GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Tijdschrift voor het christelijke gezin 1924-1940

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Kranten en tijdschriften worden door historici vaak gezien als een spiegel van hun tijd. Een inhoudsanalyse richt zich dan op het beeld dat een medium van een bepaald politiek of sociaal vraagstuk geeft. Terecht beperkt men zich hierbij niet tot de "boodschap'; ook de doelstellingen van de "zender", uitgever en redactie, worden onderzocht om het gevonden spiegelbeeld te verklaren. 1 Een bezwaar van dergelijke studies is dat het lezerspubliek, 'de ontvanger', buiten beschouwing blijft.

In de communicatiewetenschappen heeft men een methode ontwikkeld om het mediagedrag van het publiek te beschrijven. Deze 'uses and gratifications'-methode werd in de jaren vijftig ontwikkeld om de effecten van massamedia te meten. 2 Volgens deze onderzoekstraditie kent de actieve ontvanger functies toe aan een medium en wil hij dat de daaraan ontleende verwachtingen ingelost zullen worden. Interpretaties op basis van lezersonderzoeken en kijk-en luistercijfers zijn een contemporaine variant van deze methode. Men onderscheidt hierbij een drietal functies: informatieverwerving, identiteitsbevestiging en verstrooiing.

Kan de historicus met deze functionele methode uit de voeten? Allereerst is er sprake van een bronnenprobleem. Zeker wanneer men zich, zoals in dit artikel, concentreert op de periode voor de Tweede Wereldoorlog, kan de historicus niet terugvallen op enquêtes, lezersonderzoeken, e.d. die een tip van de sluier oplichten. Ook de stelling van communicatiewetenschappers dat er bij de lezer sprake zou zijn van een rationele keuze, is nogal problematisch. Juist een functie als bevestiging van identiteit binnen een groep wijst eerder op een gebruik op basis van groepsverwachtingen en - gewoonten, dan op een weloverwogen keuze. Welke bronnen blijven over? Ingezonden brieven geven soms een indruk van

verwachtingen die bij de lezer leven, maar bij Op den Uitkijk was dit geluid erg fragmentarisch. Bovendien gingen deze reacties door de zeef van de uitgever, die er gebruik van maakte om zijn eigen standpunt nog eens naar voren te brengen. Ook de inhoud van een nummer kan een weerspiegeling zijn van de door de uitgever aan het publiek toegedichte verwachtingen. De belangrijkste vraag luidt daarom: Op welke wijze probeerde de uitgever van Op den Uitkijk in de periode 1924-1940 gestalte te geven aan de door hem omschreven functies? Om hier zicht op te krijgen zijn de uitspraken van de uilgever en de inhoud van de jaargangen geanalyseerd. Deze gegevens kunnen indirect een licht werpen op de verwachtingen die bij de lezer leven.

Een typologie

'Op den Uitkijk is bedoeld voor hen die belang stellen in meer ontwikkelende cultuur'. 3 Deze, het standsbesef kietelende, uitspraak geeft kernachtig weer welke functie het populair-wetenschappelijke tijdschrift Op den Uitkijk. Tijdschrift voor het christelijk gezin moest vervullen. De Wageningse uitgeversmaatschappij Zomer en Keuning introduceerde het blad 11 oktober 1924 op de lezersmarkt. Tot september 1964 zou het blad, met een onderbreking van drie jaar tijdens de oorlog, blijven verschijnen. In dit artikel zal gepoogd worden een omschrijving te geven van de functie die het blad gedurende de periode 1924-1940 binnen de protestants-christelijke zuil vervulde." Op den Uitkijk verscheen van 1924 tot 1934 tweewekelijks. In oktober 1934 werd het Tijdschrift voor het christelijk gezin een maandblad. Een officiële redactie kende men niet; een lange lijst van medewerkers sierde elk nummer. 5 Sommigen leverden jarenlang een bijdrage, anderen lieten het bij één artikel. Het aantal medewerkers schommelde rond de vijftig per jaargang. Bijna de helft hiervan was in het bezit van een academische titel. Bij het begin van de veertiende jaargang (oktober 1938) veranderde deze situatie ingrijpend. In dit jaar waren slechts 45 van de 277 geplaatste artikelen van de hand van een Nederlandse medewerker; het overige materiaal werd overgenomen uit buitenlandse bladen. Dit zou tot het einde van de door mij bestudeerde periode zo blijven.

