GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

DE VESTIGING VAN HET LEGER DES HEILS IN NEDERLAND

26 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

De kaart van kerkelijk Nederland is in de loop van de 19e eeuw danig gewijzigd. Met name hebben de Afscheiding en de Doleantie een spoor van onderscheiden kerkgenootschappen, elk de ware voortzetting van de Reformatie voor zich opeisend, nagelaten. Nè 1850 is de groeiende fragmentatie nog vergroot door de vestiging van een aantal uit het buitenland komende en veelal methodistisch getinte bewegingen. De meest opvallende plaats onder deze nieuwlichters is wel ingenomen door het Leger des Heils. Het behoorde tot de strategie van het Leger om, waar het ook kwam, zoveel mogelijk opzien te baren. Dit streven werd moeiteloos gerealiseerd. De uniformen, militaire structuur en luidruchtige evangelisatiemethoden stonden garant voor grote publieke belangstelling, maar oogstten daarnaast veel kritiek van kerkelijke zijde. Lang voordat het Leger des Heils zich officieel in Nederland vestigde, was de discussie rondom het heil in legerjas al in volle gang. 1

William Booth

William Booth (1829-1912), de stichter van het Leger des Heils, werd te Nottingham in Engeland geboren. Op 15-jarige leeftijd, kort na het overlijden van zijn vader, ging hij van de Anglicaanse Kerk over naar de methodisten (Wesleyan Connexion). Twee jaar later werd hij als 'local preacher' aangesteld. In 1852 werd hij predikant bij de als Reform Movement bekend staande tak van het methodisme, welke in 1854 samensmolt met de Methodist New Connexion. In 1855 trouwde William Booth met Catherine Mumford (1829-1890), de vrouw met wie hij vanaf 1860 ook de preekstoel zou delen. Het echtpaar Booth voelde zich in hun bediening als evangelistenpaar dusdanig gekortwiekt bij de methodisten, dat zij in 1861 besloten onafhankelijk verder te gaan.

Na enige jaren trok het gezin Booth in 1865 naar Londen. In de grauwe arbeiderswijken van Oost-Londen, waar 90% van de bewoners geen enkel kerkelijk leven kende, hield Booth openluchtsamenkomsten. Samen met anderen werd de East London Christian Mission opgericht, waaruit uiteindelijk het Leger des Heils is ontstaan. Van het oorspronkelijke plan de bekeerlingen naar de kerken te zenden kwam niet veel. De bekeerlingen gingen niet of waren niet welkom. Bovendien had Booth de bekeerlingen zelf nodig om anderen te redden. Booth was een man met één grote passie: de wereld voor Jezus. Het democratische systeem van de Christian Mission bleek ongeschikt voor de dynamische natuur van Booth, die van actie en snelle beslissingen hield. Een drastische revisie van de statuten in 1877 bracht alles onder controle van één man: William Booth.

In dezelfde tijd ontstond de naam Salvation Army (Leger des Heils). De bestuursvorm werd militaristisch. Legervlag, - uniformen en - rangen werden ingevoerd. William Booth was generaal Booth geworden.

The Salvation Army

Het dragen van een uniform had het voordeel dat de boodschapper van het evangelie niet met een bepaalde klasse van de samenleving werd geïdentificeerd, hetgeen in de standenbewuste 19e-eeuwse maatschappij een belangrijk winstpunt was. De vlag droeg het motto: Bloed en Vuur.

Het bloed verwees naar de verzoening in Christus; het vuur naar de vurige doop met de Heilige Geest (overeenkomstig de terminologie van de z.g. Holiness Movement was dit voor het Leger des Heils een heiligingservaring). Evenzo symboliseerde het rode veld op de vlag het bloed van Jezus (verlossing); de blauwe rand reinheid; en de gele ster het vuur van de Heilige Geest (heiliging). Bekering en heiliging werden als twee aparte ervaringen gezien. De veldrapporten van het Leger uit deze tijd maken melding van het aantal 'geredden' naast het aantal 'geheiligden'. Redding was beschikbaar voor ieder die zijn of haar vertrouwen in Christus wilde stellen, maar kon worden verloren door niet te volharden in het geloof. In overeenstemming met zijn methodistische achtergrond

was Booth fel gekant tegen de calvinistische leer van uitverkiezing. Met de verwerping van de uitverkiezingsleer en met het veronachtzamen van de sacramenten (doop en avondmaal) kwam het Leger des Heils in botsing met het calvinisme in Nederland. Booth zag in de sacramenten een bron van verdeeldheid en had het onderhouden ervan in 1882 afgeschaft.

Na verloop van tijd werd het ontbreken van de kinderdoop vervangen door het opdragen van de kinderen onder de vlag.

