GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VOORTGAAND REVEIL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOORTGAAND REVEIL

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. '. . . . Een Europese beweging was het, die als een storm over de landen is gegaan, die als een jonge jubelende kracht veel ingeslapen en ingedroogde Christelijkheid heeft wakker geschud, maar ook veel enghartige, dogmatische narigheid heeft opgewaaid. Het Nederlandsche Reveil is een klein fragmentje van die groote opschudding des geestes en het heeft dan ook met het buitenland in zeer levendige betrekking gestaan. Wat er van Nederlandse geestelijke geschiedenis in de 19de eeuw de moeite van het vertellen waard is, begint bij dat Réveil' 1 .

Aldus K.H. Roessingh over het Nederlandse Reveil van de negentiende eeuw. De exuberante bewoordingen zijn voor zijn rekening, maar zijn typeringen nemen wij graag over: 'beweging', 'storm', 'kracht', 'opschudding'. Deze aanduidingen maken duidelijk dat een preciese definiëring en datering onmogelijk is. Het Reveil was meer te voelen dan te vatten.

Met profetische kracht schreef Is. da Costa proza en poëzie over de door hem ontdekte waarheid: 'Op den bodem aller vragen ligt der wereld zondeschuld'. Zijn boezemvriend W. de Clercq wees het burgerlijk optimisme, gebaseerd op 'valsche' wetenschap en vermeend menselijk talent, af. Groen van Prinsterer presenteerde zich als historicus voor wie denkbeelden belangrijker waren dan jaartallen. O.G. Heldring ruilde volksalmanak en wandelingen door Gelderland in voor 'inwendige zending': combinatie van evangeliserend woord en filantropische daad. J.J.L. van der Brugghen werd baanbreker van bijzonder onderwijs.

Er waren onderlinge verschillen, zelfs conflicten. Maar gestreefd werd naar 'vereeniging' 2 . Hun leven wijdden zij aan verzet tegen de, niet verslagen, geest van de Franse revolutie. Zij riepen kerkelijke en culturele wereld tot bekering.

Da Costa gebruikte voor de opwekkingsbeweging het beeld van de wind, 'de goede wind, waarmede de wettige oorlogsvloot uitzeilt, en waarmede dan ook of kaper of zeerover even goed zijn voordeel kan doen' 3 . In zijn gedicht 'God met ons', bad hij: '.. . zoo baad mij in loutrende stroomen des Geestes, dien Ge uitzondt ten Vijftigsten dag'.

Die Geest is niet te binden, zeker niet aan een termijn. De vrienden rekenden er dan ook op dat na hun heengaan dit werk van God niet zou ophouden. Uit de briefwisseling tussen beiden 4 blijkt dat Groen van Prinsterer gehoopt heeft aan A. Kuyper de fakkel te kunnen overdragen.

2. Geschiedschrijvers proberen te ordenen. Ook het Reveil is daaraan niet ontkomen. Een afdoende argumentatie voor de mogelijkheid ontbreekt evenwel.

M. Elisabeth Kluit plaatste in 1936 het Reveil nog tussen 1817 en 1854 5 . Zij zag het blijkbaar stranden bij het uiteenvallen van de 'Christelijke Vrienden'. In 1970 liet zij het aanvangen in 1815 en eindigen in 1865, bij het ontstaan van de Confessioneele Vereeniging. Daarna zou het slechts werken 'als een zuurdesem in kerk, staat en maatschappij' 6 . Alsof het ooit op andere wijze aanwezig was geweest!

Voorafgaande aan de slotwoorden van haar boek 'Het 19e eeuwse Reveil was in Nederland afgesloten' oppert zij nog dat de zegenbede die Groen werd toegezongen in 1867 door de vergadering van de Evangelische Alliantie, een 'klein stukje Réveil' zou kunnen zijn 7 . Haar onzekerheid is meer verantwoord dan haar stelligheid. Een zegenbede is trouwens meer een sein tot een nieuw begin dan tot een afscheid. De vraag laat zich niet onderdrukken waarom zij het Reveil niet doortrok naar 1876, het sterfjaar van o.a. Heldring en Groen. Ook dat zou echter weer te arbitrair zijn. A.W. Bronsveld

riep in zijn 'In Memoriam' op 'in de kracht des Heeren voort te gaan. Niet al de voorstellen, maar de beginselen van den heer Groen verdedigd . . . 8 . H. Pierson bleef 'Da Costiaan' 9.