Het blad kostte ƒ 2, 25 per kwartaal. 8 Stunten met de abonnementsperiode was er niet bij: 'Men abonneert zich voor een gehelen jaargang', laat de uitgever de geïnteresseerde weten. Een nummer is 32 pagina's dik. Toen het blad vanaf 1934 maandelijks verscheen, nam de omvang toe tot 48 pagina's. De paginering liep door tot aan het einde van een jaargang. Jaargangen dienden in speciaal daarvoor bestemde 'prachtbanden' bewaard te worden. Achterin elk nummer diende het omslag voor werving. Meestal adverteerde uitgever Zomer en Keuning met boeken die men zelf uitgaf en die geschreven werden door medewerkers aan het blad. Particulieren adverteerden mondjesmaat Advertentietarieven vermeldde men niet. De lengte van de artikelen varieert van twee tot zes pagina's. Ongeveer een derde van de ruimte bestond uit illustraties (foto's).

De naam Zomer en Keuning had een vertrouwde klank in protestants-christelijke kring. Het uitgeverspakket omvatte in de jaren twintig en dertig onder meer de tijdschriften De Barmhartigheid, Onze Zending en het Zendingsblad der gereformeerde kerken. Een iets algemener karakter hadden De Spiegel, Moeder en de NCRV OmroepgidsJ

De uitgever spreekt

De uitgever van Op den Uitkijk ging in op de functies van het tijdschrift wanneer hij vragen van de lezers moest beantwoorden. Niet de medewerkers, maar de uitgever sprak de lezers herhaaldelijk toe. Men sloeg hierbij een belerende toon aan; toen een lezer ach afvroeg of Op den Uitkijk en De Spiegel elkaar niet beconcurreren, luidde het kortaf: 'Weineen, die tijdschriften verschillen veel in karakter en doel'. 8 Wie wilde de christelijke uitgever bereiken? Niet het grote publiek, daar kwam men rond voor uit. Diverse malen wordt erop gehamerd dat het blad niet voor iedereen bestemd was. 'Vooral onze ontwikkelde jongelingen en jongedochteren moeten het lezen', aldus de Kralinger Kerkbode in een advertentiebrochure. 9 Deze opmerking weerspiegelde de leidinggevende functie die voor de verzuilde pers zo belangrijk was. Ontwikkeling moest binnen de zuil blijven en niet aan de neutrale pers overgelaten worden. 10

Een populair-wetenschappelijk blad gaf de zuil natuurlijk ook prestige. Men zette zich weliswaar af tegen de neutralen, maar voelde ook de drang te concurreren. Een reclamebrochure van Op den Uitkijk zegt het zo: 'Die blaadjes van jullie, dat zegt men niet meer van het christelijk tijdschrift 'Op den Uitkijk'.'" Een uitspraak die aangeeft dat op cultureel-wetenschappelijk terrein nog behoefte was aan enige emancipatie. Dit in tegenstelling tot het onderwijs en de politiek, terreinen waar de zuil haar doelstellingen had bereikt.

Het karakter van een 'tijdschrift voor het christelijk gezin' moest allereerst christelijk zijn, maar kan men twee goden, kennis van de wereld en de Here, dienen? Bij het vijfjarig jubileum repte de uitgever over geuite twijfel aan het christelijk karakter van het tijdschrift. Zijn antwoord: 'Zeker, Op den Uitkijk geeft niet regelmatig meditaties ... het overbodige schaadt... maar in alles draagt het tijdschrift een christelijk karakter'. 12 Harmonie en een eigen sfeer waren eigenschappen die aangeprezen werden. Harmonie blijkt uit het broederlijk samenschrijven van gereformeerden en hervormden in het blad. De eigen sfeer moest uit de aard en de aanpak van de onderwerpen komen. Die aanpak was 'bezonnen en weloverwogen, vooral niet oppervlakkig'. Wervend werd eraan toegevoegd dat de bijdragen wel 'prettig geschreven' zijn. Al met al heel wat beter dan 'de oppervlakkige verhaaltjes en nieuwtjes van vele neutrale bladen'. 13 Deze bladen werden dan ook stelselmatig omschreven als contrabande.

