GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ook te ’s-Gravenhage

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ook te ’s-Gravenhage

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook te ’s-Gravenhage heeft de Synodale kerkeraad een kundig en den Heere Jezus belijdend onderwijzer buiten de deur der Christelijke school gezet, omdat hij weigerde de knie voor de Haagsche Synode te buigen.

De kerkeraad schreef aan den heer Wijnveldt dit:

„Heil den lezer !”

De Kerkeraad der Nederl. Herv. Gemeente te 's-Gravenhage besprak in zijn jongste vergadering het smartelijk voorstel, door HH. Regenten van de Scholen van de Nederd. Herv. Gemeente ter tafel gebracht, nl. om U als onderwijzer aan de vierde school (D), de zoogenaamde Moll-school, ontslag te geven tegen i Januari ’89.

Na lange en ernstige overweging werd met groote meerderheid het besluit genomen de beslissing over dit voorstel te verdagen tot een volgende samenkomst, en U vooraf te verzoeken wel ronduit te willen antwoorden op de volgende vragen:

¹) Maior noemt men de stelling waarvan iemand uitgaat. Minor de zaak waarop hij die algemeene stelling toepast. Ncgo maiorem was de vaste uitroep bij disputen, als men iemands hoofdstelling ontkende. Ntgo-minorem, zoo men in verzet kwam tegen zijn karakteriseering van de zaak in geding.

1. Beschouwt gij U als lid der Nederl.Herv, Kerk, met aanvaarding vafi hare tegenwoordige organisatie i8i6'52?

2. Blijft gij bij Uwe belofte, mede te werken tot den bloei der Nederl. Herv. Kerk, met opvolging van hare verordeningen ?

Mocht onverhoopt vóór Woensdag 17 October van U geen antwoord op bovengenoemde vragen zijn ingekomen, dan zal de Kerkeraad dat zwijgen beschouwen als een ontkennend antwoord.

In zijnen naam,

w. g. F. f AN G. GiLDEMEESTER. Ptaeses.

» E. W. HEINECKEN, h. t, Scriba.

’s-Gravenhage, 8 October 1888.

Den Heer J. A. Wijnveldt, Onderwijzer

aan de 4de School.

Hierop antwoordde de heer Wijnveldt bij missive van 12 October:

Aan den Eerw, Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente te ’s-Gravenhage.

Eerwaarde Heeren!

Uw schrijven van Maandag 8 Oct. j.l. is door mij aan den avond van dien dag ontvangen, en ik acht het mijn dure roeping deze letteren in de kracht mijns Gods vrijmoedig en met beslistheid te beantwoorden.

Uit het tweetal vragen, mij door den Kerkeraad voorgelegd, heb ik de gevolgtrekking afgeleid, dat mijne aanklagers beweerd of als hun vermoeden uitgesproken hebben, dat ik geen lid der Ned. Herv, Kerk zou zijn. Eerw. Heeren, ziet het ledenregister der Ned. Herv. Gem, eens na. Dat boek spreekt zwart op wit. Ik heb er niets van gehoord, dat ik, na behoorlijke vermaning en bestraffing (Titus 3 : 10) als een kettersch mensch verworpen en als een dood lid van de Gemeente afgesneden ben.

Toonde ik mijzelf nu als een onverschillige ("des neen!), dan zeker zouden mij Uwe vragen minder verwonderd hebben. Ik beschouw mij zelf dus wel degelijk als lid der Ned. Herv. Kerk te 's-Gravenhage. De leden van den Kerkeraad, die mij persoonlijk kennen, kunnen althans zeer goed weten, dat het de heilige overtuiging van mijn hart is, die mij verbiedt mij te laten schrappen uit het lidmatenboek der Herv. Gem. alhier. Bij dezen verklaar ik dan ook, dat ik daartoe niet zal overgaan. Uitwerpen kunt gij mij; vrijwillig gaan mag ik niet.

Wat het tweede gedeelte Uwer eerste vraag betreft, hierop Eerw. Heeren, kan ik met kinderlijken eenvoud een antwoord geven, dat, naar ik hoop, aan duidelijkheid niets te wenschen zal overlaten.