Sociaal werk

Het werken in de achterbuurten van de industriële centra van Engeland confronteerde het Leger met de zelfkant van de maatschappij. Vanuit deze nood werd het sociale werk, waar het Leger zo bekend om staat, geboren. Het evangelie uitdragen ging samen met hulpbetoon aan armen en verschopten. In 1890, het jaar waarin de 'legermoeder' Catherine overleed, zette Booth zijn plannen voor sociale hervorming uiteen in zijn boek In darkest England and the way out. Een Nederlandse vertaling door C.S. Adama van Scheltema verscheen in 1891. Scheltema, nederlands hervormd predikant en letterkundige, was zelf op filantropisch en sociaal terrein bezig en was een baanbreker van de 19e-eeuwse geheelonthoudersbeweging. Socialisten in Engeland, maar ook in Nederland keerden zich verontwaardigd tegen de plannen van de generaal. Tegen deze tijd was het Leger een internationale macht geworden. Het eerste internationale congres in 1886 te Londen bevestigde het wereldwijde karakter. In 1887 werd het 'vuur geopend' op Nederland.

Het Reddingsleger

Jaren voordat het Leger zich officieel in Nederland vestigde verschenen er al berichten in de kerkelijke pers waarin het Leger werd beschuldigd van jezuïtisme of werd gezien als een werk van satan. Sommigen daarentegen spraken positief over het 'Reddingsleger', zoals het toen meestal werd genoemd. Reeds in mei 1882 verdedigde P. Huet, hervormd predikant te Goes, het Leger tegen de kritiek in zijn blad Het Eeuwige Leven. Evenzo C.S. Adama van Scheltema en de vermaarde Andrew Murray. In gezelschap van Murray bezocht Huet het Londens hoofdkwartier in oktober 1882 en raakte diep onder de indruk van hetgeen hij daar meemaakte. Teruggekeerd schreef Huet:

Maar hoe zouden wij wenschen dat al onze studenten, kandidaten, evangelisten, zendelingen, predikanten en professoren eens in dergelijke Engelsche en Amerikaansche kringen van Christenen mochten verkeeren en onder den invloed van hun geestelijk leven kwamen om er dezelfden doop te leeren begeeren, zoeken, ontvangen, en dan met de rijke zalving des Heiligen Geestes, brandend van heilig vuur, vol van heilige blijdschap en vrijmoedigheid uit te gaan en overal,

evenals het Reddingsleger, overwinning op overwinning te behalen. 2

Gealarmeerd door het loffelijk getuigenis van Huet en met het oog op een toekomstige verschijning van een afdeling van het Leger in Nederland, werd het heilsleger op de agenda geplaatst van de Noord-en Zuidhollandse Conferentie voor Inwendige Zending, welke op 18 mei 1883 werd gehouden in de kerk der Christelijke Gereformeerde Gemeente te Delft. Op verzoek van de commissie van inwendige zending droeg J. van Golverdinge jr. een referaat voor met als titel: 'Wat we weten van "Het Leger des Heils"'.

In zijn voordracht presenteerde Golverdinge een uittreksel van twee geschriften van generaal Booth: Orders and Regulations for the Salvation Army en The Doctrines and Disciplines of the Salvation Army. Het eerste werd door Golverdinge getypeerd als een grondwet naar het beginsel der jezuïten: het doel heiligt de middelen. In het tweede, de geloofsbelijdenis, bespeurde hij een aantal ernstige dwalingen. In de hoofdstukken over verzoening en uitverkiezing werd de gereformeerde leer met voeten getreden; het hoofdstuk over heiligmaking was niets anders dan de oude roomse leer van het semi-pelagianisme; in het deel over de bijbel werd, aldus Golverdinge, 'het oppergezag van Gods Woord, als de eenige regel van geloof bepaald verworpen; terwijl het belang van doop en avondmaal werd veronachtzaamd. 3

Blijkens de citaten heeft Golverdinge gebruik gemaakt van de oorspronkelijke editie van 1881 toen het Leger de waterdoop en het avondmaal, hoewel van ondergeschikt belang geacht, toch nog praktizeerde. In latere edities is het hoofdstuk over de waterdoop vervallen. Ten tijde van het referaat waren, onbekend voor Golverdinge, de sacramenten reeds geheel afgeschaft. De opmerking van Golverdinge, dat het Leger het oppergezag van de bijbel zou verwerpen, blijkt bij nader onderzoek niet houdbaar.

Generaal Booth beweerde weliswaar dat de bijbel niet het enige middel is waardoor God tot de mens spreekt, maar stelde tevens dat de bijbel de goddelijke standaard is om al het andere te toetsen. Alles wat tegen de leer van de bijbel ingaat diende, volgens Booth, te worden verworpen. 4

De conclusie van zijn betoog liet Golverdinge over aan het 'bevoegd oordeel' van zijn gehoor, maar dat dit weinig anders dan afwijzing kon inhouden was duidelijk.