Zomer en Keuning speculeerde op een hechte band, gebaseerd op aanhankelijkheidsgevoelens. Toch zag men zich in 1931 gedwongen om de aanhankelijkheid met materiële zaken te belonen: prijzen worden uitgeloofd voor lezers die nieuwe abonnees aanbrengen. De abonnees zullen zich inspannen voor de prijzen, maar 'in de eerste plaats om hun tijdschrift vooruit te brengen', zo klonk het idealistisch. 14 De crisisjaren stonden echter niet al te veel idealisme toe. Het aantal opzeggingen valt mee, zei men in 1932, maar ingrijpende wijzigingen in het karakter van het blad in 1934 wijzen erop dat dit veranderde. Uit kostenoverwegingen werd Op den Uitkijk een maandblad. De uitgever stelde zich ten doel 'grote variatie en actualiteit' te bieden. Het tijdloze cultureel-wetenschappelijke karakter moest wijken voor vermeende interesse in woelige tijden.

Vier jaar later zou geen enkele oude lezer zijn blad meer herkennen in de nieuwe formule, gehanteerd door een columnist: 'een beetje critisch, zo mogelijk geestig

en picanf. 15 Met ingang van de veertiende jaargang leek de voormalige vaandeldrager van de geletterden onder het christelijk volksdeel verdacht veel op een bijeengeknipt blaadje zoals Het Beste van Readers Digest.

Ontwikkeling, een christelijk karakter en prettig leesbaar lijken aan te sluiten bij de hierboven genoemde gebruikerscategorieën informatieverwerving, identiteit en verstrooiing. Op welke wijze probeerde Op den Uitkijk aan de gewekte verwachtingen te voldoen?

Actualisering

De informatie droeg tijdens de eerste vijf jaren vooral een tijdloos karakter. We mogen, gezien de groei in deze jaren, aannemen dat dergelijke informatie bij de beoogde lezer aan de gestelde verwachtingen voldeed.

Volkenkunde stond hoog genoteerd op de prioriteitenlijst van medewerkers en samenstellers. Met name de Oost kreeg veel aandacht. Ook Palestina, het land van Christus, was natuurlijk belangrijk. De keuze wijst op de identiteit, maar de behandeling van het onderwerp was vrij neutraal: 'huwelijksgebruiken bij de Palestijnse bevolking'. De keuze van andere culturen lijkt wat lukraak. Een reis naar de Verenigde Staten leverde een serie artikelen op. Anderen boren een specialisme aan: buitenland-specialist ds. J.D. Boerkoel onderbrak zijn actuele beschouwingen over de toestand in de wereld om de lezer in te wijden in de geheimen van het verre China. Zijn column was overigens de enige 'concessie' aan de actualiteit.

De liefde voor de natuur vormde de tweede pijler waar Op den Uitkijk op rustte. Professor A. van Veldhuizen, een van de drijvende krachten achter het blad, sleet met liefde vogelgedrag, bloeiende brem, de roggeoogst en de lelie aan de lezer.

Geschiedenis, en vooral bijbelse geschiedenis, bevestigde het niet aan actualiteit gebonden karakter van het blad. Vanaf het eerste nummer opende professor Van Veldhuizen het tijdschrift met een bijbels-historisch thema Zijn doel: 'geleidelijk de personen die het Nieuwe testament schreven van hun menschelijke kant te bezien ... (vooral) de menschelijke zijde valt binnen onzen waarneming' ('Was Lucas getrouwd') 16 . Zijn artikelen waren cultuur-historisch; uitgebreidbeschreef hij het Forum Romanum. Bij de historische artikelen was er voorkeur voor de biografie; een aantrekkelijk en overzichtelijk genre.

Kunst mocht in een tijdschrift dat wilde ontwikkelen natuurlijk niet ontbreken.

Ds. J.L. Pierson verzorgde een Rembrandt-cyclus; Koos van Eybergen legde zich toe op toegepaste kunst en in 1929 schreef W.N. Sevensma een serie over het expressionisme. Het zijn vooral deze onderwerpen die de christelijke lezer zicht gaven op een andere wereld, want zoals ARP-voorman mr. Anne Anema in 1921 in een brochure schreef: "Wie onder ons wat voelde voor eenige kunst werd te dezer zake min of meer als een afwijkend type beschouwd'. 17 Niet alle kunstvormen waren echter acceptabel. Naar theater, muziek en film zoekt men in het protestants-christelijke tijdschrift tevergeefs.

