GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nog steeds blijft in meer dan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog steeds blijft in meer dan

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog steeds blijft in meer dan één gemoed de vraag hangen: „Eilieve, indien we dan al onder de Synodale Hiërarchie niet langer kunnen blijven, naardien deze Hiërarchie niet naar Gods Woord, maar naar eigen goeddunken haar besluiten richt, ware het dan toch niet beter, niet eenvoudiger, niet feestelijker geweest, kort en goed met al het kerkelijk eigendom en den kerkdijken naam en den titel der kerken te breken, en er uit te gaan?

Stel u, om die vraag te beantwoorden, de Prinsen van Orleans voor.

Hun vaders hebben op den troon van Frankrijk gezeten, en nog steeds houden zij staande, dat geen der opvolgende revolutiën ooit hun rechten op dien troon vernietigd hebben.

De oudste onder hen handhaaft daarom zijn titel, dat hij nog altoos koning van Frankrijk is.

Doch nu zendt de tegenwoordige regeering van Frankrijk een onderhandelaar tot hem, en laat hem aanzeggen: „Prins, indien gij uw pretentie op de erfenis uwer vaderen blijft handhaven, dan werpen we u het land uit; maar zoo ge voor eens en voorgoed die pretentie varen laat, dan kunt ge als gevierd burger met alle pracht en praal op onze erve en in onzen burgerstaat leven. Wat kiest ge .' Waar hecht ge meer aan } Aan de erfenisse uwer vaderen of aan een leven in vrede en rust.-"'

Wat zou u dan wel dunken van den Prins, die antwoordde : „o, Van mijn vaderlijke erfenisse en titel doe ik volgaarne afstand, zoo ik persoonlijk maar uit de moeite geraak en naar hartelust kan handelen!"

Karakterloos! zoudt ge binnensmonds mompelen, ook al spraakt ge het niet overluid.

En als er daarentegen een kloek woord van 's Prinsen lippen kwam: „Liever balling en verstootene en in armoe gedompeld, dan dat ik ooit de eere en de erfenisse mijner vaderen prijs geef!" - eilieve, zou uw hart de fierheid en het karakter van zulk een Prins dan niet tegenjubelen.

Zoudt ge niet met geestdrift getuigen: „Uit hem spreekt nog het koninklijk bloed !"

En zoo nu is het hier.

Wij, Gereformeerden, maakten in 1834 en maken nu nog in 1886 de^pretentie, dat wij van koninklijken bloede in onze kerken zijn ; dat aan ons, als dragers van de kroonjuweelen onzes Heeren, als belijders van wat onze kerk beleed, en als uit het zaad der kerk opgekomen, de titel van de Gereformeerde kerken, zoo al voor menschelijke rechtbanken, dan toch nooit voor de vierschaar des Heeren kan worden betwist.

Nu zijn, meê door onze en onzer vaderen schuld en zonde, die kerken sinds 1816 door een revolutionair ingedrongen Bestuur overheerd. Onder dit bestuur mogen wij ons niet langer voegen, omdat hierdoor de Koningseere van Jezus verkort wordt.

Maar zie, nu zegt dat ingedrongen Bestuur tot ons: »Lieve vrienden, wat doet ge uzelven moeite aan! Treedt uit. Neemt naast ons plaats. En wij zelven zullen helpen om 't u makkelijk te maken. Alleen één ding natuurlijk, dan moet ge alle titel en pretentie van de oude Gereformeerde kerken te zijn, afleggen."

Zoo staan we dus voor de keuze: Of onzen titel en onze pretentie op de kerken en de erfenisse der vaderen handhaven, en ons allerlei moeite getroosten; of wel, die moeite ontgaan, maar dan ook den band met onze vaderen doorbreken."

En voor die keuze geplaatst zouden wij nu, evenals de oudere broederen in 1834, meenen, laf en karakterloos te handelen, en ons aan de eere onzer vaderen te vergrijpen, zoo we die laatste keuze deden.

En daarom, al weten we zeer goed, dat al onze moeiten uit zouden hebben, zoo we dit ééne punt maar toegaven, toch zullen we, al bracht het ons tienmaal meer kruis, op dat punt nooit wijken.

Van onzen titel en onze pretentie van in het levend organisme van kerken onzer vaderen te zijn ingeweven, laten we niet af.

En brengt nu het handhaven van dien titel mede, dat we dus, waar het kan, voor het kerkegoed moeten opkomen, en vindt de tegenstander goed, ons deswege voor roovers te schelden, dan zullen we én die processen én die proceskosten én die scheldwoorden stil en gelaten dragen.

Niet alsof het ons om dat kerkegoed ging. o. Als we morgen buiten ons toedoen er van af waren, zou het ons een verlichting van last en zorgen zijn. Neen, maar omdat met dat kerkegoed willens prijs te geven, ook onze titel en pretentie vallen zou.

En dit nu mag niet!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 september 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Nog steeds blijft in meer dan

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 september 1887

De Heraut | 4 Pagina's