Voorbereiding

In 1884 en 1885 bezocht het echtpaar C. Ferdinand Schoch het Leger des Heils in Londen. Schoch, een welgestelde oud-officier, was voorzitter en één der oprichters van de evangelisatievereniging 'EmmanueP te Amsterdam. Deze vereniging was verbonden met de van de Christelijke Gereformeerde Gemeente afgescheiden Vrije Evangelische Gemeente (Weteringskerk) onder leiding van ds. J.G. Smitt. Schoch raakte dermate enthousiast over het werk van het Leger des Heils, dat hij zich dadelijk wilde aansluiten, maar de generaal adviseerde te wachten totdat er een afdeling in Nederland zou zijn gevestigd. Gerrit J. Govaars, lid van dezelfde Vrije Evangelische Gemeente en van de evangeliesatievereniging 'Emmanuel', verloor, vanwege zijn sympathieën voor het heilsleger, in 1885 zijn baan als onderwijzer. De werkloze Govaars vertrok naar het hoofdkwartier van het Leger in Londen, alwaar hij assisteerde bij het vertalen van enkele liederenbundels in het Nederlands (voor gebruik in Zuid-Afrika). Hij stond bekend als de 'Hallelujah Dutchman' en werd tijdens het Internationaal Congres van 1886 tot officier bevorderd.

Een andere Nederlandse bezoeker op dit congres was de evangelist Jan van Petegem, predikant bij de Vrije Evangelische Gemeenten. Van Petegem achtte de tijd rijp voor een Nederlands reddingsleger. In september 1886 informeerde hij de generaal een 'Reddingsleger' in Nederland te vestigen, maar wel aangepast aan de Nederlandse situatie. Zijn soldaten zouden 'R.L.' (Reddingsleger) op de boord dragen in plaats van 'S.S.'(Salvation Soldier). Vertrouwend dat de generaal blij was met deze stap vroeg hij een Nederlands sprekende officier, of de generaal zelf, om het werk in Nederland te openen. Generaal Booth was in het geheel niet ingenomen met het initiatief en Van Petegem werd te verstaan gegeven, dat uitsluitend aangestelde officieren bevoegd waren om onder de naam van het Leger te opereren. 5 Enkele maanden later werd John K. Tyler,

een ex-matroos van de Harwich-boten, samen met zijn vrouw door het hoofdkwartier naar Nederland gezonden.

Begin in Nederland

Vanaf de aanvang kon Tyler rekenen op de steun van Gerrit Govaars en het echtpaar Schoch. Op zondag 8 mei 1887 werden de eerste samenkomsten gehouden in de zaal van de 'Emmanuel'-vereniging aan de Gerard Doustraat 69, midden in de dichtbevolkte volksbuurt de 'Pijp' te Amsterdam. Ondanks de weinig gunstige berichtgeving was de publieke belangstelling enorm. Commandant G.S. Railton, die de eerste dag leidde, schreef:

Zondagmorgen om half zeven begaven wij ons op weg, om gelijk wij dachten, met een klein aantal vrienden te bidden om een zegen voor het ons wachtende werk van dien dag. Maar zie! Eene nieuwsgierige menigte stond wachtende voor de 'Volkszaal'. (...) Meer dan 200 mensen kwamen binnen en wij besloten om in plaats van een bidstond te hebben maar dadelijk aan te vangen met het hebben van een 'Heilsbijeenkomst'. (...) Ofschoon de zondaarsbank hier in Holland iets geheel nieuws is, kwamen er vier uit aan het einde der bijeenkomst, en gaven zich aan den Heer over. (...) Om 10 uur was de zaal stampvol. (...) In deze bijeenkomst kwam niemand uit naar de zondaarsbank. (...) 's Namiddags, toen wij vroeg in de zaal kwamen, was deze reeds geheel gevuld en groote scharen volks stonden buiten. (...) De avond bijeenkomst was werkelijk een harde strijd. De duivel had al zijn krachten bijeenvergaard om zijnen strijd te voeren. (...) De menigte drong naar binnen en door degenen, die achter hen waren voortgedrongen, scheen het voor één ogenblik of alles onderste boven zou gaan. (...) Vrouwen schreeuwden en trachtten zich op het platform in veiligheid te brengen. (...) Wij zongen herhaaldelijk een refrein. (...) Hallelujah!, plotseling kwam er kalmte.

(...) Later hoorden wij, dat de politie getelegrafeerd had om extra hulp en toen wij om half elf de zaal verlieten stonden er twee rijen ferme mannen met hunne koperen helmen, terwijl zij geduldig alles voor ons in toom hielden. (...) Nooit zag ik een heerlijker overwinning in welke opening dan ook, en vonden in niet een enkel land het volk zoo bereidwillig en gereed om het Leger des Heils te ontvangen. 6