De natuurwetenschappen waren tijdens de eerste jaren slechts sporadisch aanwezig. Na 1929 lijken ze meer aandacht te krijgen. Astronomie was een geliefd onderwerp. Practischer waren de medische instructies van drs. AJ. van der Hoeven ('vitaminen' en 'groeistoringen').

In 1934, bij het tienjarig jubileum, kreeg het begrip informatie een andere inhoud. Men richtte zich meer op de actualiteit Actualiteit betekende dat men beschouwende artikelen aan de opkomst van de totalitaire regimes en aan de economische crisis ging wijden. A. van Deursen behandelde in 'de Ariërs' en 'Het hakenkruis' de leer van het fascisme op populair-wetenschappelijke wijze. In oktober 1935 was de Abessijnse rechtspraak, in verband met de Abessijnse kwestie, een thema; 'Abessinië is nog zeer achterlijk, zodat het nauwelijks een beschaafd land genoemd kan worden', zo klonk het Europacentrisch. 18

Deze andere invulling van het begrip informatie viel samen met de introductie van de kostenbesparende maandelijkse verschijning. Waren de cultureelwetenschappelijke aspiraties binnen de christelijke zuil niet bestand tegen de crisis en deed men het blad als luxeartikel de deur uit? Als redmiddel besloot de uitgever zijn blad een breder scala van functies te geven. Hij sloot hiermee aan bij de beschouwende actualiteitsdrang die we bij de publieksbladen in de jaren dertig zien. 19

Niet alleen actualisering, ook popularisering en concretisering moesten het lezersbestand op peil houden. Eenvoudige techniek deed zijn intrede: 'Lucifers, hoe gemaakt, de zetmachine, Dunlop vijftig jaar, van schietkatoen naar kunstzijde. Korte ingekaderde stukjes (uit buitenlandse tijdschriften) over de stoomboot en het bewaren van vis tastten het culturele karakter van het tijdschrift aan. Grote verliezers lijken de rubrieken natuur, kunst en bijbelse geschiedenis.

In 1938 verloor het blad zijn cultureel karakter. Stukken uit buitenlandse kranten vulden grotendeels het christelijke tijdschrift. Het selectiecriterium dat men hanteerde om de inhoud samen te stellen, leek meer dan ooit de actualiteit te zijn.

Een christelijke invalshoek

Een scheiding tussen informatie en identiteit lijkt kunstmatig, want volgens Zomer en Keuning sprak uit alles het christelijk karakter. Die christelijke geest vond de lezer vooral in beschouwingen over de Bijbel en haar geschiedenis. Opvallend was echter de opperende en nieuwsgierige toon die iemand als professor Van Veldhuizen hanteerde. Zijn constatering dat we weinig van de historische achtergrond van de Bijbel weten, laat zien dat Op den Uitkijk niet voor 'de massa' bestemd was.

Soms ontbrak de christelijke invalshoek, terwijl die erg voor de hand liggend was. Zo lezen we in een artikelencyclus over de antieke wereld van dr. J. van der Valk niets over de vroege christenen. Er was dan ook geen duidelijk beleid over de hoeveelheid 'christelijk karakter' dat een artikel moest bevatten. Zelfs bij één en dezelfde auteur ontbrak de consistentie. Soms zinspeelt Van Veldhuizen in zijn natuurbeschouwingen op de christelijke oorsprong van een naam; een andere keer bleef het echter bij natuurliefde zonder herkenning van Gods hand. Een veelgebruikte stijlfiguur was het 'neutrale' verhaal met een welgemeend 'Amen' tot besluit. Dr. J. Waterink, de bevlogen pedagoog, wees ouders erop dat ze hun kinderen moesten accepteren zoals ze zijn, waarna hij eindigde met: 'Och, ouders, zoek toch bij de opvoeding van uw kind de gaven te vinden die God dat kind gaf. 20 K.C. Hartogh gaf zijn artikel als inleiding 'God is een God van orde' mee en zette zich na deze constatering aan een bespreking van de 'wonderbare bouw van de stof, die in geen enkel neutraal tijdschrift zou misstaan. 21 Ds. J.D. Boerkoel, tenslotte, toonde zich in zijn buitenlandcolumn een fervent voorstander van de Volkenbond en de wereldvrede, maar hij besteedde slechts zeer zelden aandacht aan de rol en de houding van de kerken.

