GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

BIJ EEN ONBEKEND GEDICHT VAN DA COSTA

Bekijk het origineel

BIJ EEN ONBEKEND GEDICHT VAN DA COSTA

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

P. L. Schram

Ter Bruiloft van Doctor Allard Pierson en Mejonkvrouw Pauline Hermine Elisabeth Gildemeester 18 - £X54

Nog een handdruk den Bruigom, een Kushand de Bruid, Eer de spoorbazuin blaast en de stoompijper fluit. Nog een woord aan den Bruigom, den aanstaande Herder Die de lauwer ontvlucht en zich spoedt tot de plicht. Eerlang voert hem die vaart uit onze oogen steeds verder Over grenspaal en stroom uit bereik en gezicht! Nog een woord, eer de galm onzer Hollandsche toonen Voor zijn ooren vervloeit in het suiz 'lend Parijs, Of, hoe welkom ook anders aan België's zonen, Zich verhulle in een uitspraak op Leuvensche wijs. Ja! een woord voor den Man. 't Zij van God hem gegeven Voor den Heer, bij Zijn hart, met zijn Gade, in zijn werk Voor 't behoud van Zijn huis, voor het heil van Gods Kerk Steeds manmoedig te waken, volstandig te leven:

Moog hij hoog Voor ons oog

Als de palm van den psalm recht op hemelwaart groeien In den kamp des te weliger bloeien, Door geloof, hoop en liefde geworteld in 't Woord Van den God wien zijn hart en zijn leven behoort.

Vruchten dragen bij levende waatren Die van lieflijke zielsvrede klaatren, Die van heilige lofzangen schaatren.

Nog een woord voor den Bruigom! een beê voor zijn Bruid, Eer de Zon dezer feesten haar omloop besluit. Als de groenende olijf, als de vruchtrijke wingerd Om den krachtigen boomstam geslingerd Zal ze zijn, en de vrucht aan die twijgen gegroeid Overstelpen den beker van 't huwelijksverbond

Maar ook laven de ziel, maar ook zalven de wond Van de moeder, wier traan haren bruidsdisch besproeit!

Nog een woord aan den Bruigom, een wensch aan de Bruid. 't Moet er uit,

Eer de Zon dezer feesten haar ronde besluit! Want de band is verzegeld, het echtheil beslist, En de spoorbazuin schalt en de stoomketel sist; En de rustlooze Tijd met zijn klappende vlerk Drijft ze voort, voert ze mee tot de reis, tot het werk,

Dat, verricht Bij het licht; Dat volbracht In de kracht

Van den God hunner hoop, Aan het eind van den loop

In de woningen leidt, waar de Koning hen wacht Op de bruilof van 't Lam, voor ons zondaars geslacht.

Is. da Costa

In de collectie-Allard Pierson (onderdeel van het Réveil-archief) bevindt zich dit lied van Isaac da Costa dat hij schreef voor en declameerde tijdens de bruiloft van Allard Pierson en Pauline H. E. Gildemeester, 23 februari 1854. Het ontbreekt in de Kompleete Dichtwerken die J. P. Hasebroek heeft uitgegeven 1 .

Dit gelegenheidsgedicht moet niet te hoog worden aangeslagen maar is toch meer dan een momentopname. Het markeert een trefpunt in het leven van twee godgeleerden, de een meer profetisch, de ander meer wetenschappelijk, die in de vaderlandse kerkgeschiedenis betekenis gehad hebben. Isaac da Costa (1798-1860) heeft de noodzaak van eschatologisch denken, Israëlietisch verstaan van het Nieuwe Testament en 'politieke poëzie' 2 onderstreept. Allard Pierson (1831-1896) is voorloper geweest van de twintigste eeuwse secularisering.

De weg van de bruidegom is na 1854 langs orthodoxie, modernisme en agnosticisme gegaan. In zijn studententijd is hij intensief met de uitdagingen van zijn tijd in aanraking gekomen. Voor zijn vertrek naar de academie had hij weinig vragen gehad. De relatie van de knaap met Da Costa was intiem, zoals uit jeugdbriefjes blijkt. Da Costa was huispastor, hij schreef een roerend gedicht bij het overlijden van de vierjarige Gerritje 3 . Allard ging dikwijls met zijn moeder mee naar de Bijbellezingen en zijn bewaard gebleven brieven uit die jaren aan vriend Adriaan Gildemeester staan vol godsdienstige napraterij. De dichter heeft, in zijn strijd tegen de 'chaos' en voor het 'licht', ongetwijfeld gehoopt dat de begaafde Allard hem zou gaan steunen. Er waren in Nederland slechts weinig wetenschappelijke theologen die hij vertrouwde.