De 1000 beschikbare liederenboekjes (oorspronkelijk bedoeld voor gebruik in Zuid-Afrika) waren de eerste zondag al verkocht. Op 17 juli 1887 kwam commissioner Frank Smith uit Londen om de legervlag te overhandigen en daarmee de vestiging van korps Amsterdam 1 te bekrachtigen. Op dat moment hadden reeds 400 mensen aan de zondaarsbank geknield,

waarvan een kwart heilssoldaat was geworden. 7 Voor het eind van het jaar was een tweede zaal in Amsterdam geopend en werd er voorts gewerkt in Haarlem, Nunspeet, Hattem en Meppel. Na 12 maanden telde het Leger 11 korpsen, 35 officieren, 11 kadetten en 1000 heilssoldaten. Ruim 544.000 personen hadden het eerste jaar de bijeenkomsten bezocht, waarvan 3.000 hadden geknield bij de zondaarsbank. De oplage van het weekblad De Heilssoldaat (vanaf 1890 De Oorlogskreet en vanaf 1897 De Strijdkreet geheten) was tot 14.000 exemplaren gestegen. 8 In snel tempo werden nieuwe korpsen geopend. 9 Op 1 januari 1890 waren er 30 korpsen en 106 officieren en was de oplage van De Oorlogskreet 22.000 exemplaren. Vanaf 1888 bezat het Leger een eigen drukkerij. Naast De Oorlogskreet werd vanaf april 1894 voor de jeugd het weekblad De Jonge Strijder uitgegeven en voor korte tijd het maandblad De Wijde Wereld (1895-1896).

De eerste jaren waren vol moeilijkheden. De samenkomsten werden vaak verstoord en de heilssoldaten gemolesteerd. Regelmatig moest de politie tussenbeide komen. Dit gaf het Leger niet alleen publiciteit, maar ook een reputatie van moed en vastberadenheid. Geleidelijk zou de publieke afwijzing van het Leger veranderen in respect, niet in het minst vanwege zijn inzet het lot van de sociaal zwakken te verbeteren. Gedurende de extreem koude winter van 1890-91 werden vele daklozen in Amsterdam van de dood door bevriezing gered doordat het Leger zijn lokalen openstelde als nachtverblijf. Het betekende het begin van het sociaal werk van het Leger in Nederland.

De groeiende acceptatie van het Leger des Heils hield mede verband met de komst, eind 1891, van kolonel W. Elwin Oliphant en zijn Nederlandse vrouw Célestine Schoch (dochter van pionier C.F. Schoch). De eerste drie bevelhebbers van het Leger des Heils in Nederland, J.K.

Tyler, H.C. Hoder en J.P. French, volgens J. van Nes 'mannen van geringe bekwaamheid en nog minder tact', 10 waren niet in staat geweest veel sympathie voor het Leger op te bouwen. Oliphant, een voormalig Anglicaans predikant, was 'een man van goede familie en fijne ontwikkeling.' 11 Met behulp van zijn vrouw wist hij velen, inclusief de Koninginregentes Emma, voor het Leger te winnen.

Toen de generaal in 1892 Nederland bezocht, waren er 15.000 mensen op de been om hem op het Centraal Station in Amsterdam te verwelkomen, met nog eens 50.000 in de straten! 12 In 1894 werden de eerste twee Nederlandse officieren naar Nederlands-Indië uitgezonden. Onder het bewind van Oliphant werd het maatschappelijk werk sterk uitgebreid.

Reddingshuizen voor ongehuwde moeders, kinderen en daklozen werden opgericht, alsmede werkplaatsen voor de werklozen. In 1895 werd de landkolonie 'Groot Batelaar' te Lunteren als een rehabilitatie-oord opgericht (naar de sociale hervormingsplannen in Booth's In Engelands Donkerste Wildernissen), terwijl in Amsterdam op kleine schaal een ziekenverpleging werd gestart. In juni 1896 werd Oliphant opgevolgd door commissioner A.S. Booth-Clibburn en zijn vrouw Catherine Booth (bekend als de Maréchale).

De samenkomst

Voor de te houden bijeenkomsten had men reeds in 1890 een vast schema vastgesteld. Op zondagmorgen 7 uur werd begonnen met een bidstond; om 10 uur gevolgd door een 'heiligingssamenkomst'; om 15 uur een 'lof-en prijs-(later verblijdings-)samenkomst'; en dan om 20 uur de 'heils-' of 'verlossingssamenkomst', voorafgegaan door een bidstond. Op dinsdagavond een gebeds-en vormingssamenkomst voor soldaten en rekruten, op donderdagavond weer een heiligingssamenkomst en de overige avonden verlossingssamenkomsten voorafgegaan door een bidstond. Voorts waren de korpsen actief in jeugd-en zondagsschoolwerk. De heiligingssamenkomsten waren bedoeld voor bekeerden en hadden een meer lerend karakter. De verlossingssamenkomsten waren er op gericht zoveel mogelijk zondaren te trekken en vervolgens tot bekering te leiden. De offi-

eieren en soldaten trokken er op uit om door middel van huisbezoek en verkoop van de Oorlogskreet belangstellenden te vinden:

In zalen en kroegen, in huizen en krotten, op straat en veld zoekt het Leger des Heils hen, die zonder God leven: dronkaards, misdadigers, spelers, ontuchtige vrouwen, verstootenen, gevallenen en ellendigen, allen die het evangelie en een helpende hand het meest nodig hebben, maar die dikwijls door de kerk voorbijgegaan worden."

