GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Acta van het Zending-Congres - pagina 118

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Acta van het Zending-Congres - pagina 118

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

100 landsch antwoordden, zoodat zij goede hoop op een gewenscht succes gaven." De Ceilonsche Kerken waren over de opheffing van het Singaleesche Seminarie zeer verslagen, omdat h. i. het Evangelie onder de Heidenen en Mohammedanen in hare omgeving zijn loop niet zou kunnen hebben, indien er niet vele predikanten kwamen, der Singaleesche taal machtig. In dezen geest schreven ze aan de Synoden in ons vaderland (N. & Z. Holland & Zeeland), wijzende op de vrucht, die de Roomschen plukten van hun arbeid op genoemde wijze. De Synode van N. Holland kwam tot het besluit, om pogingen aan te wenden tot herstelling van het Singaleesche Seminarie, ,,doch onder voorwaarde, dnt het niet zou dienen tot opleiding van predikanten" (zie boven). In 1703 herhaalden de deputaten der N. Holl. Synode dit pogen en vonden de XVII „wel genegen tot de herstelling, doch niet met de Synodale restrictie, maar zoo,

dat,

als

uit hetzelve

bekwame

subjecten

mochten komen, alsdan ook uit hen proponenten en predikanten gemaakt zouden worden, conform zekere provisioneele kerkenorde voor de Indische Kerken in 1623 opgesteld door gedeputeerden van Z. en N. Holland, en geapprobeerd door H. M. en de XVII. ')" In 1704 verrees het oude Singaleesche Seminarie weer uit zijn asch. Zes Nederl. proponenten werden aangezocht om naar Ceilon en Malabar te gaan, en daar, drie het Mallabaarsch en drie het Singaleesch te leeren, om dan aan de kweek-

geplaatst te worden, ,,ten einde door derzelver dienst, met den tijd, niet alleen school-

scholen

meesters en ziekentroosters, maar ook proponenten en predikanten mochten aangekweekt worden, tot verder onderwijzing dezer inlanders en anderen in hun taal." Slechts drie proponenten lieten zich bewegen naar O. I. te gaan, van welke 2 te Colombo zijn aangekomen. Ondertusschen was aan het hoofd van het herstelde Singaleesche Seminarie benoemd Ds. Petrus Sinjeu, pred. te Colombo (in 1705). Het eerste examen der kweekelingen van het Singaleesche Seminarie in tegenwoordigheid der Colombosche predikanten viel ongelukkig uit. Beter werd er door Colombo's Kerk getuigd van het examen van 1710. ,,De kweekelingen van het Colombosche Seminarie waren tot genoegen zoo in de Nederl. taal, syntaxis enz. als in de theologie geëxamineerd zoodat zij haast zouden overgaan tot de ,,,, Waarachtige wegen"" van Ds. v. d. Hoonaard, zoo,

') Uit hetgeen we hierboven over het ontstaan der Indische Kerkenorde gezegd hebben, weten we, dat de hierboven gegeven verklaring met de waarheid in strijd is.

dat

hoop hadden

door

hen

bij tijd en Christendom uit te werken." ,, Goeden voortgang had de kweekschool" was het weer in 1711. In 1715 waren de proponenten geëxamineerd in de natuurlijke godgeleerdheid en wel in de zedeleer ,,tot genoegen;" in 1717 hadden „8 studenten op de vragen, objectiën en exceptiën van den rector" naar aanleiding van 17 hoofdstukken begrepen in het 2e, 3e & 4e boek van T. W. v. d. Honert's de ware wegen ,,een vergenoegend antwoord gegeven." Sedert ging de ijver achteruit, totdat Ds. Sinjeu zich in 1723 weer met kracht aan den arbeid zette. Over de blijken van de naarstigheid en het oordeel der kweekelingen was de Kerk van Colombo in 1724 zij

wijle iets goeds ten nutte van het

Zelfs was de eerste proeve der preekgaven van de verstgevorderden haar voldoende voorgekomen. In het jaar 1723 is er in zooverre eene verandering in het Seminarie van Colombo gebracht, dat de laatste 6 kweekelingen van de kweekschool van Jafnapatnam, die toen der tijd opgeheven werd naar Colombo werden overgeplaatst, zoodat we van dit oogenblik af er Singaleezen en Malabaren vinden. Doch het oordeel over de kweekelingen is er niet op verbeterd geworden, al is de plaats van den overleden Ds. Sinjeu (1728) dadelijk voorloopig vervuld door Ds. Calden. Het Seminarie gaf ,, weinig vruchten te zien." De grootste lof werd aan de memorie der leerlingen toegezwaaid, weinig werd er gesproken van hun begrip van zaken en kennis. Het kwam zelfs sommigen voor ,,dat er zooveel noodelooze kosten omtrent die menschen verspild werden, te meer wijl die soort van menschen in minder dan de helft van den tijd, dien zij op Ceylon besteden moesten, in 't vaderland konden bekwaamd worden."

zeer te vreden.

Toch zijn er proponenten van dit Seminarie van Colombo voortgekomen. Dezen, inlandsche proponenten genoemd, ,, hadden ieder hunne kerken of scholen, alwaar zij des Zondags zoo met prediken als catechiseeren de oorspronkelijke bewoners van het land moesten onderwijzen en stichten. Volgfijs hunne instructie waren ze gehouden, alle maanden eene leerrede, van welke hun de tekst werd opgegeven, in het Nederduitsch (waarin zij onderwezen waren) op te stellen en die, wanneer ze door de Europesche predikanten goedgekeurd was in hun eigen taal over te zetten en vervolgens voor hunne landuit te spreken." Doch de meesten hunner waren hiertoe te onbekwaam en te

genooten

')

Hofstede

1.

c.

Dl.

I

bl.

227.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890

Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's

Acta van het Zending-Congres - pagina 118

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890

Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's