GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Boekbesprekingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbesprekingen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

| Theo van Amerongen, Heb jij wel roeping? Terugblik van een theoloog, Valkhof Pers, Nijmegen, 2008, 237 pag. isbn 978-90-5625-274-8, EUR. 17,50

| J.Y.H.A. Jacobs

De kdc-MemoReeks: Verhalen uit het katholiek leven, is mede bedoeld om inzichtelijk te maken, waarom zich in de tweede helft van de twintigste eeuw in katholiek Nederland zulke grote veranderingen hebben voorgedaan, dat van een heuse cultuurbreuk kan worden gesproken. Dat gebeurt niet door middel van reconstructie, analyse en interpretatie van de grote lijnen, maar via de levensgeschiedenis van individuele katholieken, bij voorkeur door henzelf verteld. Dit is sinds de verschijning van het eerste deel van deze reeks in 1998 een aantrekkelijke en ook bruikbare formule gebleken, zeker wanneer de betrokken kroniekschrijvers over een vlotte pen beschikten en er in slaagden een goed evenwicht te creëren tussen de ‘kleine’ geschiedenis van het eigen levensverhaal en de ‘grote’ geschiedenis van de katholieke cultuur, waardoor dat verhaal altijd, op zijn minst gedeeltelijk wordt ingekleurd. In dat laatste is ook de auteur van dit drieëntwintigste deel van de serie redelijk goed geslaagd, al blijft een aantal aspecten op het grensvlak van individueel en algemeen in zijn geval toch wat onderbelicht. Dat geldt bijvoorbeeld voor de doorwerking van het gedachtegoed van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) op de eigen kerk- en maatschappijvisie. Dat concilie vond plaats in de jaren waarin Van Amerongen in het kader van zijn priesteropleiding theologie studeerde (zie p. 33 e.v.). Hij laat deze kerkvergadering in het betreffende hoofdstuk echter geheel onbesproken. En dat doet hij ook, wanneer hij jaren later in contact komt met de bevrijdingstheoloog Jon Sobrino (zie p. 182 e.v.) en meldt van hem geleerd te hebben, dat het de taak van de theologie is om de zogenoemde tekenen van de tijd te onderzoeken en daarin het actuele woord van God op te sporen. Dat nu was precies een van de hoofdgedachten van de befaamde concilieconstitutie Gaudium et spes over de Kerk in de wereld van deze tijd uit 1965. Van Amerongen moet hiervan tijdens zijn studiejaren gehoord hebben en zelfs meer dan dat.

De auteur (geboren in 1942 en dus opgegroeid in de jaren van herstel en wederopbouw) typeert zijn levensverhaal als de ‘terugblik van een theoloog’. Die ondertitel zal bij het merendeel van de lezers van dit tijdschrift geen vragen oproepen. Anders is het waarschijnlijk gesteld met de hoofdtitel ‘Heb jij wel roeping?’ Met die typisch katholieke formulering refereert Van Amerongen aan een vraag van zijn geestelijk leidsman aan het begin van zijn priesteropleiding in het najaar van 1961. Via de beantwoording van die vraag moest duidelijk worden, waarom de keuze voor het priesterschap toen de enig juiste voor hem was. Bijna zes jaar later komt hij echter tot de conclusie, dat het verplichte priestercelibaat en zijn kritische manier van geloven in combinatie met zijn sympathie voor het socialisme zoals dat op dat moment op Cuba en in het Oostblok ondanks alle missstanden ter plekke wordt nagestreefd, een te zwakke basis vormen voor een leven als priester. Zeven weken vóór zijn geplande priesterwijding in juni 1967 hangt hij zijn toog aan de wilgen, tot grote ontsteltenis van zijn ouders. Toch blijft hij de vraag: ‘Heb ik nog roeping?’ positief beantwoorden, al is het nu niet meer de roeping tot het priesterschap. Aan het slot van zijn boek (hij is inmiddels een theoloog in ruste), omschrijft Van Amerongen die roeping als ‘een gedrevenheid om me te engageren met de zaak van Jezus van Nazareth’ (p. 235). Dat engagement impliceert voor hem een bijna vanzelfsprekend lidmaatschap van de katholieke kerk, d.w.z. een willen behoren bij ‘de mensen die Jezus proberen na te volgen… de mensen die de idealen en dromen van het paradijs levend houden’ (p. 237). Dat die mensen ook buiten de muren van de katholieke kerk te vinden zijn, zegt Van Amerongen niet. Hij ontkent het echter ook niet.