Blijkbaar liet men de teugels van de christelijke zending wat vieren nu het een blad voor de elite van de zuil betrof. Tevens zien we hier een spanningsveld tussen de wetenschap met haar eigen neutrale onderzoekstraditie en het christelijk wereldbeeld. Een problematiek die al sinds de wetenschappelijke revolutie van de zeventiende eeuw speelde.

Dr. J. Veldkamp was de bewaker van de christelijke identiteit. Over de

zondagsheiliging: 'Groot wordt die ergernis wanneer we telkens weer zien hoe de NS het zondagsverkeer aanmoedigen door het inleggen van goedkoope treinen op den dag des Heren'... Regeering, neem maatregelen'. 22 Hij moest misschien het gebrek aan meditaties compenseren.

Toen in 1934 de uitgever moderniseerde, bleef het aantal identiteitsartikelen gelijk. Bij de andere bijdragen verdween echter de korte verwijzing; de scheiding tussen informatie en identiteit werd groter. A.B.W.M. Kok droeg nu zorg voor de christelijke gedachte. 'Het Nederlandsche Bijbelgenootschap', 'Onze Statenvertaling': het was vertrouwde kost voor de mannenbroeders. Zijn verhalen over de Mormonen, de profetes van Los Angeles en de Soefïreligie ('Ook in ons land worden iederen zondag Soefi-kerkdiensten gehouden. Dit artikel heeft daarom actueele beteekenis') geven aan dat de lezer van dit blad over de 'grenzen' mocht kijken. 23 De ondergang van het eens zo indrukwekkende Kerstnummer (vierkleurendruk) was een gevolg van de economische crisis, maar ook een symptoom van de pogingen om het karakter van het blad te veranderen.

Verzuilde tijdschriftengaven ook specifieke groepswaarden weer. Sommige personen waren een voorbeeld voor de gemeente en kregen daarom aandacht. Tijdens de eerste jaren waren dat o.a Van Heutsz, Piet Hein, Albert Schweitzer, Cats, Bismarck en John Bunyan. Men beperkt zich niet tot de eigen kring; buitenstaanders, Michael Faraday, Ghandi, Briand, Mussolini en Stalin werden niet altijd in positieve zin ten tonele gevoerd. Ook hier het principe dat op de uitkijk staan zicht gaf op meer dan alleen de eigen kring.

Dr. Veldkamp verdedigde orde en gezag. 'Bid en werk' was zijn devies. 'Deze geesteshouding [zal]... weerhouden van opstandigheid - of erger nog - het preken van opstandigheid'. 24 De Zeven Provinciën, het Jordaanoproer; Veldkamp had er geen goed woord voor over: 'liever den staat van oorlog afkondigen, dan een deel der stad [Amsterdam] aan de oproerkraaiers overgeven'. 25

Angst voor het bolsjewisme was een steeds terugkerend thema. Sommige medewerkers geven daarom in de beginjaren het anti-communistische nationaal-socialisme het voordeel van de twijfel. 28 In latere jaren werd duidelijk stelling genomen tegen de jodenvervolging.

De nieuwe formule die vanaf 1938 werd gehanteerd sloot praktisch alle

identiteitsbevordering of - bewaking buiten. De knipsels uit kranten als The Tunes, Die Weltwoche en Le Joumal hadden hoogstens informatieve waarde.

Luchtige toon

Veel verstrooiing werd de lezer van Op den Uitkijk niet geboden. Van de verhalen en gedichten die de eerste jaargang bevatte, bleef alleen het vaste feuilleton over. Deze feuilletons waren meer stichtelijk dan verstrooiend. De reisverhalen van sommige medewerkers waren soms in een luchtige toon geschreven. Professor Van Veldhuizen tufte met zijn auto naar het Sauerland en ds. Velders was Hauspfarrer aan de Rijn. Dergelijke vakantieverhalen verdwenen tijdens de crisisjaren. Wellicht waren ze niet meer gepast en ze botsten zeker met de meer professioneel ogende journalistieke aanpak die na 1934 gehanteerd werd.

Conclusie

Het tijdsgewricht waarin de vroege Op den Uitkijk verscheen, was geen makkelijke periode voor een uitgever. Gevolg hiervan was dat de cultureel-educatieve functie van het tijdschrift ten onder ging aan de jacht op meer lezers. Aan uitgeverszijde was er zeker sprake van een koopman-dominee-problematiek. Toch vervulde het tijdschrift in zijn beginjaren, gezien de inhoud, een ontwikkelende rol. De doelgroep moest zich ook op cultureel-wetenschappelijk gebied kunnen meten met anderen. Een streven dat in wezen 'werelds' was en wellicht leidde tot een toenemende secularisatie.