Via moeder Pierson, die hem haar geheimen toevertrouwde, is hij op de hoogte gebleven van de richting waarin Allard zich als student te Utrecht bewoog 4 . Met bezorgdheid zal hij Allard in 1853 naar Leiden hebben zien vertrekken; enkele jaren later (1857) zou hij zijn protest tegen de 'valschelijk dusgenaamde wetenschap' daar, neerleggen in Wat er door de theologische faculteit te Leyden alzoo geleerd en geleverd wordt. Eene stem der smart en des beklags. Volgens een betrouwbare overlevering heeft hij eenmaal Hendrik en Allard de gekruiste armen opgelegd en hun profetisch voorzegd wat hun toekomst zou wezen 5 . 'Gij kent mij door en door' schrijft Allard hem vanuit Leuven 6 . Die uitspraak moet vooral op de jeugd-en studentenjaren slaan, Leuven zelf lag buiten 'bereik en gezicht'. Hij heeft geweten van Allards versje in de Utrechtsche Studentenalmanak van 1852:

En ieder jaar vermeert de strijd, En iedere dag verwijdt de klove, Die tusschen 't kinderlijk gelooven En 't twijflen van het heden leit. O, iedere dag vermeert de strijd.

Het was voor moeder Pierson een uitkomst, te horen van de vacature in Leuven, een evangelisatiepost in het verre 'Roomse' Zui-

den. Daar konden de kritische ideeën niet zoveel kwaad. Zij heeft het beroep gestimuleerd. Allard zelf zag, nog in 1855, zijn gaan als 'Gods hand' 7 . Het was zijn romantisch ideaal, de wetenschappelijke aanpak van C. W. Opzoomer te combineren met de religieusiteit van Da Costa. Er moest een mogelijkheid zijn om misverstanden te gaan opruimen en een theologie te scheppen, zowel verantwoord tegenover kerkelijke traditie als tegenover kritische negentiende eeuwse filosofie.

Na enkele jaren heeft Da Costa de band verbroken. Het bruiloftslied is in vergetelheid geraakt.

Waarom is het in de Kompleete Dichtwerken niet opgenomen? Hasebroek was huisvriend van de familie Gregory Pierson-Oyens, hij is zelf op Allards bruiloft geweest en heeft er twee gedichten voor geschreven 'Aan den Bruidegom' en 'Naar Leuven? '. Hij moet van Da Costa's gedicht in 1854 geweten hebben. Zes, zeven jaar later was de situatie veranderd.

Zou hij het gedicht in 1860/1 niet meer gewild hebben? Dat lijkt onwaarschijnlijk, hij heeft in de editie van de Dichtwerken alles opgenomen, klein en groot, in min of meer chronologische volgorde en zonder systematisering. Wel staat in de 'Toelichtingen' bij de tweede en derde druk, na de vermelding dat er weer een onbekend gedicht gevonden is, de vreemde opmerking dat het 'scheen, hoeveel goudaderen daarin door het erts heenloopen, in zijn geheel te weinig kenmerkends te bezitten om hier te worden meegedeeld' 8 . Heeft Hasebroek, ondanks zijn ontkenning in de 'Voorrede', toch een selectie gemaakt? Op grond van 'kenmerken'? Het verband geeft aan dat het in dit ene geval ging om een jeugdproduct van Da Costa, voorgedragen in 'Concordia Crescimus' 9 . Zo'n bruiloftslied was anders; in de Kompleete Dichtwerken komen vijf soortgelijke voor.

Een vraag is hoe Hasebroek zijn materiaal verzameld heeft. Hij had dat in zijn 'Voorrede' moeten vermelden. Hij zal allereerst bij de weduwe het huisarchief geraadpleegd hebben en verder bij vrienden van de dichter te rade zijn gegaan. In 1861 is dit bij Allard

Pierson kennelijk niet gebeurd 10 . Was de onderlinge afstand toen te groot? Heeft Pierson, die omstreeks 1861 geprikkeld was door allerlei reacties, het niet op zijn weg zien liggen om, toen hem niets werd gevraagd, zelf met de aanbieding te komen?

Wellicht achtte hij de dichterlijke waarde van het lied niet hoog. Inderdaad is het minder zangerig-vloeiend, meer hortend dan andere verzen van Da Costa. Waar komt de vroeger zo innige relatie tot uiting met 'Doctor Allard Pierson' zoals hij de bruidegom nadrukkelijk noemt? Het vers is enigszins hoogdravend. De bruidegom 'ontvlucht de lauwer', het Parijs van de huwelijksreis heet 'suizlend', de traan van moeder 11 'besproeit de bruidsdisch', pia vota uit Psalmen en Hooglied krijgt het bruidspaar mee, de 'levende waatren' 'klaatren' en 'schaatren' en de aardse bruiloft loopt uit op het Bruiloftsfeest van het Lam. Dichterlijke vondsten ontbreken niet: de 'spoorbazuin', de 'stoompijper', de 'zon dezer feesten' en de 'rustlooze Tijd met zijn klappende vlerk'. Maar het lijkt of ze niet goed lukken willen; aan het eind wordt de 'stoompijper' weer een 'stoomketel'. Het gedicht verraadt onrust ('t Moet eruit . . .'). Het gaat om de vraag of het de bruidegom gegeven zal zijn 'voor het heil van Gods kerk steeds manmoedig te waken, volstandig te leven'. Zal hij 'in den kamp des te weliger bloeien'?

