GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Eindelijk, en dit waardeeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eindelijk, en dit waardeeren

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eindelijk, en dit waardeeren c we, heeft ook Ds. Locher, van Aalst, een der bekende Neo-Kohlbrüggianen, zijn grieven tegen de »Doleerenden" in kortbegrip saamgevat.

Ze zijn vij'f in aantal.

De eerste grief omschrijft Ds. Locher aldus:

Terwijl zij zeggen zich te begeven onder Christus als den eenigen Koning der Kerk, verloochenen zij Hem in de praktijk als hunnen Middelaar; aangezien toch Christus alleen dan onze Koning is, als wij, met schuld beladen, in Zijn bloed vergeving der zonden zoeken en vinden.

Deze eerste grief keert zich tegen Ds. Locher zelf.

Hij weet zoo goed als een ieder in ons land, dat alle Doleerenden zonder onderscheid, volstandig erkennen en belijden, dat Christus geen Koning is buiten verband met het verlossingswerk, en dat er ook voor hen geen ander Koningschap van Jezus is dan gegrond in zijn hoogepriesterlijke ofïerande en voorbede.

Hij weet en wist dit. Immers alle Doleerenden belijden de Drie formulieren van eenigheid, en alleen op de publieke belijdenis mag ook Ds. Locher afgaan.

Het hart oordeele kij niet.

Van deze eerste grief blijft derhalve niets over dan een verregaande en onverklaarbare onbillijkheid aan de zijde van Ds. Locher.

De tweede grief luidt:

Er is bij hen wel eenig gevoel van schuld '• over de zonden onzer Kerk, maar zij mee-! nen daardoor van hunne schuld vrij te komen, ' dat zij het «Synodale juk afwerpen". Dit is echter zooveel als het uitwendig oordeel Gods ' over onze zonden afschudden, terwijl het inwen-' dig oordeel zeker over ons blijft. |

Ook deze tweede grief keert zich tegen ! niemand anders dan tegen Ds. Locher zelven.

Wat weet Ds. Locher er van, wat al dan niet in het hart der Doleerenden omgaat .? Heeft hij ze beluisterd, als ze 's avonds voor God op de knieën liggen.? Is hem een brevet uit den hemel uitgereikt om de diepte van het schuldbesef in ons hart te peilen en te polsen?

Zeker neen, maar dan moest hij ook aflaten van zich zulke hooge. God alleen toekomende dingen aan te matigen.

Hij spreekt veel van zonde! Beleed hij zelf over deze zonde ooit schuld voor zijn God.?

En dan wat zijn zeggen aangaat, dat wij meenen van onze schuld af te komen, zoo wij het synodale juk maar afwerpen, waar ter wereld haalt Ds. Locher deze stuitende onwaarheid en dit goedkoop verzinsel vandaan?

Neen, Ds. Locher, wij belijden van geen enkele schuld ooit anders dan door het bloed van het heilig Godslam af te komen, en als wij het synodale juk hebben afgeworpen, staan we niet aan het einde, maar aan het be^in van den weg.

Hoe komt ge er toch toe, zulke verzonnen woorden neer te schrijven?

Zijn derde grief formuleert hij aldus:

Wanneer wij zelven het oordeel Gods over ons afschudden, zoo is dit menschenwerk, en wij zondigen tegen den Heere.

Hier gaat Ds. Locher zelf geheel van de Gereformeerde lijn af en komt in het Antinomianisme terecht.

Ongetwijfeld Gods oordeel zal alleen de Heere zelt opheffen, en al gingen er tien duizend Doleerenden aanstaan, nooit of nimmer zouden ze van een oordeel Gods ook maar het allerminste stuk kunnen afnemen. Want stel, ze hieven het eene oordeel op, de Heere zou zich niet laten bespotten, maar terstond een nog harder oordeel in zijn toorn en mogendheid over hen brengen.

Daar ligt dus hier het verschil niet in.

Maar wel hierin.

Als ik als moeder niet op mijn kind heb gepast, en er is een sloot bij mijn huis, en eindelijk valt mijn kind er in, dan is dat storten van mijn kind in doodsgevaar zeer zeker een oordeel Gods over mijn moederlijke verwaarloozing.

En als dat nu zoo is, dan leert elk goed Gereformeerde, dat die moeder ijlings, als ze het hoort, toe moet vliegen, en desnoods met gevaar van haar eigen leven haar kind redden moet.

Maar Ds. Locher leert, dat die moeder haar kind dan moet laten schreeuwen, en zinken en versmoren, want dat hier een oordeel Gods in is, en dat wie dat zelf afschudt, menschenwerk doet en dus zondigt.

Fraaie leer!