De verlossingssamenkomsten trokken een gemengd publiek van jong en oud, geïnteresseerden en onverschilligen. Hoe verder verwijderd van het podium, hoe rumoeriger het werd. De dienstdoende officier had de niet eenvoudige taak om de mensen geamuseerd te houden en tegelijkertijd zondaren tot bekering te brengen en goede collecten in te zamelen. Liederen, getuigenissen en gebeden, afgewisseld met diverse collectes en allerlei interrupties van het publiek, leidden tot een bijbellezing en een korte preek. W. van Nes observeerde in 1896: 'Gewoonlijk heeft de kapitein het gezond verstand niet te willen verklaren wat hij zelf niet weet en zodoende staat zijn preek meestal niet in het minste verband met hetgeen hij gelezen heeft' 14 . De preek kwam volgens onze informant gewooonlijk hier op neer:

Mijn lieve vrienden, wat ik u voorlas is zeer schoon en zeer waar, maar gij hebt er niets aan, als gij niet gered zijt. Zijt gij gered? Ik ben gered. Gij kunt gered worden. Hier en nu! Wilt gij? als gij niet gered wordt, gaat gij naar de hel en als gij nu gered wordt, kunt ge, al sterft ge vannacht, gerust den dood afwachten, uw plaats is dan in den hemel. 1 - ®

Deze waarschijnlijk rake typering houdt verband met het gegeven dat in het Leger mensen met nauwelijks of geen opleiding volop de kans kregen. In luttele maanden kon een bekeerde dronkaard een officier in het Leger zijn. Juist hierdoor wist het Leger grote delen van de bevolking, waar de kerken geen vat meer op hadden, aan te spreken. Het Leger introduceerde nog meer nieuwe elementen in kerkelijk Nederland zoals de zondaarsbank, vrouwen die prediken, het klappen in de handen, het vrije gebed, het roepen van 'hallelujah' of 'prijs de Heer', het opgewekte zingen op populaire wijsjes, het gebruik van blaasinstrumenten, maar ook

viool, gitaar, mandoline, trommel en tamboerijn.

Aan het eind van de samenkomst was er een dringende oproep naar voren te komen om aan de zondaarsbank een geloofskeuze te maken. Vaak begaven heilssoldaten zich dan onder het publiek, om door een woord van hulp of aanmoediging deze of gene tot de beslissende stap te brengen. Dit 'vissen' lokte weliswaar veel kritiek van buitenstaanders uit, maar leverde het Leger goede vangst op. Van hen die op de uitnodiging naar voren kwamen werden namen en adressen genoteerd. Binnen 14 dagen werden de bekeerlingen twee maal thuis bezocht, waarvan schriftelijk verslag werd uitgebracht. Indien de bekeerlingen in de organisatie werden opgenomen, werden zij bij een goed verloop van recruut tot soldaat bevorderd en later eventueel tot officier.

Kritiek van socialisten

De groeiende bijval welke het Leger voor het sociale werk ontving was een doorn in het oog van socialisten, die een geheel andere oplossing van de sociale kwestie voorstonden. Ferdinand Domela Nieuwenhuis publiceerde in 1891 zijn 'General' Booth van het Reddingsleger en zijn 'plan'. Domela Nieuwenhuis ging uitvoerig op Booth's hervormingsplannen in. Hij stemde in met diens vernietigend oordeel over de sociale wantoestanden in Engeland, maar uitte scherpe kritiek op diens oplossing dat het kapitalistische systeem onaangetast liet:

Hij wil dus die maatschappij behouden op dezelfde grondslagen en alleen wil hij het walgelijke schouwspel van hongerlijders in lompen gekleed aan het gezicht onttrekken. Hij is gelijk aan den ouderwetschen geneesheer, die een pleister legde op de wonden, opdat ze niet in haar afschrikkelijkheid werden gezien, en nu meent ze geneezen te hebben. Wij noemen dat tegenwoordig de kwakzalvermethode. 16

Om vergelijkbare reden schreef W. van Nes, een ex-heilsofficier, in 1896 zijn Een Geestelijke en Maatschappelijke Woekerplant of de Stichting van Generaal Booth. Van Nes, een voormalig onderwijzer, had van 1892 tot 1895 voor het Leger gewerkt, in welke periode hij voor alle publicaties verantwoordelijk was geweest. Na zijn vertrek uit het Leger onthield hij zich eerst van het schrijven tegen het Leger. Toen sommigen echter in het Leger des Heils een bijdrage tot de oplossing van maatschappelijke problemen gingen zien, klom Van Nes in de pen. Van Nes beweerde dat het hoofddoel van het Leger, ook in zijn hulpverleningsprogramma, niet de redding van de samenleving was, maar de redding van zielen. Hij

pleitte voor een sociaal hulpverleningsprogramma vrij van kerkelijke en politieke invloeden.