Allard Pierson zag in de jaren tachtig de Reveilfiguren niet behoren tot een verleden tijd ('Oudere Tijdgenoten'), G.J. Vos Azn publiceerde in 1886 deel I, in 1891 deel II van zijn vaderlandse kerkgeschiedenis tot de stichting van de Vrije Universiteit, onder de titel: Groen van Prinsterer en zijn tijd.

Het is ongewenst een historisch eindpunt van het Reveil te construeren, omdat dit een verkeerd beeld van de beweging oproept. Opmerkelijk is het dat ook de geschiedschrijving van andere samenlevingsterreinen uit de jaren tachtig tot herziening geneigd is. De revolutie van het 'een nieuwe lente, nieuw geluid-dichterschap' is in een belangrijke beschouwing onlangs door B. Luger aangevochten 10 . Wel heeft een evolutie plaatsgevonden.

3. A. Kuyper heeft het zijne bijgedragen aan het beeld van het Voltooid Reveil'. Hij had dit nodig voor zijn Doleantie waarmee door hem een radicale vèrnieuwing, een Reformatie 11 beoogd werd. Meer nog dan de afwijzing van het modernisme, waarin hij J.H. Gunning Jr., A.W. Bronsveld, H. Pierson, Ph.J. Hoedemaker, J.W. Felix — allen betrokken geweest bij de Reveilbeweging — aan zijn zijde vond, was zij een afrekening met de 'halven'.

Op het Sociaal Congres (1891) heeft Kuyper in zijn openingsrede met waardering de sociale activiteit van Bilderdijk, Groen en Da Costa gememoreerd. Maar hun Reveil was voor hem 'elitair', 'kleurloos'; zij vormden een 'chique kring'. Tijdens de jaarvergadering van de Nederlandsche Bond van Jongelingsvereenigingen op G.G. 27 mei 1897 sprak hij uit dat Methodisme en Reveil 'nooit of nimmer met minachting of geringschatting door ons bejegend' mogen worden, maar hij voegde eraan toe: ' . . . hoewel in hun

voortgang verwaterd en niet op onzen lijn uitgekomen' 12 . Kuyper heeft zijn verschil met Groen van Prinsterer al in 1873 aangegeven. Op 25 november van dat jaar schreef hij aan Groen: 'Het Réveil eer ik, vereer ik, ik dank er God voor, maar juist wijl er na het Réveil, na het opstaan, een overgaan tot den dagelijkschen arbeid moet volgen eisch ik dat het leven, door de Réveil gewekt, van exotisch inheemsch worde, en arbeide aan de geestestaak van de natie'. Twee dagen later onderstreepte hij dit door een antithese te bouwen tussen 'het zwevend réveil' en 'ontwikkeling van het Calvinisme'. Alleen dit laatste zag hij als 'blijvend element' 13 .

Om deze reden noemde Groen zich tegenover Kuyper 'homogeen en zelfstandig' 14 . Kuyper heeft bewust georganiseerd, zeker na zijn komst in Amsterdam (1870). Hij zette de eenheid van de belijdende christenen op het spel toen het in 1886 op doorzetten aankwam. Daarna heeft hij in eigen kring geen Reveil-nuancering geaccepteerd: A.F. de Savornin Lohman, volgeling van A.R. Vinet, is uit de Vrije Universiteit verwijderd.

Enkele Reveilaanhangers hebben zich door hem laten overtuigen, allereerst Willem van den Bergh, die nog in de jaren zeventig in de Magdalena (almanak) indrukwekkend over O.G. Heldring schreef, na een voor de inwendige zending baanbrekende juridische dissertatie verdedigd te hebben. De meerderheid der geestverwanten is niet met de 'Reformatie' meegegaan, in steeds feller oppositie tegen de door Kuyper gekozen weg, van de weeromstuit radicaal kiezend voor de Hervormde Kerk.

Hoedemaker, van 1871 tot 1875 met O.G. Heldring redacteur van het Reveil-tijdschrift De Vereeniging: Christelijke Stemmen heeft zich ruim tien jaar naast Kuyper geplaatst maar daarna die band weer verbroken. Hij deed in 1888 als Hervormd predikant intrede te Nijland.

4. In Friesland heeft het Reveil een eigen karakter gehad. Een goede aanzet tot voortgezette studie daarvan vormde de scriptie van J.W. Oudendag (Leeuwarden) over de provinciale Friesche

Vereeniging van Vrienden der Waarheid 1854-1890 15 . Hij gaf er de ondertitel aan mee: 'Een reveil-beweging in Friesland'. De auteur toonde aan dat hier altijd een bijzondere relatie is geweest en gebleven tot de Hervormde Kerk en een doorwerking heeft bestaan naar de 'gewone man'.