Als ik doe wat God mij gebiedt, en den dood van mijn kind voorkom, zondig ik.

Als ik doe wat God mij gebiedt, en de zake Gods in zijn kerk handhaaf, pleeg ik zonde.

Is dit Antinomianisme, of is het dit niet? Een voorbijgaan van den geopenbaarden wil, en een schuilen achter den verborgenen.

Ten vierde zegt Ds. Locher:

Zoodanige gezindheid komt vandaar, dat men niet wil verstaan, hoe groot en zwaar onze eigene zonde is, om welke' de oordeelen Gods over ons gekomen zijn, en hoe schrikkelijk de toorn en het rechtvaardig oordeel Gods over ons is.

Hier is weer de hartenkenner aan het woord!

Ei zoo, heefi: Ds. Locher in het hart van de groote meerderheid der Doleerenden gekeken.? Weet hij, hoe het daar staat.? Kan hij daarover oordeelen.?

Meer nog!

Alle „Doleerenden" zullen van heeler harte aan Ds. Locher toestemmen, dat hun besef van zonde en van verdoemelijkheid voor Gods heilige majesteit nog veel te zwak is; maar als ze dat nu beleden hebben, en Ds. Locher zelf erkennen zal: »Bij mij is het ook zoo, broeder!" wat volgt hier dan uit.?

Moet ik dan wachten met voor Sion en des Heeren huis op te komen, tot ik ^een tekort meer in mijn schuldbesef ontdek?

Arme worstelaar! dan zal er nooit een in Sions bresse springen, want wie geestelijke paden kent, weet, dat bij meerder licht zijn schuld steeds zwaarder voor zijn geestelijk besef wordt.

En eindelijk zijn vijfde grief zal zijn:

De »Doleerenden", eigene Kerkeraden inzettende en ons niet meer erkennende, misbruiken evenzeer de inzetting des Heeren Jezus van den Christelijken Ban, als de Synode en dé Besturen onzer Kerk dat doen.

Als Ds. Locher nog eens naleest wat de Heere én bij Ezechiel én bij Zachariasvan de herders zegt die de kudden verderven, en voorts wa.t onze Confessie van het ambt der geloovigen vermaant, zal hij de gewrongenheid en onhoudbaarheid ook van deze grief wel inzien.

Vooral voor een resumtie van grieven is zijn schrijven zoo onverklaarbaar ondoordacht en zoo op niet éen punt ook maar klemmend.

Hoor slechts wat hij op deze vijfde grief onmiddellijk volgen laat:

Daaruit is openbaar, dat zij zichzelven niet aan 's Heeren Woord houden, noch ook de gemeente tot dit Woord terugbrengen, hetwelk is het Woord van ware gerechtigheid en genade. Zij zijn niet gebroken van hart, arm van geest, zij gaan niet gebogen onder den last hunner zonden; zij zoeken Jezus niet, als vermoeiden en belasten, dat Hij het juk en deh last van hen zou nemen. Wat zij als juk gevoelen of voorgeven te gevoelen, dat werpen zij zelven af en zeggen nog daarbij : wij zijn gehoorzaam aan het bevel Gods. Bij zoodanige gezindheid kan men toch niet het geringste werktuig van Reformatie zijn. Zij maken hun eigen »ik", hun weg, hun wijsheid en vroomheid tot fundament, en verwerpen mitsdien den kostelijken Steen, die van God in Zion gelegd is :

Gaat dit nu toch niet al te ver in geestelijke aanmatiging.?

Ds. Locher zal zoo eens uitmaken, of de Doleerenden al dan niet gebroken van hart en arm van geest zijn. Hij zal beslissen of ze op Christus of op hun eigen ik bouwen.

Maar voelt Ds. Locher dan niet, dat hij door zulk menschelijk oordeelen en mensche - lijk veroordeelen, nog veel erger weg opgaat dan het ergste wat hij aan de Dolee­ renden verwijt?

Waar is hier de liefde.? Waar de bescheidenheid.? Waar 's Christens nederige zin?

En stel nu al: Ds. Locher had in alle vijf punten volkomen gelijk en er deugde in de Doleerenden nu letterlijk niets, en het was al verkeerd wat ze deden, - eilieve, wat pleit dit hem dan nog vrij?

Hij blijft zitten in pastorie en kerk. Hij int zijn jaarwedde. Hij heeft kruis noch last. En inmiddels ziet hij 't aan, dat de kerk verwoest wordt, dat de zielen verloren gaan, dat de eere des Heeren gesmaad wordt. En hij doet niets.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 oktober 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Eindelijk, en dit waardeeren

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 oktober 1887

De Heraut | 4 Pagina's