Hoewel men een vrij helder beeld krijgt van de functionele ontwikkeling van het tijdschrift Op den Uitkijk gedurende zijn beginperiode, blijft het mediumgebruik van de lezer buiten beeld. Opmerkingen over gratificaties die de lezer ontleende aan het tijdschrift liepen via de omschrijvingen van de uitgever. Nu zal een uitgever als Zomer en Keuning wel enige marketingkennis in huis gehad hebben, maar het is niet waarschijnlijk dat men de doelgroep zo fijnmazigkon analyseren als tegenwoordig in de tijdschriftenbranche gebruikelijk is, 27

Het wachten is op een mentaliteitsgeschiedenis van de protestants-christelijke lezer tijdens het interbellum.


1. F. van Vree. De Nederlandse pers en Duitsland. 1930-1939. Groningen 1989, is een uitstekend voorbeeld van een dergelijke opzet.

2. J.G. Stappers, e.a. De werkingvan massamedia. Een overzichtvan inzichten. 's-Gravenhage 1983, geeft een beschrijving van de methode en bevat vele literatuurverwijzingen.

3. Op den Uitkijk. 6e jrg. no. 1. 12 oktober 1929.

4. De Duitse invasie is, gezien de veranderde persomstandigheden daarna, een voor de hand liggend eindpunt.

5. De achtergrond van de redactie is buiten beschouwing gebleven, omdat bij de inhoudsanalyse de vraag vooral luidde hoe men aan de verwachtingen van de lezers tegemoet kwam, niet waarom men voor deze inhoud koos. Een prosopografisch onderzoek zou voor de beantwoording van het waarom zeker verhelderend zijn.

6. Het tijdschrift hanteerde deze prijs tot 1932. Na dit jaar heb ik geen jaargangen met omslag en prijsopgave geraadpleegd.

7. Sijthoffs adresboek voorden Nederlandschen bockhandel en aanverwante vakken. Nieuwe serie, 72e-80e jaargang, 1926-1934.

8. Op den Uitkijk. 7e jrg. no. 25, 12 september 1931.

9. Op den Uitkijk. 4e jrg. no. 1, 1 oktober 1927.

10. H. Van Galen Last. 'Het cultureel-maatschappelijk leven in Nederland 1918-1940'. Algemene geschiedenis der Nederlanden, deel 14. Van Vree. De Nederlandse pers, 36-39.

11. Reclamebrochure, juni 1930.

12. Op den Uitkijk. 6e jrg. no. 1, 12 oktober 1929.

13. Reclame brochure juni 1930.

14. Op den Uitkijk 7e jrg. no. 25, 12 september 1931.

15. Op den Uitkijk. 14e jrg. no. 1, oktober 1938.

16. Op den Uitkijk. Ie jrg. no. 1, 11 oktober 1924.

17. B. van Kaam. Parade der mannenbroeders. Protestants leven in Nederland 1918-1938. Wageningen 1964, 58.

18. Op den Uitkijk. 11e jrg. no. 2, oktober 1935.

19. G.W. Ovink. Het aanzien van een eeuw, Haarlem 1955. J J.H.M. Hemels. 'Het tijdschrift in de communicatiegeschiedenis' in: De Nederlandse mediagids, no. 1, 12 februari 1989. Kluwer.

20. Op den Uitkijk. 2e jrg. no. 9, 20 februari 1926.

21. Op den Uitkijk. 6e jrg. no. 2, 26 oktober 1929.

22. Op den Uitkijk. 7e jrg. 4 juli 1931.

23. Op den Uitkijk. 12e jrg. oktober 1936.

24. Op den Uitkijk 8e jrg., pag. 4S6, 1933. Omslag en nummers ontbraken bij de door mij geraadpleegde jaargang.

25. Op den Uitkijk, 10e jrg., pag. 65, 1934.

26. Vergelijk de analyse over de houding van De Standaard in F. van Vree. De Nederlandse pers.

27. P. Vasterman. 'Lezen naar leefstijl', in: J. Bierhoff, J. Bardoel, Media in Nederland, Groningen 1990.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1991

DNK | 116 Pagina's

Tijdschrift voor het christelijke gezin  1924-1940

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1991

DNK | 116 Pagina's