GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OP PLAATSELIJK TERREIN

Bekijk het origineel

OP PLAATSELIJK TERREIN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De jaarlijkse literatuuroverzichten in dit Documentatieblad tonen dat verheugend veel onderzoek gedaan wordt naar de locale kerkgeschiedenis van de negentiende eeuw. Herdenkingen vormen vaak een gerede aanleiding voor publicaties. De interesse wordt gestimuleerd doordat het onze directe voorgeschiedenis betreft en de te bestuderen archivalia goed bereikbaar; tamelijk uitgebreid en gemakkelijk te ontcijferen zijn. Moeilijk is daarentegen de schifting, bewerking en beoordeling van het voorhanden materiaal. Wat verdient voorkeur bij de behandeling van de stof? Wat mag worden weggelaten? Enkele eenvoudige raadgevingen zijn wellicht niet overbodig voor aanstaande schrijvers. Voor hen bestaat er trouwens een Handleiding voor de beoefening van lokale en regionale Geschiedenis, geschreven door W. Jappe Alberts en A.G. van der Steur. Dat boek blijkt in een behoefte te voorzien, getuige een recente herdruk (Weesp, 1984). Het is onmisbaar voor praktische gegevens, speciaal met betrekking tot vindplaatsen en literatuur.

Een hoofdstuk over kerkgeschiedenis ontbreekt niet, maar juist dat vraagt om aanvulling. Wij vernemen van de auteurs (p. 127, tweede druk) dat de in aanmerking komende onderwerpen zijn. 'de samenstelling van de bevolking naar de door haar beleden religie op verschillende tijdstippen in het verleden; het onderzoek van kerkgebouwen, hun ouderdom, bouwgeschiedenis, inventaris en lotgevallen; het onderzoek omtrent de wijze waarop zich de reformatie in bepaalde streken en steden voltrok; de roomskatholieke zielzorg tijdens de 17de en 18de eeuw in verschillende plaatsen en streken; de aanwezigheid van schuilkerken; de reactie in bepaalde kerkelijke gemeenten op de politieke gebeurtenissen enzovoort'.

Deze opsomming is onvolledig. Diverse essentiële aspecten worden gemist. Een gemeente of parochie is meer dan een sociologisch verschijnsel. Haar bestaansrecht is geestelijk van aard. Zij is gericht op geloof, hoop en liefde. Haar veelkleurig leven toont zich in diaconie, belijdenis, pastoraat, prediking, catechese, oecumenische openheid of geslotenheid, sacramentsviering. Onderzoek daarnaar zou eigenlijk voorop moeten staan. Uitgangspunt is de dienst aan

het Evangelie en de doorwerking van de Blijde Boodschap. Welke mensen waren daarbij betrokken? Welke invloed is van de Evangelieverkondiging uitgegaan op de plaatselijke samenleving?

Juist geschiedschrijving van een plaatselijke gemeente biedt gelegenheid aan de essentialia van een kerk aandacht te besteden. Het is de taak van concilies en synoden grote lijnen te trekken. Die arbeid komt vroeg of laat in de kerkhistorische handboeken terecht.

Maar een locale studie brengt ons bij de gemeenteleden; bij hun luisteren, spreken, handelen en falen. Daar wordt het papiergeld in pasmunt omgezet. De opstellers van de Dordtse Kerkorde achtten dit aspect zelfs zo cruciaal dat zij de autonomie van de plaatselijke gemeente hebben vastgelegd.

Natuurlijk, een plaatselijke gemeente is onderdeel. Van het grote verband behoort de locale historicus op de hoogte te zijn. Er moet voldoende kennis bestaan van theologische stromingen en oecumenische confessies. Voorganger en gemeente waren ergens geestelijk thuis. Manier van preken en vroomheid worden altijd mede van buitenaf bepaald.

