GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de kennisse Gods - pagina 288

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de kennisse Gods - pagina 288

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE DEUGDEN GODS.

286

is

oneindig van vermogen en Zijne barmhartigheden hebben

geen einde.

In dien zin nu kan in artikel I der Confessie

niet bedoeld zijn te spreken

dat

om

van de oneindigheid Gods. En

tweeërlei reden. Vooreerst, dewijl hier de afzonder-

deugden Gods genoemd worden, en deze beteekenis van oneindig toepasselijk is op elke deugd Gods, in tegenlijke

met het menschelijke, dat in alles eindig gedacht Zoo genomen, is God oneindig machtig, oneindig oneindig goed, enz. Hoe volkomen waar dit ook zij,

stelling

wordt. wijs,

de bedoeling, gelijk ieder onmiddellijk tweede plaats, en dit zegt meer, omdat de Confessie hier bezig is met de ö?/mededeelbare deugden Gods, en de toepassing van de zooeven genoemde gedachte daarbij vervalt. Bij de wèl mededeelbare deugden kan men zeggen: de mensch is wijs, God is oneindig wijs; de mensch toch

voelt.

is

is

dit hier niet

In

de

barmhartig,

God

is

oneindig barmhartig, enz.

Maar

als

^«mededeelbare deugden worden aangegeven, en te midden daarvan de oneindigheid Gods wordt genoemd, dan is het voor ieder duidelijk, dat niet het oneindige, in den algemeenen zin, wordt bedoeld, maar dat hier iets van zeer bijzonderen aard wordt aangeduid. De Gereformeerde Dogmatiek bespreekt dan ook afzonderlijk de deugd der oneindigheid Gods, en bedoelt daarmede, dat aan het Goddelijk Wezen geen einde of grens gesteld kan worden ten opzichte van tijd en plaats, ja, dat God zeer verre daarboven verheven is, dat alle gedachte van tijd en plaats bij God ten eenen male wegvalt. Dit leidde in de Dogmatiek tot eene splitsing in twee gedachten, om het in den stelligen vorm alzoo uit te drukken: God is eeuwig en alomtegenwoordig. Oneindig in betrekking tot den tijd, dies eeuwig. Oneindig in betrekking tot de ruimte, dies de

alomtegenwoordig.

Met het noemen van deze tweede gedachte zijn gekomen van eene beschouwing der oneindigheid,

wij vrij-

die wel

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1907

Abraham Kuyper Collection | 394 Pagina's

Van de kennisse Gods - pagina 288

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1907

Abraham Kuyper Collection | 394 Pagina's