Van Amerongen behoort tot de laatste lichting priesterstudenten in Nederland, die nog een volledige klassieke priesteropleiding hebben gevolgd: eerst twee jaar filosofie (1961-1963) en vervolgens vier jaar theologie (1963-1967). In zijn geval was dat op Dijnselburg en Rijsenburg, de beide grootseminaries van het aartsbisdom Utrecht, waaraan hij ongeveer 25 pagina’s – boeiende – tekst wijdt. Met ingang van september 1967 gingen beide opleidingen op in de concentratie van de Katholieke Theologische Hogeschool Utrecht (kthu), die toen van start ging en als zodanig is blijven bestaan tot 1 juli 2006. Aan deze katholieke instelling voor wetenschappelijk theologisch onderwijs was Van Amerongen na eerst een aantal jaren werkzaam te zijn geweest als basispastor, districtscatecheet en docent didactiek voor basisschoolcatechese, vanaf 1981 tot aan zijn pensionering verbonden: aanvankelijk als docent catechetiek en bevrijdingstheologie, met name ten behoeve van de zogenoemde agogisch-theologische opleiding (ato) en na de opheffing van deze studierichting in 1985 vooral als studiecoördinator. Over zijn belevenissen aan de kthu (die in 1987 de status van universiteit kreeg en zich voortaan ktu noemde) is hij niet erg mededeelzaam. Gezien de positie die hij aan deze onderwijsinstelling bekleedde, is dat wat vreemd en eigenlijk ook heel spijtig. Te meer omdat dit instituut vanaf begin jaren negentig met de nodige verwikkelingen is geconfronteerd, met name van kerkelijke kant. Meer en soms zelfs behoorlijk onthullende informatie krijgt de lezer aangereikt over de zo juist al even genoemde ato. Deze opleiding was als onderdeel van de kthu in 1973 op experimentele basis gestart en kon volgens Van Amerongen het best getypeerd worden als een school voor het beoefenen van ideologiekritiek. Hier kreeg hij alle ruimte om zijn kennis van de bevrijdingstheologie, opgedaan tijdens enkele bezoeken aan Latijns Amerika, met veel vrucht uit te dragen. Dat gold met name voor de opvattingen van de al eerder genoemde Jon Sobrino uit El Salvador, waaraan in dit boek nogal wat aandacht wordt geschonken, zij het eerder essayistisch dan systematisch. Een promotieonderzoek over de contextualiteit van de theologie van Sobrino heeft Van Amerongen echter nooit afgerond. Hij lijkt ook eerder een doener dan een denker. Dat is althans het beeld dat uit deze niet altijd even samenhangende autobiografie opdoemt. –

| Nikolaj Bijleveld, Voor God, Volk en Vaderland. De plaats van de hervormde predikant binnen de nationale eenwordingsprocessen in Nederland in de eerste helft van de negentiende eeuw. Eburon, Delft 2007. 224 pp. Isbn 978 90 5972 209 5.