Maar elke gemeente reageerde verschillend. Zie de wijze waarop werd verkondigd, beleefd en gevierd. Een preek kan leerrede zijn, maar eveneens een bekeringsappèl; een betoog, evengoed als een profetisch getuigenis; een Bijbeluitleg of 'een verhaal uit het leven'. Typering is noodzakelijk. Vaak liep allerlei dooreen. Wat valt daaruit af te leiden? In de loop der jaren wisselde in hetzelfde dorp de spiritualiteit. Wat is daar dan gebeurd?

Ik richt mij nu verder geheel en al op de hervormde/gereformeerde gemeenten, omdat deze mij vertrouwd zijn. Voorzover nodig brengt men wel correcties en aanvullingen aan als men bezig is met anders gestructureerde kerken.

Als een detective moet de onderzoeker het materiaal bijeenzoeken en daarna met de beschikbare gegevens woekeren. Belangrijk zijn de kerkeraadsnotulen, meestal plechtig 'Handelingen' genoemd.

Zij zijn in het algemeen betrouwbaar, omdat ze in een officiële vergadering werden goedgekeurd. Vóór 1900 werden ze meestal niet slechts door praeses en scriba getekend. Het is te hopen dat ingekomen brieven bij de notulen bewaard zijn. Hoe is daarop ter vergadering gereageerd? Soms zal tussen de regels door gelezen moeten worden.

De opsteller van de acta zal meestal de predikant zijn geweest. Deze zette daarmee vanzelf een bepaald stempel op de weergave van

de feiten. Hij had als academicus een vooraanstaande plaats, in een dorp overigens meer dan in de stad. Hij was beroepen, niet gestuurd. Wat was de reden dat de gemeente deze man wilde? Van hem zal waarschijnlijk allerlei te achterhalen zijn: een boek dat hij schreef, preken die hij hield bij speciale gelegenheden, gedichten die hij vervaardigde. Soms bestaan er autobiografische herinneringen met fraaie titels ("Weggevlotene jaren", "Bladen uit mijn levensboek" e.d.). Misschien is te ontdekken uit welk milieu hij afkomstig was, waar hij gestudeerd heeft en welke invloeden op hem hebben ingewerkt. Meer dan men aanvankelijk vaak denkt valt over verder onbekend gebleven predikanten te achterhalen. Er bestaan predikantenregisters 1 . Een van de beste is dat van W.M.C. Regt, aanwezig in het Centraal Bureau voor Genealogie in Den Haag. Het geeft nauwkeurig namen, standplaatsen en jaartallen, het biedt tevens waardevolle verwijzingen naar heraldieke, genealogische en literaire bronnen.

Uit de notulen van kerkeraad en verenigingen - de negentiende eeuw was vol particulier initiatief - komen de vooraanstaande, de meest actieve gemeenteleden naar voren. Via hen krijgen wij een nog duidelijker beeld van de gemeente dan bij de beroepen predikant die meestal na enkele jaren weer vertrok. Wie werden benoemd en waarom? Kwamen ambtsdragers uit bepaalde kringen? Welke ideeën hebben zij gelanceerd over armoede, overheid, wetenschap, dorpsvermaak? Hoe functioneerde de Heilige Schrift in hun leven? Welke ideologieën speelden daarin een rol?

Plaatselijke geschiedschrijving biedt bovendien de mogelijkheid de schijnwerper te richten op personen aan wie te vaak wordt en is voorbijgezien. E.J.W. Posthumus Meyjes schreef Hervormd 's-Gravenhage in de negentiende eeuw 2 . De algemeen gestelde titel doet veel verwachten, maar het boek handelt voornamelijk over predikanten en 'Haagsche heren'. Allerlei vragen blijven open. Waar ontmoeten wij de diaken, de diacones, de dienstbode? Wat werd op huisbezoek met goegemeenteleden besproken? Hoe reageerden het proletariaat, de vrouwen, de kinderen? Over Amsterdam bezitten wij de imponerende vijf delen van R.B. Evenhuis Ook dat was Amsterdam 3 . Helaas liet de schrijver in de registers op de eerste drie