Kerkelijke reacties

Over het algemeen waren de eerste reacties uit kerkelijke kringen afwijzend. De bezwaren richtten zich onder meer tegen de luidruchtige evangelisatiemethoden en de prominente plaats van vrouwen, alsmede tegen de militaire structuur en enkele reeds genoemde leerstellige zaken. Ook zou het Leger leden aan de kerk onttrekken. Ongetwijfeld heeft het verschil in stand tussen de dominees en de heilsofficieren een rol gespeeld. Het Leger des Heils vond als lekenbeweging een betere aansluiting bij de lagere volksklassen. S.D. van Veen schreef in zijn Eene Eeuw van worsteling: 'Als godsdienstig verschijnsel kan het slechts indruk maken op onontwikkelden en onbeschaafden en wekt het door de vermenging van het heiligste met het triviaalste enkel weerzin bij wie nog iets voelt voor wat verheven en schoon is'. 1-7 Domela Nieuwenhuis echter complimenteerde het Leger dat het anders dan de kerken de kansarmen trachtte te bereiken:

Men gevoelt dat de toon waarop men hen aanspreekt, niet die is van neerbuigende goedheid, maar getuigenis aflegt van hart voor hen. En zij die overal worden gekrenkt en achteruit gezet, maar bij wie niet alle instinct van sympathie is uitgedoofd, zij voelen zich aangetrokken door dat Leger. 18

Sommigen werden door het voorbeeld van het Leger des Heils zodanig aangesproken, dat zij een dergelijke vorm binnen de kerk verlangden. In Engeland was inmiddels binnen de Anglicaanse Kerk een 'Church Army* tot stand gekomen. Dit werd omschreven als 'een zending van mannen en vrouwen uit den werkenden stand onder hunne standgenooten onder leiding en het bestuur der kerk'. 19 Zeven ex-officieren van het Leger des Heils publiceerden een open brief aan 'de heeren predikanten en leden der Nederlandsch Hervormde Kerk'. 20 Zij verzochten de oprichting van een 'Kerkleger', uitgaande van en bestuurd en onderhouden door de

Hervormde Kerk. Tot de oprichting van een kerkleger is het niet gekomen. Wel zou er ook bij de kerken geleidelijk aan meer waardering voor het Leger des Heils komen.

Ten slotte

In 1900 werd het dertienjarig bestaan van het Leger des Heils in Nederland gevierd. Het Leger telde toen 88 korpsen en buitenposten en 18 maatschappelijke instellingen (5 barmhartigheidsposten, 3 reddingshuizen, 1 kinderhuis, 1 volkslogement en restauratie, 1 landkolonie, 6 toevluchten voor daklozen met werkplaatsen en 1 papiersortering). Gedurende het jaar 1900 bezochten ruim 1.500.000 mensen de bijeenkomsten, hetgeen neerkomt op een gemiddelde van 329 bezoekers per week per korps. 21 Met de aanvang van de 20e eeuw brak voor het Leger des Heils in Nederland een nieuwe periode aan. Algemene spot en miskenning hadden plaatsgemaakt voor een groeiend respect, hier en daar zelfs resulterend in een voorzichtige medewerking.

Geraadpleegde literatuur

Adama van Scheltema, C.S. 'Eenige opmerkingen naar aanleiding van het Reddingsleger'. Het Eeuwig? Leven, 3/7 (dec. 1882) 112-115.

Booth, W. Orders en reglementen voor veld-officieren van het Leger des Heils door den Generaal, 2 delen, Amsterdam, 1894-1908.

Booth, W. In Engelands Donkerste Wildernissen en de Weg ter Ontkoming. Vertaald door C.S. Adama van Scheltema. Amsterdam, 1891.

Booth, W. The Doctrines and Discipline of the Salvation Army. London, 1881.

Booth-Clibborn, A.S. Broederschap met de Noodlijdenden. Amsterdam, z.j. Clasen, PA. Der Salutismus: Eine Sozialwissenschaftliche Monographie ilber General Booth und seine Heilsarmee. Jena, 1913.

Clerq, Tom le Een protest tegen het Leger des Heils. Amsterdam, 1892. Clerq, Tom le e.a. Het Kerkleger: Open brief aan de heeren predikanten en leden der Nederlandsch Hervormde Kerk in Nederland. Amsterdam, z.j.

Collier, Richard Leger zonder vijand: De geschiedenis van het Leger des Heils en zijn stichter, William Booth. Amsterdam, 1965.

Domela Nieuwenhuis, Ferdinand 'General' Booth van het Heilsleger en zijn 'plan'. Amsterdam, 1891.

Golverdinge jr., J. van Wat we weten van het 'Leger des Heils'. Gedrukt op verzoek der Provinciale Commissie voor Inwendige Zending in Noord-Holland. Leiden, 1883.

Gunning J.Hz., J.H. William Booth: een strijder Gods. Amsterdam, 1936. Huet, P. 'Het Reddingsleger en ons zendingswerk'. Het Eeuwige Leven, 3/8 (jan. 1883) 147.

Huet, P. 'Instemming met het Reddingsleger'. Het Eeuwige Leven, 3/7 (dec. 1882) 122.

