GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

NIEUWE VORMEN IN DE JOURNALISTIEK

Bekijk het origineel

NIEUWE VORMEN IN DE JOURNALISTIEK

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Inleiding

Het is vanwege Titus Brandsma dat ik hier sta, omdat ik mij heb gespecialiseerd op het thema 'Titus Brandsma en de katholieke pers'. 1 Brandsma volgde in 1935 Bonaventura Kruitwagen op als geestelijk adviseur en bestuurslid van de Roomsch-Katholieke Journalistenvereeniging. Als bestuurslid heeft hij zich in de jaren dertig actief ingezet voor een aantal mediakwesties, zoals de oprichting van een katholieke journalistenopleiding, het vastleggen van de rechtspositie van journalisten en het opstellen van het rapport 'Nieuwe Vormen in de Journalistiek', dat in 1937 verscheen. 2 Het laatstgenoemde rapport is, naar mijn mening, een uiterst interessante studie naar de mediasituatie in de jaren dertig.

De titel bevat een merkwaardige woordcombinatie, namelijk: 'Nieuwe Vormen' en 'de Journalistiek'. De journalist brengt immers steeds iets nieuws en ook de media, waarvan hij zich bedient, zijn voortdurend aan vernieuwing onderhevig. De woorden 'Nieuwe Vormen' en 'Journalistiek' zijn dus blijkbaar tot elkaar veroordeeld. Controverses over het bedrijven van journalistiek en over mediabelangen, zoals wij die ook heden ten dage meemaken, komen daaruit voort, maar zijn niet nieuw. Ze liggen onder meer ten grondslag aan het ontstaan van dit rapport 'Nieuwe Vormen in de Journalistiek'.

Het rapport is opgesteld door een ad-hoc commissie die moest onderzoeken welke gevolgen de opkomst van radio, film en televisie zou kunnen hebben voor de positie van de dagbladpers en de journalistiek. De commissie was ingesteld door de Vereeniging van Roomsch-Katholieke Dagbladdirecteuren en de Katholieke Journalistenvereeniging. Voorzitter was de carmeliet Titus Brandsma. Daarnaast hadden zitting twee redacteuren: WAM. van der Kallen (redacteur ANP) en LJ.M. Hazelzet (redacteur De Maasbode), en twee directeuren: H.C.M. Wijffels (directeur van Het Huisgezin) en C.M. Dosker (directeur van De Nieuwe Koerier).

2. Situatieschets

2.1. Het confessionele klimaat

De kerkleiding stond aanvankelijk niet bepaald positief tegenover de nieuwe ontwikkelingen in de media. Men vond deze media 'wezensvreemd' aan het geloof. De bisschoppen schilderden ze bij voorkeur af in vijandsbeelden en waarschuwden voor het kwaad dat ze goedgelovigen konden brengen. Joan Hemels heeft in dit verband gewezen op een aantal vastenbrieven, dat op deze thematiek inhaakte. 3

Toen de pers in aanzien steeg veranderde deze houding geleidelijk aan in het huldigen van de katholieke pers. 'De geest van de katholieke krant moet christenen maken', schreef het maandblad De Katholieke Pers in 1939 naar aanleiding van het overlijden van paus Pius XI. 4 Ter gelegenheid van het in gebruik nemen van een nieuwe drukkerij had deze paus zijn visie op de katholieke pers in 1934 toegelicht: 'Als drager der gedachte moet de Roomsch-Katholieke pers het woord van het kerkelijk gezag en de christelijke wetenschap verspreiden en in een helder daglicht stellen'. 5 Het was dezelfde Pius XI, aan wiens brein de uitdrukking 'het apostolaat van de katholieke pers' was ontsproten en die de aanzet gaf tot een wereldtentoonstelling over de katholieke pers onder de veelzeggende titel 'Arma Veritatis'. De tentoonstelling werd in 1936, ter gelegenheid van het vijfenzeventig jarig bestaan van de Osservatore Romano in Vaticaanstad gehouden. Doel van deze expositie was om het belang van het apostolaat van de pers in een helder daglicht te stellen en de katholieken wereldwijd op de noodzakelijkheid van een eigen katholieke pers te wijzen. 6

In Nederland begreep men zijn woorden zeer goed: de katholieke pers diende als middel tot versterking van het kerkelijk leergezag, tot geloofsbelijdenis en Godsverheerlijking.