delen bewust weg de 'persoonsnamen die alleen illustratieve betekenis hebben' 4 . Het blijkt te betreffen 'bijvoorbeeld de namen van hen die door de kerkeraad werden gecensureerd, behalve wanneer het bekende persoonlijkheden zijn' 5 . Daarmee werd aan een belangwekkend, levend deel van de geschiedenis onrecht

gedaan. Uit de dissertatie van P.A.C. Douwes, Armenkerk 6 , is wel gebleken hóéveel onbekends er rondom de 'bedeelden' , ( een van de groepen in de Rotterdamse samenleving die veelszins buiten de 'gebruikelijke' activiteiten van de kerk zijn gebleven) over het reilen en zeilen van de hervormde gemeente in de havenstad te vertellen valt 7 .

Hiertoe kunnen 'secundaire' bronnen mede van betekenis zijn. Volkstellingen, jaarverslagen van burgerlijke gemeenten, kranten en kerkbodes kunnen licht werpen op welzijn, welvaart, sociale omstandigheden. Oude dorpsverhalen zijn illustratief (al moet men er behoedzaam mee omgaan). Registers van lidmaten, dopelingen, huwelijkssluitingen en begrafenissen verlenen hulp.

Waren er gemeenteleden die buiten de officiële erediensten samenkwamen in conventikels? Hoe werd door deze 'van-God-geleerden' gedacht over godgeleerden en, omgekeerd, door de anderen over hen? Had de gemeente een voorzanger? Zo ja, was dit de schoolmeester? Dan valt over zijn capaciteiten wel iets te vertellen. Een goed voorbeeld gaf mevr. E.P. de Booy in Weldaet der scholen 8 . Zij heeft daartoe kerkeraadsstukken uit de provincie Utrecht doorgeploegd. Uit kerkeraadsverslagen - soms ook uit collecteopbrengsten - zal enigszins op te maken zijn hoe de eredienst functioneerde. Kwam de gemeente trouw? Waarom had de ene predikant meer toeloop dan de andere? Werden uitsluitend psalmen gezongen? Is de Evangelische Gezangenbundel geaccepteerd? Was er 'Avondmaalsmijding' en zo ja, waarom?

Graadmeter voor het gemeenteleven was de viering van het Heilig Avondmaal. Zeker tot 1795, maar in diverse streken van ons land ook nog in de negentiende eeuw, gold dit Sacrament zelfs als

tuchtmiddel. Het kon maatschappelijke consequenties hebben, van de Tafel des Heeren geweerd te worden. Meestal vond de viering viermaal per jaar plaats. De kerkeraadshandelingen vertellen over de voorafgaande 'huisbezoeking' of 'visitatie' en de daaropvolgende Censura Morum. Gelukkig voor de historicus hielden de kerkeraadsleden zich dan niet aan hun ambtsgeheim, noch in het gesprek ter vergadering noch bij de optekening daarna.

Kinderen werden aan het Avondmaal niet toegelaten. Daarom zijn de gegevens over hen schaars. Toch zal de geschiedschrijver proberen iets van hun aandeel aan het gemeenteleven te bepalen. Wellicht rondom de theorie en de praktijk van de Doop. Bestonden er opvoedingsidealen? Wat betekende het godsdienstig onderricht? Welke vorming werd op zondagsschool of club geboden? Voor de negentiende eeuw is van betekenis het opkomende conflict tussen bijzonder en openbaar onderwijs. 'Scholen met den Bijbel' zijn door de 'dolerenden' gebruikt voor kerkdiensten. Dat had gevolgen, omdat de hervormde gemeente dan haar steunverlening aan zo'n school soms introk.