EUR. 25,00

| Gert van Klinken

Uitgerekend in een periode van Europese eenwording, aan het eind van de twintigste eeuw en het begin van de eenentwintigste, legt de Nederlandse geschiedschrijving een uitgesproken belangstelling aan de dag voor datgene waar na een periode van tweehonderd jaar afscheid van wordt genomen: de dominante positie van de nationale staat voor de identiteit van de burger. Studies als J.Th.M. Bank, Het roemrijk vaderland. Cultureel nationalisme in Nederland in de negentiende eeuw (1989) hebben een thema op de kaart gezet dat sindsdien onverminderd is blijven prikkelen tot nader onderzoek. Te noemen valt het in 1995 begonnen onderzoeksproject ‘De Natiestaat’. Met een brede steun (van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis en zeven faculteiten letteren en geschiedenis) zijn maar liefst negen proefschriften en acht postdoctorale onderzoekspublicaties gelanceerd. Onder de koepel van ‘politieke stijl, cultuur en omgangsvormen’ is daarbij ruime aandacht besteed aan de bijdrage vanuit kerkelijke en algemeen-christelijke organisaties aan de opbouw van het Nederlandse natiebesef. Het verband tussen kerk, godsdienst en natievorming werd eveneens verkend door auteurs als David Bos, In dienst van het Koninkrijk (1999) en Peter van Rooden, Religieuze regimes (1996).

Nikolaj Bijleveld heeft het zich niet gemakkelijk gemaakt: zijn onderwerp is in de afgelopen twintig jaar in extenso behandeld door derden. Over het algemeen heeft hij van de nood een deugd gemaakt. Bijleveld kent zijn literatuur, en weet er over het algemeen adequaat naar te verwijzen. Zijn boek is helder, en anders dan sommige voorgangers niet al te dik. Voor God, Volk en Vaderland leent zich dan ook uitstekend voor het onderwijs of als introductie in de thematiek voor een algemeen geïnteresseerde. Dat een opzienbarende nieuwe benadering van het thema (die wellicht mogelijk zou zijn geweest door het onderwerp in een internationaal comparatief kader te plaatsen) ontbreekt kan gezien de hierboven geschetste achtergrond niet echt een nadeel gelden.

Bezwaarlijk voor de lezer anno 2009 is wel dat Bijleveld aan het debat over kerk en natievorming zo’n exclusief belang toeschrijft dat de christelijke geloofsovertuiging van de hervormde predikanten daar vrijwel restloos in opgaat. Bijleveld vermeldt op de achterflap van zijn boek dat hij ‘verder’ wil gaan ‘dan de gebruikelijke thema’s van theologie en prediking’. In feite komt het erop neer dat het betoog zich concentreert op de gedaante van religie waarbij een geseculariseerde samenleving zich nog iets kan voorstellen: de aansluiting van religie bij de identiteit van de omringende samenleving. Het is echter ronduit een misvatting om te stellen dat aandacht voor ‘theologie en prediking’ momenteel ‘gebruikelijk’ zou zijn. Praktijkkennis van dergelijke zaken valt nog slechts bij culturele minderheden aan te treffen. Bijlevelds analyse van de predikant in de 19e eeuw zal een imam in de 21e eeuw maar al te bekend voorkomen: diens werkzaamheden worden belicht vanuit het zelfbeeld en de behoeften van de Nederlandse natie. Het resultaat is een nadruk op concepten die religieuze voorgangers met de maatschappelijke dominant van hun tijd delen, met voorbijgaan aan de denkwijzen waarin zij daarvan verschillen.

De zowel in de politiek als in de geschiedschrijving hardnekkig voortlevende nadruk op de natiestaat belemmert aldus zowel een meer internationale benadering van het thema als een beter inzicht in religie. Het overgrote deel van de homiletische arbeid van een 19e eeuwse predikant betrof onderwerpen als voorzienigheid, zondebesef, levensheiliging, verzoening in het bloed van Jezus Christus en eschatologie. In Bijlevelds benadering, waarin godsdienst wordt gereduceerd tot die aspecten welke ook voor een geseculariseerde samenleving relevant zijn, is voor dergelijke thema’s geen plaats. Het resultaat is een nuttig boek, maar wel met beperkingen. –

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2009

DNK | 68 Pagina's

Boekbesprekingen

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2009

DNK | 68 Pagina's