling daer in betrachtet werde, gelycke oock uwe EE. selve noch dese laetste jaren seer verwackert zijt, om geerne meer koste aan te leggen tot bekominge van soodanige wel begaefde ende yverige Christenen welcke daer als bootschappers Gods ende verkondigers der dingen Christi, oock 't synertyt onder de Hevdenen souden mogengebruyckt worden" enz. ;

.

Doch

Teeliiig

was

.

.

niet de eenige leeraar der

Kerk, die ijverde voor de voortplanting des Christendoms onder de Heidenen en Mohammedanen in Oost en West. De gansche Kerk deed dit. Dat blijkt ons, wanneer wij de Acten der 1619 Nationale Synode van Dordrecht van 1618 nalezen. ') Na het vertrek der buitenlandsche godgeleerden werd, in de 147e zitting een rekest voor de Staten-Generaal opgesteld, dat kun door de predikanten Joh. Bogerman, Hermanus Faukelius en Festus Homraius en den Hoogleeraar Dr. Joh. Polyander zou overgereikt worden, waarin

,,de giavamina der Kerken, die in deze Synode ter beschikking van H. A. M. zijn gereserveerd vertoond wierden. Omtrent de Zending lezen wij daarin: „En aangezien alle oprechte Christenen, van wege de liefde, die zij schuldig zijn, tot huns naasten zaligheid en van wege den ijver voor Gods eere onder de menschen te verbreiden, gehouden zijn, alle middelen aan te wenden, en God ons in deze landen die daartoe dienen; een weg geepend heeft tot verscheidene verafgelegene landen in Indië en elders, die van de kennisse des waren Gods geheel ontbloot zijn; verzocht de voorzeide Synode ook ootmoediglijk, dat H. H. M. met eenen Christelijken ijver deze heiige zaak gelieven ter harte te nemen en met allen ernst daarop toe te leggen en tot dien einde zoodanige middelen te ordeneeren en te bezorgen, dis allerprofijtelijkst en bekwaamst zijn tot voortplanting des H. Evanpplinms in die landen." "

Wij zouden ons echter zeer vergissen, zoo meenden, dat dit het eerste teeken geweest dat de Kerken in ons vaderland gegeven is, hebben van hunnen ijver voor de Zending. wij

')

Toen de vorige algemeene Synoden gehouden hadden de Nederlandsche gswesten nog geene

werden,

koloniën.

Reeds lang te voren hadden de Classen en Provinciën, waarin dekamersder O. I. Compagnie waren, zich de zaak der Zending aangetrokken. Met name zijn dit de Classen van Amsterdam en Walcheren en de provinciale Synoden van Noord- en Zuid-Holland. En na de Synode van Dordrecht werd die

ijver

nog

grooter, niet

langer alleen voor Oost- maar ook voor WestIndië, en breidde hij zich uit over de andere provinciale Synoden, die op dit punt niet rustten, voordat hun ten minste ook mededeeling geschiedde van den voortgang der Kerke Christi in Oost en West. Geen wonder, dat den predikanten, die met goedkeuring der Compagniën uitgezonden werden door de Kerken, in last kregen om het Christendom ook onder Heidenen en Mohammedanen te brengen. Het getal dier leeraren was echter, vooral in het begin, zeer gering en die weinigen vonden meer werk op de schepen dan te lande, waar zij wel eenige predikatiën konden houden, maar dan ook uitsluitend voor de Christenen, Eerst in het jaar 1620 werd dit anders. Doch toen kwamen de klachten. Zoo schreef o. a. de beroemde gouverneur-generaal van O. I., Jan Pietersz. Koen, in 1620 aan de Classis van Walcheren ,,over het gebrek van vroome godzalige kerckendienaeren" en bad „in 't toecomende met meer goede, godzaUge, geleerde dienaeren meer voorzien te worden als tot noch En hadde men het nu kunnen doen met de ziekentroosters en studenten, maar dezen waren gemeenlijk zeer ongeoefend. Daar moest dus raad geschaft worden. Daarbij kwam, dat de dubbele roeping der predikanten, om het Woord Gods te verkondigen onder Christenen, Heidenen en Mohammedanen eene bijzondere opleiding voor hen noodzakelijk maakte. Daarom drongen de Kerken bij de O. I. Compagnie aan, om de zaak der opleiding van predikanten in toe."

hand te nemen. De Classis Walcheren, op dat punt de voortvarendste was, bracht deze zaak op de Synode van Goes (1620), waar het besluit genomen werd: Indië ter

die

„Alzoo men bevindt, dat de loop des H. Evangeliuras weinig voortgang heeft onder de Heidenen in Oost-Indic, zoo is bij de Synode besloten: Aan de Ed. Mog Heeren Staten van Zeeland te verzoeken, dat het Hun Ed. Mog gelieve, in deze gelegenheid des tijds (op welke vernieuwing van Octrooi voor de Compagnie van Oost-Indië zal worden verzocht) te ordonneeren den kameren der Bewindhebbers, dat er middelen geschaft werden om een merkelijk getal van studenten in de Theologie tot den dienst van voorschreven landen te onderhouden, en dezelve tot dien' einde te voren in de Maleische taal te laten onderwijzen, mitsgaders in het prediken des Goddelijken Woords en de regeering der kerken te doen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890

Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's

Acta van het Zending-Congres - pagina 107

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890

Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's