2.2. De mediawereld in Nederland

In de jaren dertig trad er geleidelijk aan een polarisatie op in de mediawereld. Zij was het gevolg van een combinatie van technische ontwikkelingen en commerciële belangen. Het waren vooral de dagbladdirekties die zich steeds meer bedreigd voelden door de opkomst van het nieuwe medium radio. De vrees bestond dat de radio de betekenis van de krant als nieuwsmedium zou terug dringen. Ook de confessionele aspekten kwamen daarbij aan de orde.

De strijd liep zo hoog op dat de kwestie op 20 november 1934 bij de behandeling van de begroting van de PTT voor 1935 in de Tweede Kamer aan de orde kwam. Tweede-Kamerlid Th.F.M. Schaepman vroeg de minister zelfs in te grijpen om de dagbladen te beschermen tegen de aanspraken van de radio-omroepen." 7

2.3. De wetenschap Op dit terrein bestond een geringe belangstelling voor de ontwikkelingen in de media. Alles wat met journalistiek en massamedia te maken had, werd op universiteiten nauwelijks serieus genomen. Iets alledaags als de krant genoot zelden academische belangstelling. In Nederland bestonden in de jaren dertig noch de kennis, noch de instumentaria om een wetenschappelijk verantwoorde analyse te maken van de mediasituatie. En hoewel de discussie al enkele decennia werd gevoerd bestond er in Nederland nog steeds geen journalistenopleiding. 8

3. Het rapport 'Nieuwe Vormen' Tegen deze achtergrond ging de commissie 'Nieuwe Vormen in de Journalistiek' in 1936 aan de slag. Het resultaat is opmerkelijk, omdat het in al zijn aspekten een heldere en nuchtere analyse geeft van de contemporaine mediasituatie. Het is tevens met visie geschreven, daar zelfs de betekenis van het in die tijd nog nauwelijks ontwikkelde medium televisie wordt uitgewerkt.

Hoewel vier van de vijf commissieleden afkomstig waren uit de dagbladwereld was het rapport alles behalve behoudend van toon. Men was van mening dat de gevestigde dagbladen een aantal verworvenheden aan deze 'nieuwe vormen' zouden moeten prijsgeven. Uitgangspunt van de commissie was dat, wilde men de positie van de dagbladen veilig stellen, het zaak was te onderzoeken wat krachtens de technische kwaliteit, de specifieke aspekten van het dagblad waren.

'Het is immers mogelijk, dat eenige werkzaamheden, die slechts toevallig, door historische groei, tot de bemoeiing van het dagblad zijn gaan behooren, op een gegeven oogenblik beter kunnen worden overgenomen door een andere techniek', aldus het rapport.

4. De bijdrage van Titus Brandsma aan het rapport Van verschillende kanten is er op gewezen dat Brandsma als voorzitter een duidelijk stempel op het eindresultaat heeft gedrukt. Uit de enkele notulen die bewaard zijn gebleven, blijkt dat Brandsma belangrijke

aanzetten heeft gegeven in de zojuist door mij geschetste richting.® Tijdens een studiereis naar de Verenigde Staten in 1935 was Brandsma reeds op de hoogte geraakt van de mediaontwikkelingen aldaar. Uit een artikel in De Gelderlander van 20 en 21 september van dat jaar blijkt dat Brandsma zich daarover heeft laten informeren. 'Men vraagt zich af of op den duur deze twee nieuwe vormen van berichtgeving, radio en bioscoop, niet een ommekeer in het dagbladwezen zullen tevoorschijn roepen'. 10

In het volgende worden de opmerkelijkste punten van het rapport kort samengevat.