Ik vraag U allen, of er onder de tegenwoordige organisatie der Ned. Herv. Kerk geen artt. gehandhaafd worden, die lijnrecht in strijd zijn met het heilig Woord van God ?

Oordeelt zelf, of er daar van een oogenblik aarzelens om te antwoorden sprake mag zijn. Zoudt ge zelf het mij niet toeroepen: »Men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan den menschen!" Kunt gij uwen naam schrijven onder Artt., die toelaten, dat de Godheid van Christus in de gemeente geloochend wordt ?

(Art. 38—40 V. h. Reglement op het Godsdienstonderwijs). Kunt gij met een oprecht hart gehoorzaam zijn aan een onschriftuurlijk, tegen Gods Woord strijdend Bestuur, gelijk de geheele Synodale inrichting werkelijk is, en dat daarom geen recht van bestaan heeft ? Keurt gij het dan goed, dat men in onze Kerk de stoutste ontkenningen van al wat heilig en waar is, straffeloos voorbijziet en duldt, als menschelijke instellingen en reglementen maar worden gehouden ?

Aan mij, onwaardige, zoo ver beneden U allen staande, valt door Gods genade de eere te beurt, openlijk en ronduit hier in Uwe vergadering het te belijden: i> Ik kan dit niet!" Gods dierbaar Woord gaat bij mij boven, en al, wat tegen dat Woord ingaat of boven dat Woord zich plaatst, verfoei ik tot in het diepst mijner ziel. Ik beschouw mij dus als lid der Ned. JHerv. Kerk; doch aanvaard hare tegenwoordige Organisatie 1816/52 niet. Vandaar dan ook, dat ik het thans, als mijne innige overtuiging, zonder aarzelen uitspreek:

„dat de Synodale Organisatie, in 1816 aan onze Kerken opgelegd, is gebleken onbestaanbaar te zijn met de erkeniiing van Jezus Christus als haar Hoofd en Koning, en dat van de afwerp ing van zoo heilloos juk onder de werking des Heiligen Geestes_ redding en herstelling uit onzen diep ellendigen kerkdijken toestand is te wachten, ”

En nu moet mij een woord van smartgevoel over de lippen; hierover, dat door U in de mij voorgelegde vragen juist de nadruk wordt gelegd op deze Organisatie en hare verordeningen, terwijl er van onderwerping aan Gods Woord en handhaving der belijdenis onzer dierbare Kerk geen woord gesproken wordt. Dit smart mij voor U, daar de zaak, mocht gij mij feitelijk ontslaan, weldra in hooger ressort van den Oppersten Rechter zal gebracht worden, wiens rechtvaardige uitspraak ik voor mij zonder vrees afwacht.

Ik zal dus al het mogelijke doen om den bloei der Ned. Herv. Kerk te bevorderen, zooals ik tot nog toe gedaan heb met mijne zwakke krachten, die de Heere daarvoor wilde gebruiken. Maar ik acht mij gelukkig, dat ik U niet kan beloven die verordeningen van de Kerk, die strijden tegen het Woord van God, op te volgen. God verhoede, dat ik dit ooit zou doen! Ik kan niet anders. God helpe mij. Amen!

Maar is het nu, na het beantwoorden uwer vragen, mij op mijne beurt geoorloofd U eene wedervraag te doen: yWaarom word ik ontslagen? ”

Ligt het aan mijn onderwijs ? — Neen, want Regenten spraken voortdurend, zelfs nog onlangs, hun gunstig oordeel en hun bijzondere tevredenheid daarover uit. Overtreed ik de bepahngen mijner Instructie? — Neen, want nog nooit hebben Regenten mij gedurende mijn meer dan vijfjarigen arbeid op eenig verzuim gewezen. Aan deze Instructie toch heb ik mij tegenover mijne Regenten te houden. Hierop toch komt het aan, dunkt mij. Ik kom dus tot het besluit, dat mijn ontslag om geen andere reden kan ingediend zijn, dan omdat ik bij de Doleerende Gemeente alhier ter kerk ga.

