GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Van uwen houthouwer tot uwen waterputter.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Van uwen houthouwer tot uwen waterputter.”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uwe kinderkens, uwe vrouwen en uw vreemdeling, die in het midden van uw leger is, van uwen houthouwer tot uwen waterputter toe. Deut. 29: ii.

In onze dagen is Engelands gewezen Minister een houthouwer, en water uit onze waterleiding in een kruik opvangen kan ook een vrouw van eersten stand doen.

Maar in Israels oude dagen was het zoo niet. Toen het hout van verre saamgelezen moest in het wilde woud en het water uit de verre beek moest aangedragen, was houthouwer en waterputter een zeer slavelijke en zure arbeid, en omdat het een arbeid was die geen zier talent of kennis eischte, nam men er lieden voor van het laagste soort,

»Houthouwers en waterputters" duiden dientengevolge in de Heilige Schrift aan, die pariahs die op de laagste sport van de maat schappelijke ladder stonden. Wie nergens v jor deugde kreeg een bijl in de hand of een kruik op den rug, Houthouwen en waterputten kon een ieder nog!

En kom hier nu niet met valsche denkbeelden van »gelijkheid" tegen op, want de maatschappij leeft nu eenmaal op een ladder en staat niet op een gelijk, effen vlak.

Dat moge de Communist willen en de Nihilist beweren, maar al hun razernij stuit af, op het feit, dat de menschen hoogst ongelijk geboren worden, en dientengevolge hun leven lang zeer ongelijk zijn.

Met de keurigste opvoeding kunt ge aan een kind, dat zonder genie geboren wierd, geen genie instorten. Talenten worden niet aan den boom gehangen, maar liggen in kiem en wortel. En wie kan dan het feit loochenen, dat de kracht van denken, de kracht van willen, de kracht van handelen, waarmee de ééne mensch begaafd is soms tien-en twintigmaal die van anderen soms onder de zonen van éénzelfde huis overtreft.

Vandaar de ladder, en aan die ladder de sporten. En nu zijn er sommigen die op de hoogste sporten staan, anderen die in het midden hun stand hebben, maar ook velen voor wie

i) hl ons vorig artikel wierden bij vergissing denamen van Sarah en Sarai juist omgekeerd geplaatst. De opmerkzame lezer zal dit wel hebben begrepen. ven en Verslagen van Vereenigingen 10 Ct. per regel. r niets aan te verhelpen is, dat ze hun leven ang nooit van de laagste sporten afkomen. n dat» nu zijn onze houthouwers en snze waerputters.

Die ladder schiep God alzoo; maar omdat ij niet alle mensch even hoog plaatste, maar elen op de laagste sport doet leven, gaat an ook heerlijk zijn barmhartigheid uit, om ver die laagst geplaatsten te Waken,

Wie hooger op die ladder staat, doet zoo aarne aan wie lager geplaatst wierd de zool an zijn schoeisel voelen; en dat nu wil God e Heere niet.

Integendeel, niemand is door Hem op een ooger sport geplaatst, om wie vlak onder hem staat, neer te drukken, maar omgekeerd juist et het gebod der liefde, om hem zooveel het kan naar zich op te trekken.

Niemand is omdat hij hooger staat een zier meer of beter of van hooger waardij in zich zelven. Niemand heeft zich te verheffen. En wie op de hoogste sport staan mag, is en blijft in alles, met uitsluiting van allen eigen roem, even diep afhankelijk, als hij die nog met één voet op den grond en nog pas met den anderen op de laagste sport trad.

En daarom is er in de woelzieke ontevredenheid, die zich steeds sterker onder de lager geplaatsten openbaart, ongetwijfeld een deel zondige vermetelheid en hoovaardij, die hen belet vrede te hebben met Gods vrijmachtige beschikking over hen; maar toch er is ook in een aanmerkelijk deel rechtmatige klacht tegen de vermetelheid en hoovaardij, waarmee de hooggeplaatsten op hen neerzien.

^^^^ ^^ 's lands weTe"^ burgerordening hierin .g voorzien heeft, dient elders besproken, maar \ , vat op het heilig erf wel aan 's Heeren volk op het hart mag gedrukt, is dat ze toch vooral in eigen huis en in eigen kring en bovenal in het heilig Huis des Heeren de barmhartigheden des Heeren door de hardheid en ingebeeldheld huns harten niet weerstaan.