Hoezeer de spiritualiteit van het Reveil heeft geleefd in Friese gezinnen vertelt o.a. O. Noordmans, als hij schrijft over zijn ouderlijk huis — deze 'schoot der vroomheid' —, dat leefde in de 'naschemer van het Reveil' 16 . Uit de Verzamelde Werken kan men herhaaldelijk Noordmans' congenialiteit met Willen de Clercq c.s. aflezen.

Reveilinvloed treft men in de twintigste eeuw duidelijk aan in diaconaal-missionaire-oecumenische organisaties als N.C.S.V., C.J.M.V. en Centraal Bond voor Inwendige Zending, met haar instellingen die vaak — zoals de Zettense — geweigerd hebben beperkt-denominatief op te treden. Binnen de Hervormde Kerk bleef de geest van het Reveil levend. Gunning en Hoedemaker vonden elkaar. Diverse 'richtingen' werden 'modaliteiten'. De nieuwe kerkorde bevestigde dat kerk en belijdenis niet star maar dynamisch behoren te functioneren.

Ook binnen de Dolerende kerken is er steeds een band gebleven, vooral bij hen die uitsluitend met de Doleantie zijn meegegaan uit behoefte aan bevindelijk-Bijbelse prediking en aan een Evangelische visie op alle levensterreinen. Het ouderlijk huis van Mr. B. de Gaay Fortman (1884-1961) werd 'behalve door gereformeerde belijndheid . . . gekenmerkt door de sterk persoonlijke vroomheid van het Réveil' 17 . Met hem hebben Gereformeerde historici meegewerkt aan de op-en uitbouw van het Réveil-archief. De Vrije Universiteit heeft zich losgemaakt van het Neo-Calvinistische beginsel-systeem en is in haar doelstelling op de lijn gekomen die door Gunning c.s. was getekend en verlangd.

Terugkijkend constateren wij dat in 1886, toen de Doleantie spectaculair de aandacht opeiste, meer dan deze de onder de oppervlakte doorstromende spiritualiteit het 'blijvend element' 18 heeft gevormd.


1. K.H. Roessingh, 'Het Modernisme in Nederland', in Verzamelde Werken, vierde deel, Arnhem 1927, 259-260. Het opstel is een uitgebreide bewerking van een 1922 verschenen deeltje uit de Volksuniversiteitsbibliotheek.

2. Vgl. P.L. Schram, 'Herdenking van Afscheiding en Reveil' in Kerk en Theologie, juli 1985.

3. Aldus Is. da Costa in een brief aan W. de Clercq d.d. 13 april 1835. De brief is afgedrukt in A. de Groot en P.L. Schram (red.), Aspecten van de Afscheiding, Franeker 1984, 78-79.

4. Rijks Geschiedkundige Publicatiën, 's-Gravenhage/Kampen 1937.

5. M. Elisabeth Kluit, Het Réveil in Nederland 1817-1854, Amsterdam 1936.

6. dez. Het Protestantse Réveil in Nederland en daarbuiten 1815-1865, Amsterdam 1970, 8, 496.

7. A.w., 497.

8. 'Kroniek' in Stemmen voor Waarheid en Vrede 1876, 687.

9. Vgl. P.L. Schram, Hendrik Pierson, Kampen 1968, register s.v. Costa, Is. da.

10. Bernt Luger, 'De beeldjes van tachtig', in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 1983-1984, 37-47.

11. Kuyper proclameerde dit in de titel van zijn boek Tractaat van de Reformatie der Kerken, 'aan de zonen der reformatie hier te lande op Luther's vierde Eeuwfeest aangeboden', Amsterdam 1883.

12. Gedenkboek van het veertigjarig bestaan van de Nederlandsche Bond van Jongelingsvereenigingen op Gereformeerde Grondslag, Kampen 1928, 56 v.

13. Kuyper aan Groen 27 november 1873. De cursivering is van Kuyper.

14. Vgl. Briefwisseling van Mr. G. Groen van Prinsterer met Dr. A. Kuyper, 's-Gravenhage/Kampen 1937, 292 noot 1.

15. Gepubliceerd in It Beaken XLII (1980), 35-84.

16. G.J. Paul, Schepping en Koninkrijk, Wageningen 1959, 17, 18.

17. Figuren uit het Reveil, Kampen 1980, 26.

18. Zie noot 13.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

DNK | 84 Pagina's

VOORTGAAND REVEIL

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

DNK | 84 Pagina's