GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een gestoorde biddag.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een gestoorde biddag.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De hooge overheid des lands heeft den sden Maart 1723 een biddag uitgeschreven. Aan alle plaatsen des lands, waar leeraren zijn, gaan deze voor in den gebede, nadat zij een ernstige predikatie gehouden hebben. Wij zetten ons onder het gebed van een dezer leeraren, met name Ds. Van Lunen. 't Is een middag godsdienstoefening. De tekst is afgelezen. Bij Jeremia 4 : 4 wordt de aandacht der gemeente bepaald. De verklaring, die ons voorgelezen wordt, is duidelijk, al had zij wel iets korter kunnen wezen. Nu komt de leeraar aan de toepassing en wijst op den ernst der profeten in het vermanen van de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem, en herinnert ons, dat ook ons dezelfde ernst past. Zelf gaat hij voor en begint met de bestraffing van de zonden des lands. Onder wat hij gispt, behoort, wat dien morgen, ja eiken Zondag gebeurd is, dat verscheidene menschen de keik uitliepen na het sluiten der predikatie. »Kunt gij, '' zoo vraagt de leeraar, »op een dag van vernedering als deze, niet zoo lang in de kerk blijven, totdat het gebed gedaan, de psalm gezongen, en de zegen uitgesproken is, daar toch de meesten uwer geen reden van noodzakelijkheid hebben of zouden kunnen bijbrengen; want gij gaat buiten toch staan kijken? '' Ons valt ook op, wat de dienaar van de hoererij zegt. De zeden zijn verachterd. Zij is de gemeene zonde en boosheid des harten, en dat zij zoo veelvuldig voorkomt, bewijst, dat men den Heere niet besneden is, maar nog in de voorhuid des harten is. Vooral de jonkheid koestert deze zonde zoo, dat de meeste bruiden hoeren zijn. Doch niet alleen bij jeugdigen van jaren komt zij voor, ook bij bejaarden.

Voorts noemt Ds. Van Lunen onder de volkszonden, dat het recht geen recht schijnt te zijn, zoodat onnoozele menschen, die zichzelven niet weten te verdedigen en geen genoegen krijgende, noodiger achten hunne actie aan de armen over te geven, daar die nog voordeel daarvan kunnen genieten.

Daarna hooren wij hem de traagheid in den godsdienst geeselen. »De hooge overheid, " zoo spreekt hij, »roept tot vernedering en belijdenis van 's lands hooggaande zonden, en toch achten velen het genoeg eens onder het gehoor te komen. En als men zegt, dat de jongen de ouden niet verbeteren, neemt men zulks nog kwalijk.../'

»Is dat prediken? Zwijg stil met zulk prediken!" — klinkt het onverwachts na de laatstgesproken woorden uit de bank der schepenen. Het is de heer Van Bueren, die zijn ongenoegen over de predikatie op zoo luidruchtige wijze uitspreekt. Predikant en gemeente ontstellen. Doch de eerste komt spoedig op zijn verhaal en vraagt: »Wat zegt gij, mijnheer? " — »Ik zeg, dat gg zwijgt met zoo te prediken, " herhaalt de schepen. Maar de leeraar geeft geen kamp. »Zwijgt gij; ik wil niet zwijgen, gij moet zwijgen!" roept hij. De heer Van Bueren is echter hiermee niet tevreden. Hij is rood van kwaadheid, slaat met zijn hand op de lessenaar van zijn bank en stoot uit: »'t Is genoeg, man ! Ik zal u morgen verklagen bij de staten." — »'tls goed, " herneemt de weinig zachtzinnige leeraar, »ik zal ook gaan klagen bij de staten en zal daar veel eerder wezen dan gij." Hierop wendde hij zich van de schepenenbank af met de woorden : „Ik dacht wel, dat

het uit dien hoek waaien zou. Toch is 't brutaal, dat zoo een spreekt, die nog geen attestatie heeft ingebracht en geen lidmaat dezer gemeente is. Hij staat als een Simson, meent hij."

Ondertusschen zijn de menschen van hunne plaatsen gevlogen, omdat zij voor eenig onheil vreezen. Maar Ds. Van Lunen vermaant stille te zijn, opdat hij voort kunne gaan met zijne predikatie. Hij maant de gemeente af van zoodanige verharding tegen het Woord, bidt haar, de voorhuid des harten weg te doen en zich den Heere te besnijden, »opdat des Heeren toorn niet over ons kome. Amen."

' De predikatie heeft uit. De doop wordt bediend. Daarna volgen het gebed en de zegen. De gemeente verlaat haar bedehuis; niet kalm echter. Den ganschen dag is de stoornis der kerk het gesprek van den dag. Van Lunen's bitterheid wordt evengoed gelaakt als Van Bueren's verharding. Daar zijn echter ook biddenden, die den Heere sroeeken deze ergernis uit zijne kerk weg te nemen, te verbreken wat hoog staat, te verzoenen wat gescheiden is, Boete voor de zonden des volks is de grondtoon van meer dan éen gebed van het treurend Sion. — De staten hebben nooit iets van de zaak vernomen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 april 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Een gestoorde biddag.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 april 1889

De Heraut | 4 Pagina's