Voelt Da Costa waar het heengaat? De reis voert 'over grenspaal en stroom uit bereik en gezicht'. Was dit alleen geografisch bedoeld? Da Costa hoopt nog steeds, de goede wensen prevaleren. Maar er is een ondertoon van spanning, tussen willen vasthouden en moeten loslaten.

Juist dit laatste maakt het belangwekkend. Hier gaan mensen uiteen die bijeenhoren en elkaar liefhebben. Dat uiteengaan heeft dikwijls plaatsgevonden, in de negentiende eeuw, in het conflict der richtingen. Symptoom van de tragiek is het wegraken van zo'n bruiloftslied.

Het had eigenlijk voor den dag moeten komen toen de relatie met Hasebroek weer hersteld werd. De laatste heeft daarvoor opengestaan, blijkens zijn waardering, reeds in 1863, voor Piersons 'bij groot verschil overigens in inzigt en gevoelens' 'meesterlijk ge-

schreven bladzijde ter herinnering van Da Costa' 12 . Dat slaat op Piersons Intimis. In 1888 kreeg Hasebroek Oudere Tijdgenooten ten geschenke, het boek waarin Pierson zo ongeëvenaard over de Réveilkring en met name over Da Costa heeft geschreven. De correspondentie met Hasebroek daarna, tot 1895 toe, is vol hartelijkheid, voor Hasebroeks besef zelfs geloofsverbondenheid, mirabile dictu. Dan lijkt er geen kloof meer te bestaan.

Op 11 februari 1894 zendt Hasebroek Pierson ter gelegenheid van diens veertigjarig huwelijksfeest de volgende 'Jubelgroet':

Reeds veertig jaar! Gij staat op Nebo 's kruin, En ziet de streek die gij zijt doorgetogen. Zij was, o ja! niet enkel rozentuin, Maar toch ook geen woestijn grauwt voor uw oogen. Noeste arbeid was uw leven, bleef uw lust, En won u roem en veler liefde tevens. En werdt ge moê, gij zocht en vondt uw rust Aan 't hart van gade en kroost, de vreugde uws levens. En nu - hierna? - Mysterie blijft ons lot Tot aan, tot over 't graf, waar 't licht zal dagen. Maar gij betrouwt u en al 't uwe aan God Wien de arm des doods u eens moog' tegendragen.


1. Uitg. A. C. Kruseman te Haarlem 1861/3, drie delen. Een tweede, uitgebreide druk kwam uit in 1870. Een volksuitgave verscheen, als derde druk, in 1876, bij de uitgevers H. J. Stemberg te 's-Gravenhage en A. W. Sijthoff te Leiden. De eerste druk wordt hierna geciteerd als KD.

2. J. C. Rullmann, 'Zijn politieke Tijdzangen' in 'Da Costa in zijn beteekenis voor de anti-revolutionaire partij', Antirevolutionaire Staatkunde, tweede jaargang, 1926, 174-180.

3. KD III, 228-229.

4. P. L. Schram, 'Een huisvrouw uit het Réveil' in Aspecten van het Réveil, Kampen 1980, 222-224.

5. P. L. Schram, Hendrik Pierson, Kampen 1968, 17.

6. Leuven, 6.12.1855 (zie K. H. Boersema, Allard Pierson, 's-Gravenhage 1924, 38v.).

7. dezelfde brief, Leuven 6.12.1855 (Boersema, t.a.p. 79).

8. KD Volksuitgave 3, 718.

9. J. Meijer heeft in zijn dissertatie uit 1941 Isaac da Costa's weg naar het Christendom (in de handel gebracht: Amsterdam 1946) alle gedichten van Da Costa die zich in het archief van 'Concordia Crescimus' bevinden gepubliceerd: 179-192.

10. Het dossier-Hasebroek in de collectie-Allard Pierson bevat na de genoemde gedichten uit 1854 niets tot 1888.

11. Mevrouw J. M. Gildemeester-Boissevain was in 1852 weduwe geworden.

12. 'Toelichtingen', bij KD III, 489, nog uitgebreid in de Volksuitgave van 1876:855.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1982

DNK | 45 Pagina's

BIJ EEN ONBEKEND GEDICHT VAN DA COSTA

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1982

DNK | 45 Pagina's