1. Ten eerste gaat het rapport in op de specifieke kwaliteiten van het dagblad. Het nieuwsblad voorziet in de maatschappelijke behoefte aan inlichting over de dagelijkse gang van zaken. Bovendien haakt het, als advertentie-orgaan, in op de behoeften van de commercie.

De pers spreekt als gedrukt woord (gegroepeerd rond de verschillende confessies) tot de geest en geeft leiding en voorlichting aan het katholieke volksdeel. 11 Een heel hoofdstuk wordt gewijd aan de typografische vernieuwingen van de printmedia en de invloed daarvan op de nieuwsoverdracht naar het lezerspubliek.

2. Zoals kon worden verwacht besteedde de commissie vrij veel aandacht aan de relatie dagblad-radio. Niet minder dan zeven van het twaalf pagina's tellende rapport waren hieraan gewijd.

In de voorafgaande vergaderingen, zo blijkt uit de notulen, had Brandsma het probleem geschetst. Men zag in de radio teveel een concurrent, waarover men liever zweeg, maar, zo vervolgde hij, 'de katholieke pers moest in den Katholieken Radio Omroep meer dan thans het geval is een bondgenoot zien'. 12 Een belangrijk concurrentiemiddel van de radio was de snelheid waarmee het berichten kon weergeven. Het was vanwege die kwaliteit dat het dagbladnieuws voortaan het karakter diende te hebben van een nader uitgewerkt bericht, in plaats van een primeur.

Maar er kleefden ook nadelen aan het medium radio, die tot voordeel van het dagblad strekten: - lezen is een andere psychische gewaarwording dan horen, dat minder diep gaat.

- de lengte van de radioberichten moet noodzakelijkerwijs kort zijn, dat

ANP en de relatie tussen dagblad en tijdschrift. De concurrerende radio, film en televisie dwongen de (katholieke) pers tot oriëntatie op eigen kwaliteiten en tot versterking daarvan. Men pleitte voor een pluriform bestel, waarin zoveel mogelijk kanten van de katholieke aktie tot hun recht zouden komen.

5. Medianota en mediaonderzoek Het rapport 'Nieuwe Vormen in de Journalistiek' is een vrij complete reflectie op de ontwikkelingen in de mediawereld van de jaren dertig. Het heeft ongetwijfeld bijgedragen tot de opinievorming over de media en het voeren van een mediabeleid, dat nog in de kinderschoenen stond.

Het is opmerkelijk dat de commissie, tijdens haar onderzoek vragen stelt, die veel overeenkomsten vertonen met de vragen die ik in het boek Media en religieuze communicatie - onder redactie van Joan Hemels en Henk Hoekstra - aantrof. Natuurlijk staat de religieuze communicatie in 1985 in een geheel andere context en leiden de vragen tot andere antwoorden dan vijftig jaar geleden.

Dat er zich in de tussenliggende vijftig jaar de nodige ontwikkelingen op dit gebied hebben voorgedaan, blijkt wel uit de dikte van het mediaboek: vierhonderdvijftig pagina's vergeleken met de twaalf in 1937.

Laat ik enkele vragen die ik op pagina 12 van het boek Media en religieuze communicatie aantrof beantwoorden aan de hand van het rapport 'Nieuwe Vormen in de Journalistiek'."

1. Wat speelt er zich af op het terrein van de religieuze communicatie? Welke thematieken kan men onderscheiden?

Nieuwe media als radio, film en televisie zullen het vlak van de journalistiek in toenemende mate gaan beheersen. Zo dwingen zij de dagbladen tot een standpuntbepaling.

2. Hoe wordt hierover gedacht? De mediawereld staat voor een dilemma: ideële en commerciële belangen lopen door elkaar. De opstellers van het rapport wijzen op een andere benadering, die gebaseerd is op de kwaliteiten van het medium, die uiteindelijk zowel het commerciële als ideële aspekt tot zijn recht laten komen.