En hiermede eindig ik, doch niet, dan nadat ik ten slotte voor U allen het volgende heb verklaard en geconstateerd:

»Word ik ontslagen, dan is dit feit niet te loochenen, dat Regenten uwer scholen een onderwijzer, voor wien het heilig Woord van God, en dat Woord zuiver en geheel, regel en richtsnoer is bij al zijn arbeid,

uitwerpen en afzetten.”

Met de erkenning van persoonlijke zware schuld aan al de zonden, zoovele jaren lang in de Kerk gepleegd, en met de bede, dat de Kerkeraad, geroepen en verplicht recht te doen i naar Gods Woord, overeenkomstig de belofte, bij de bevestiging in de gemeente afgelegd, ook in de beslissing omtrent mij aan deze zijne roeping door Gods genade trouw mag bevonden worden, noem ik mij met verschuldigde-achting, Eerw. Heeren,

Uw Dw. Dienaar,

J. A. WIJNVELDT, Hoofd der Mollschool.

En na dit kloek, met de vrijheid van een Christenmensch gegeven, antwoord, volgde reeds den 20 October de afzetting in dezer voege:

Aan den Heer J. A. WIJNVELDT. Heil den Lezer !

De algemeene kerkeraad der Ned. Herv. Gem. te 's-Gravenhage besprak in zijn jongste vergadering uw schrijven van 15 Oct. j.l., waarin het antwoord vervat is op de twee vragen, den 8 Oct. j.l. door den Kerkeraad tot u gericht.

Uit dit schrijven bleek hem ten duidelijkste, dat gij wel meent U nog te mogen beschouwen als lid der Nederl. Herv. Kerk, maar dat gij zeer beslist hare tegenwoordige Organisatie verwerpt. Immers gij schijft, dat die Organisatie »gebleken is onbestaanbaar te zijn met de erkenning van Jezus Christus als haar Hoofd en Koning” ;

dat »van de afwerping van zoo heilloos juk" door U «redding en herstelling uit onzen diep ellendigen toestand verwacht wordt” :

en eindelijk, dat gij de. kerkelijke besturen »onschriftuurlijk, tegen Gods Woord strijdende acht, zoodat zij geen recht van bestaan hebben.

De kerkeraad begrijpt uit die pertinente verklaring, welke valsche verhouding het is, indien Gij van hem, wiens »recht van bestaan" gij niet kunt erkennen, eenig mandaat blijft vervullen, en ziet zich dus in de droeve noodzakelijkheid gebracht het voorstel van Heeren Schoolregenten te bekrachtigen, om U tegen

I Januari 1889 eervol ontslag te geven als onderwijzer aan de Ned. Herv. Diakonie-Mollschool.

Hij doet het met diep leedwezen in de overtuiging, dat alles beproefd is om U van Uwe dwaling terug te brengen; ja met groote smart, omdat hij u niet alléén nooit belemmerd heeft den Heer Jezus in Uwen arbeid onder de kinderen te dienen, maar U juist daartoe zooveel had toebetrouwd, opdat gij Zijn heiligen naam onder de kinderen zoudt groot maken.

In zijnen naam.

w. g. F, VAN G. GiLDEMEESTER, Fraeus.

» E, W. HEINECKEN, h. t. Scriba.

Ook de loop dezer zaak smart ons.

Om billijk te zijn ontkennen we niet, dat zulk een Synodale kerkeraad op zijn hiërarchisch standpunt wel in een moeilijk parket geraakt; en zelfs geven we toe, dat de toestand voor hem onhoudbaar zou worden, zoo de onderwijzer zijn school als propagandamiddel tegen den Synodale» kerkeraad gebruikte.

Zoolang echter over zulk een propaganda geen klachte viel, zou o. i. zulk een kerkeraad van hooger zin en rijper bezonnenheid hebben blijk gegeven, bijaldien hij zich van zoo harde en parate executie ontr houden had.

Ook vroeger immers kwam het herhaaldelijk voor, dat onderwijzers, die b.v. tot de Christ. Geref. kerk behoorden, op zulke scholen werkten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 november 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Ook te ’s-Gravenhage

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 november 1888

De Heraut | 4 Pagina's