Huet, P. 'Drie dagen te Londen, of mededelingen omtrent het Reddingsleger'. Het Eeuwige Leven, 3/6 (nov. 1882) 93-102.

Huet, P. 'Het Reddingsleger' Het Eeuwige Leven, 2/12 (mei 1882) 201-207.

Huxley, T.M. Social Diseases and Worse Remedies: Letters to the 'Times' on Mr. Booth's scheme. London, 1891.

Hyndman, H.M. General Booth's Book Refuted. London, 1890. Jager, J. de Inwendige Zending, deel 1. Utrecht, 1931.

[Kol], Nellie van Afdrukken van indrukken. Amsterdam, 1909.

Leger des Heils. 100 Jaar Leger des Heils. Speciale editie van De Strijdkreet, 1978.

Leger des Heils Antwoord op vele vragen. Amsterdam, [1893],

Leger des Heils Jaarverslag en Staat van Inkomsten en Uitgaven van het Leger des Heils in Nederland van 1 mei 1891 - 1 juni 1892. Amsterdam, 1892.

Leger des Heils Antwoord op 'Een protest tegen het Leger des Heils'. Amsterdam, [1892].

Muller J.G. Leven en werken van wijlen Ds. Jan van Petegem verteld door zijn kleinzoon J.G. Muller (z.p., z.j.).

Nes, W. van Een Geestelijke en Maatschappelijke Woekerplant of de Stichting van Generaal Booth. Utrecht, 1896.

Offenberg, K. Handboek bij de geschiedenis van het Leger des Heils in Nederland. Den Haag, 1983.

Sandall, Robert. The History of the Salvation Army, delen 1-3. London, 1886-1904.

Veenstra, S.L. 'Het Leger des Heils'. Kerk en Secte, serie IV nr. 3 (1910), 1-46.

Wiggens, Arch The History of the Salvation Army, delen 4-5. London, 1964-68.

Gesignaleerde, maar niet geraadpleegde literatuur

Beumer, J. Het Leger des Heils (brief van een vriend). Amsterdam, 1890. Beijnen, J.F. Nog eens het Leger des Heils. Goes, 1891.

Bronsveld, A.W. Het Leger des Heils. Utrecht, 1887.

Gaspar in, Gravin de Uittreksel van de reglementen. Amsterdam, 1883. Kolde, Theodore Het Leger des Heils. Leiden, 1891.

Het Leger des Heils in de practijk en theorie onderzocht. Middelburg, 1890.

Open brief aan alle belangstellenden in het reddingswerk van het Leger des Heils in Nederland. Utrecht, 1892.

Pont, Maclaine, 'Generaal Booth'. In: E.D. Pijzei (red.), Mannen en Vrouwen van beteekenis in onze dagen. Haarlem, 1892.

Salomon, H.L.V.E. Het Leger des Heils en de gevangenis. Velp, 1893. Spoel, L. Het z.g. 'Leger des Heils' aan Gods Woord getoetst, in naam, in kleding, in godsdienstoefening, in leerstellingen. Zwolle, 1889. Winckel, W.F.A. Uittreksel uit de reglementen en orders van het Leger des Heils. Amsterdam, 1883.


1. Ondanks de grote bekendheid van het Leger des Heils in onze samenleving is er tot dusver weinig kerkhistorisch onderzoek naar het Leger des Heils in Nederland verricht. Met deze bijdrage wordt een algemeen overzicht van de vestiging in Nederland in de 19e eeuw gegeven. De auteur hoopt hiermede verder onderzoek te stimuleren. Met name het grote belang van het Leger des Heils op gebieden van muziek, diakonaat, inbreng van vrouwen en het bereiken van de volksklasse verdienen een diepere studie, dan hier wordt geboden.

Voor het verkrijgen van materiaal werd hoofdzakelijk gebruik gemaakt van de universiteitsbibliotheken in Amsterdam (VU en UvA) en Utrecht (RU), van het gemeentelijk archief in Amsterdam en de documentatiecentra van het Leger des Heils in Amsterdam en Londen. Het Leger des Heils in Nederland heeft tijdens de tweede wereldoorlog, toen het hoofdkwartier aan de Prins Hendrikkade te Amsterdam door de Duitsers werd bezet, veel van het vooroorlogse archiefmateriaal verloren. Het documentatiecentrum van het Leger des Heils in Amsterdam is enige jaren geleden opgezet door K. Offenberg. Na diens overlijden in januari 1986 is zijn veelbelovend werk stil blijven staan. Het documentatiecentrum bevat de eigen tijdschriften en andere publicaties van en over het Leger des Heils, alsmede foto's, maar b.v. geen correspondentie. Thans is al het materiaal in dozen gepakt in afwachting van overdracht aan het Rijksarchief te Utrecht.

2. P. Huet, 'Het Reddingsleger en ons Zendingswerk'. Het Eeuwige Leven 3/8 (jan. 1883) 147.

3. J. van Golverdinge Jr., Wat we weten van 'Het Leger des Heité, gedrukt op verzoek der Provinciale Commissie voor Inwendige Zending in Noord-Holland (Leiden, 1883), 2-8.