3. Hoe gaat men in de praktijk te werk? De praktijk van het mediagebeuren zal aantonen dat de dagbladen terrein zullen verliezen. Met name op die vlakken die niet tot de eigenlijke taak van het dagblad gerekend kunnen worden, maar historisch zijn gegroeid.

Deze afkalving zal echter niet verder gaan dan tot waar de specifieke aspekten van het dagblad liggen.

6. Slot Het gaat er in deze bijdrage niet om de actualiteit van het rapport 'Nieuwe Vormen' aan te tonen. Het is naar mijn mening van belang in te zien dat de veranderende mediasituatie in de jaren dertig de journalistiek tot een positiebepaling dwong en heden ten dage nog steeds dwingt.

Het waren Titus Brandsma en een kleine kring om hem heen, die dit hebben ingezien. Zijn mening was dat een katholieke pers zich enkel kon handhaven indien zij niet enkel haar identiteit in de media profileerde, maar tevens - en vooral - door professionalisering van de journalistiek naar kwaliteitsverbetering zou streven. Op deze wijze kon het katholieke dagblad zich niet alleen temidden van de andere dagbladen handhaven, maar eveneens in een snel veranderend medialandschap.

Ik eindig met een fragment uit een radiotoespraak die Titus Brandsma in januari 1939 voor de KRO hield:

Wij moeten er desnoods een offer voor over hebben, dat te midden van groote geestelijke verwarring in dezen tijd een stem klinkt, die in haar getuigenis geleid wordt door hetgeen wij als waarheid belijden. Dat wil niet zeggen, dat onze pers, de katholieke pers, op de eerste plaats geroepen zou zijn tot geloofsbelijdenis en Godsverheerlijking en haar geen nader doel voor oogen mag staan, neen, wij moeten de taak der pers breeder zien; haar werkzaamheid strekt zich verder, veel verder uit (...) Een krant, een dagblad, een week-of maandblad, of in welken vorm ze ook verschijnt, heeft in onderordening aan God een eigen taak en plaats in de menschelijke samenleving. 16


1. De documenten die ik heb geraadpleegd liggen in het archief van het Nederlands Carmelitaans Instituut (voortaan geciteerd: Archief-NCI), gevestigd in bet Carmelietenklooster te Boxmeer, en wel in het bijzonder in het particulier archief van Titus Brandsma. De collectie is geordend in twee groepen: 1. Archiefkast, geordend te Rome tijdens het proces rond de zaligverklaring; bevattende een groot aantal genummerde leren banden, voorzien van een paginanummering; 2. archiefdozen van het NCI, genummerd.

2."Nieuwe Vormen in de Journalistiek"(Utrecht 1937), Archief-NCI, doos 14.

3. J.M.HJ. Hemels, De Emancipatie van een dagblad (Baarn 1981), 45-50.

4. De Katholieke Pers, nr 153 (maart 1939), 349.

5. De Katholieke Pers, nr 95 (maart 1934), 27-28.

6. De Katholieke Pets, nr. 105 (15 maart 1935), 126.

7. Handelingen van de Tweede Kamer (1934-1935, deel twee), 439.

8. J.M.L. Naber, 'Op weg naar een vakbekwame journalistiek' in: De gezegende Pets (Zeist 1989), 113-124.

9. Notulen van de commissie 'Nieuwe Vormen', 7 november 1936, Archief-NCI, doos 14.

10. 'Amerikaanse Impressies, Pers, Radio, bioscoop' in: De Gelderlander 20 en 21 september 1935.

11. 'Nieuwe Vormen in de Journalistiek', 1-2.

12. Ibidem, 1.

15. J.M.HJ. Hemels en H.H. Hoekstra (red.), Media en religieuze communicatie (Hilversum 1985), 12.

16. Titus Brandsma, 'Plaats en taak van een eigen Katholieke Pers', Archief-NCI, map 91, 50.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1989

DNK | 88 Pagina's

NIEUWE VORMEN IN DE JOURNALISTIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1989

DNK | 88 Pagina's