Geld en goed waren altijd gevoelige zaken. Als er in de Doleantietijd processen over kerkelijke goederen zijn gevoerd zal zoiets gememoreerd moeten worden. Werkte kerkelijk bezit (legaten, obligaties, landerijen, opstallen) negatief op de offervaardigheid? Werden zitplaatsen in de kerk verhuurd? Zo ja, aan wie vóórin? Was de diakonie 'bedeeling' of was ze meer? Bleef ze beperkt tot de eigen kring? Welke gegevens zijn bewaard over de besteding van de diakonale inkomsten? Waren de broeders erop uit jaarlijks een batig slot te kweken? Zo ja, wat werd er met dit bedrag gedaan? Hoeveel gaf de gemeente aan zendingsarbeid en aan welke? Had men interesse voor de gehele bewoonde wereld? Werd gecollecteerd voor noden elders? Tot hoever reikte de visie op 'de naaste'? Was de arme iemand die zijn situatie had te zien als 'eigen schuld' of was hij een uitdaging waarin de gemeente haar relatie tot Christus gestalte kon geven?

Hoe werd geoordeeld over andersdenkenden, Joden, Rooms-katholieken, secten? Over de omgeving? De specifica van een bepaalde stads-of dorpssituatie moeten een apart accent ontvangen. Wie over een universiteitsstad schrijft zal uiteraard bijzondere aandacht schenken aan de arbeid van de kerk in de wereld van het plaatselijke Hoger Onderwijs. De veenkoloniën zagen jaarlijks honderden Duitse gastarbeiders verschijnen; zij bleven weken, soms maanden. Wat is voor en misschien wel door deze mensen in de gemeente ge-

daan? Het kan gebeuren dat daarover niets in de stukken te vinden is. Het hoeft niet in te houden dat er niets gebeurd is.

Rondom dat alles komen de geschiedenissen aan de orde van het kerkgebouw, de toren, de pastorie en de pastoriegoederen, de kosterswoning, het gemeentecentrum, de graven in de kerk en op het kerkhof. In bijzondere gevallen kunnen deze zaken zelfs uitgangspunt van onderzoek of betoog worden.

Ten slotte moet worden opgemerkt dat de goede onderzoeker ook achter de schermen doordringt. Hij wil niet volstaan met de voorgrond. Van afstand kan hij soms beter dan de tijdgenoot onderkennen dat onder de oppervlakte krachten sluimerden die later onverwachts tot ontwikkeling kwamen. Als de negentiende eeuw een ogenschijnlijk bloeiend religieus leven te zien geeft en het 'Corpus Christianum' nog volop lijkt te floreren is toch de incubatietijd van de twintigste-eeuwse secularisatie al begonnen. Juist op kleine schaal, in een plaatselijke gemeente die pars pro toto is, vallen soms feiten te ontdekken van waaruit landelijke gebeurtenissen kunnen worden verklaard.


1. Zie DNK 4, 7-17.

2. E.J.W. Posthumus Meyjes, Hervormd. 's-Gravenhage in de negentiende eeuw. Kerkhistorische schetsen, 's-Gravenhage 1935.

3. R.B. Evenhuis, Ook dat was Amsterdam, deel 1-5, Amsterdam 1965-1978.

4. Evenhuis, Amsterdam, II, 404; III, 375.

5. Evenhuis, Amsterdam, II, 8.

6. P.A.C. Douwes, Armenkerk. De hervormde diaconie te Rotterdam in de negentiende eeuw, Schiedam 1977.

7. Vgl. daartoe: D.J. Roorda en P.C. Emmer, 'Geschiedbeoefening in soorten', in Kleio 1975, 407-422, speciaal 418; en D.J. Roorda, 'Prosopografie, een onmogelijke mogelijkheid? ' in BMGN 94 (1979), 212- 225.

8. E.P. de Booy, Weldaet der scholen; het plattelandsonderwijs in de provincie Utrecht van 1580 tot het begin der 19de eeuw, [Zeist] 1977.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1985

DNK | 51 Pagina's

OP PLAATSELIJK TERREIN

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1985

DNK | 51 Pagina's