4. W. Booth, The Doctrines and Disciplines of the Salvation Ann/(London, 1881), 105.

5. Arch Wiggens, The History of the Satvation Army, deel 4 (London, 1964), 16; J.G. Muller, Leven en werken van wijten Ds. Jan van Petegem verteld door zijn kleinzoon J.G. Muller(z.p., z.j.).

Jan van Petegem was een voormalig timmerman, die na zijn bekering en genezing evangelist was geworden. Samen met een zekere Van Urk, een apotheker te Steenwijk, richtte hij in 1887 het 'Reddingsleger 1 op. Het was een imitatie van de Satvation Army, welke naar Van Petegems mening te Engels was opgezet. Enkele korpsen weiden opgezet, maar hielden slechts kort stand. De Reddingsbode zou als het officieel orgaan gedurende 13 jaren verschijnen.

6. Railton, "Ons eerste gevecht in Holland", De Heilssoldaat nr. 1 (juni 1887), p. 3.

7. K. Offenberg, Handboek bij de geschiedenis van het Leger des Heils in Nederland (Den Haag, 1983) p. 4-5.

8. Wiggens, 20; Offenberg, 5-6. Cf. 100 jaar Leger des Heils, speciale editie van De Strijdkreet (1978), 14; J. Filius en D. Lissenburg, Gered om te redden (Amsterdam, 1962), 45.

9. Volgens de gegevens van Offenberg werden vóór 1900 nog de volgende korpsen geopend. In 1888: Amsterdam 3, Groningen 1 en 2, Enkhuizen, Lemelerveld, Hoorn, Vianen, Winschoten, Alkmaar, Utrecht 1, Retranchement. In 1889: Kampen, Leiden, Wildervank, Middelburg, Beverwijk, Zaandam, Steenwijk, Dordrecht, IJzendijke, Sliedrecht, Rotterdam 1, Veendam, Yerseke. In 1890: Haarlem 2, Gorinchem, Zwolle, Assen, Den Haag 1, Breskens, Enschede, Nijverdal, Harlingen, Schiedam, Tholen, Deventer, Harderwijk, Rotterdam 4, Den Helder. In 1891: Leeuwarden, Hengelo, Groningen 3, Brielle, Driebergen, Apeldoorn, Amerongen, Almelo, Vlaardingen, Ede, Zutphen, Breda, Edam, Bergen op Zoom, Rotterdam 2, Amsterdam 4. In 1892: Arnhem, Goes, Den Haag

3, Gouda, Velp, Wageningen, Tiel. In 1893: Dokkum. In 1894: Amersfoort, Weesp, Delfzijl, Amsterdam 5, Drogeham, Rotterdam 3. In 1895: Culemborg, Hoogeveen, Schoonhoven, Nijmegen. In 1896: Amsterdam 6, De Lemmer, Terneuzen. In 1897: Hilversum. Niet alle korpsen hielden stand.

10. W. van Nes, Een geestelijke en maatschappelijke woekerplant of de Stichting van Generaal Booth, (Utrecht, 1896), 39.

11. J.H. Gunningh J.Hz., William Booth, een strijder Gods (Amsterdam, 1936), 318.

12. 'Jaarverslag en staat van inkomsten en uitgaven van het Leger des Heils in Nederland van 1 mei 1891 - 1 juni 1892' (Amsterdam, 1892), 18.

13. J. de Jager, Inwendige Zending, deel 1 (Utrecht, 1931), p. 181.

14. Van Nes, 66-67.

15. Ibidem.

16. P. Domela Nieuwenhuis, 'Generaal Booth van het Heilsleger en zijn 'plati (Amsterdam, 1891), 32.

17. S.D. van Veen, Eene eeuw van worsteling (Groningen, 1904), p. 642. 18. Domela Nieuwenhuis, 2.

19. [C.S. Adama van Scheltema], 'Kerk, sociëteit, leger", in: William Booth, In Engelands donkerste Wildernissen (Amsterdam, 1891), 375.

20. Tom le Qerq, EJ. Velema, J. Nonhebei, K. Wegkamp, Jacques van Veen, DJ. Vellema en GA. Bonthuis, Het Kerkleger Open brief aan de heeren predikanten en leden der Nederlandsch Hervormde Kerk in Nederland (Amsterdam, [1892-1893]).

21. Filius en Lissenbuig, 48-49. Bij de volkstelling van 1899 werden evenwel slechts 2S3 personen als leden van het Leger des Heils geregistreerd. In 1909 was dit aantal 3.868.

Uitkomsten der achtste tienjaarlijksche Volkstelling, 12e deel, (Den Haag, 1901), 132- 133; Uitkomsten der negende tienjaarlijksche Volkstelling, 3e deel, (Den Haag, 1911), 210-211.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 1989

DNK | 90 Pagina's

DE VESTIGING VAN HET  LEGER DES HEILS IN NEDERLAND

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 1989

DNK | 90 Pagina's