Gods Woord is ook in dezen deele zoo teeder; en als heel Israël voor Gods aanschijn treedt, en alleen de aanzienlijken - uit elk buis schijnen meê te rekenen, komt Mozes het hun in 's Heeren naam aanzeggen, dat ze ook hun vrouwen, ook hun kinderkens, ook hun vreemdelingen, maar ook, om hen vooral niet te vergeten, hun houthakkers en waterputters, er bij '^^'^ roepen.

En nu, wat wordt tegen deze ordinantie der ontferminge Gods niet nog altoos in Christus' kerk gezondigd!

Och, dat het toch anders mocht worden! Hoe lange jaren zijn door de schandelijke wijze van verhuren van zitplaatsen in het heiligdom, niet alle armen van het Evangelie afgesloten geweest? en hoe is er niet eerst, toen de kerken leeg liepen, weer plaats ook voor de houthouwers en waterputters gekomen? o. Het is zoo, achteraf konden ze staan, op de koude blauwe zerken.

Och, al waren ze Gods vroomste kinderen, in zijn Huis wierden ze geminacht. De wereld in het Huis des Heeren ingedragen. Nogmaals de vooraanzittingen der aanzienlijken. De man van Jacobus met den gouden ring aan zijn vinger, nog altoos de u zoo scherp veroordeelende type.

En als er dan in die kerk wierd omgegaan om »armengeld'', en dat geld wierd straks uitgedeeld, o, zeg zelf, wat viel er dan te merken van ambtsdragers van Koning Jezus, die in zijn Naam aan zijn bruiloftskinderen het goed van hun Koning uitdeelden; en hoe bijna altoos was het dan een aalmoes die schier hoonde en beleedigde!

Dit nu oordeelt en veroordeelt de Heere.

En veroordeelt Hij niet alleen in het Huis des gebeds, maar ook in uw eigen woning.

Hoogheid die laag neerziet en inbeelding die minacht wordt nooit tegenover den mindere door God den Heere geduld.

Ook die houthakker, ook die waterputter is zijn schepsel, en door Hem op uw weg gesteld, opdat ge iets, niet van uw vernederende, maar van zijn opheffende ontferming aan hen zoudt oefenen.

Wie den mindere weldoet is de knecht, die in naam van zijn Koning iets uitreikt, en die mindere die het ontvangt is de beweldadigde van zijn Koning,

De verhouding dus juist omgekeerd.

Maar zoo moest het dan ook in onze eigen woningen wezen, vooral op heilig terrein.

Dat wel zorgen vooi de zaligheid zijner eigen ziel, en ook wel voor het zieleheil van zijn kroost, maar zonder zich ooit er om te bekreunen of zijn dienstbaren en minderen in de duisternis wandelen, of het licht des levens zien, is een smet op uw Christelijk karakter en een vlek op uw huislijk leven.

God wil dat niet.

Neen, zijn verbond is ruim in ontfermingen, en zijn genadeverbond omvat naar de huishouding in het zichtbare de grooten met de kleinen, de rijken met de armen, de heeren met hun dienstbaren.

Voor beiden één weg en één Heiland en één hope des eeuwigen levens.

o, Het is wel zoo, dat die »houthouwers en waterputters" door veel onbescheiden taal de verhoudingen wel eens omkeeren, en dat daardoor uw zin voor ontferming vaak wordt afgestompt.

Helaas, de zonde der brutaliteit woedt schriklijk.

Maar kan, kan ooit hun zonde uw schuld

wegnemen ? En nog moet er gevraagd, of niet de verwaarloozlng en schuld onzer vaderen in de vorige eeuw oorzaak is, dat deze zonde der onbeschoftheid zoo voortwoekerde?

Doch wie hier ook de diepst schuldige zij, het heft Gods ordinantie niet op, en die ordinantie is, dat vrouw en kinderen en dienstbaren in alle oefeningen van het genadeverbond door u worden saamgenomen.

Och, wie onzer leerde ook voor de «houthouwers en waterputters" in zijn eigen huis of op zijn eigen werkplaats bidden ?

Met hen bidden ging nog, maar voor hen!

Om hun zieleheil!

Om hun eeuwige behoudenis! Dat men toch toezie. God laat zich niet bespotten; en Hij heeft het alzóó, en niet anders, verordend.

Ook dit nog. Gij die het deedt, leerdet ge het ook uw kinderen doen ?

Onze kinderen verheffen zich zoo gaarne boven onze dienstbaren, en o, juist die tergende kinderhoogheid heeft zoo velen der lager geplaatsten van de liefde Chtisti vervreemd !

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 september 1887

De Heraut | 4 Pagina's

„Van uwen houthouwer tot uwen waterputter.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 september 1887

De Heraut | 4 Pagina's