GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Tot ons leedwezen moeten we nogmaals

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tot ons leedwezen moeten we nogmaals

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

op het incident-Hoedemaker terugkomen.

Cicero was een Iieiden, en hoe oordeelde Cicero voor reeds 18 eeuwen in zijn heidensche omgeving over het geschil in quaestie .•• Ook hem was het overkomen, dat een vriend, die eerst op intiemen voet met hem stond, en met wien hij daarna breken moest, later hetgeen onder vrienden verhandeld v/as, tegen hem zocht uit te spelen.

En wilt ge nu hooren, met wat manlijken toorn Cicero dit afkeurde en brandmerkte, lu'ster dan: „At etiam litteras, quas me sibi misis-se diceret, recitavit homo et humanitatis expers et vitae communis ignarus. Quis enim umquam, qui paulum modo bonorum consuetudinem nosset, litteras ad se ab amico missas, offensione aliqua interposita, in medium protulit palamque recitavit.'' Quid est aliud toUere ex vita vitae societatem, tollere amicorum conloquia .•"' Ge vindt deze v/oorden in Cicero's Philippica IT, § 7, en voor wie ze niet in het Latijn verstaat, mogen ze hier in vertaling volgen: „Maar tot zelfs zekere brieven, die hij voorgaf vroeger van mij ontvangen te heb • ben, heefc hij ter publieke kennisse gebracht, en zichzelf daardoor gebrandmerkt als een man, die geen besef van humaniteit heeft en toont de eerste eischen der welvoeglijkheid niet te verstaan. Wat man toch, die ook maar eenigszins in de usantiën van de rechtschapen lieden was ingewijd, zou er ooit toe gekomen zijn, om brieven, hem als vriend toegezonden, later, nadat hij met zijn ouden vriend in onmin was geraakt, ter kennisse van het publiek te brengen.' Gevoelt men dan niet, hoe zulk bedrijf, kon het gebillijkt worden, aan allen vertrouwelijken omgang den doodssteek zou toebrengen, en alle vrijheid van zielsuiting onder vrienden zou vernietigen? " Tot dusver Cicero.

Toch is, wat aan schrijver dezes van de zijde van Dr. Hoedemaker overkwam, van nog erger natuur.

V/ie toch een brief van een vroeger vriend publiek maakt, laat hem ten minste den waarborg, dat hem niets worde toegedicht, wat hij niet gezegd had.

Maar Dr. Hoedemaker gaat veel verder.

Hij deelt geheele samenspraken mede, waarbij hij zelf formuleert, hoe hij zich inbeeldt dat zijn „oude vriend" Z021 gesproken hebben; en waarbij uiteraard elke waarborg voor de juistheid van^ijn beweren ten eenenmale wegvalt.

Ja, alsof het nog niet genoeg ware, laat Dr. Hoedemaker thans doorschemeren, dat hij den laatsten tijd, vóór zijn breuke met Dr. Kuyper, de gewoonte had, om, thuis gekomen, , ., de meest belangrijke gesprekken onmiddellijk woordelijk op te teekenen; " en hij voegt er bij, dat hij dit deed „wel wetende wat de uitkomst van de kerkelijke beweging", zoo Dr. Kuyper niet naar hem luisterde, voor de onderlinge vriendschapsverhouding zijn moest.

Derhalve, Dr. Hoedemaker sprak keer op keer met Dr. Kuyper. Die saamspreking was geheel openhartig en intiem, gelijk het onder vrienden past. Maar onderwijl Dr.

Kuyper argeloos zich uitsprak, spitste Dr. Hoedemaker zijn ooren, maakte thuis gekomen van het gesprek proces-verbaal op, en deed dit met het oog op mogelijke eventualiteiten.

Hier bezit onze taal geen naam voor. Alleen merken we op, en dit is noodig. dat een proces-verbaal van een gevoerd gesprek, dat na afloop van het gesprek

door een der twee saamsprekers is opgeteekend, alleen dan waarborg van echtheid bezit, als het door den tzveeden mee gelezen, goedgekeurd en geteekend is.

Hoe Dr. Hoedemaker er dan ook toe komt, om te durven schrijven, dat hij zulk een gesprek woordelijk opleekende, gaat ons begrip te boven.

Waarlijk hij kon van de dagblad-reporters goud verdienen, als hij hun ddt kunstje eens leerde.

Dit noopt ons dan ook tot de verklaring, dat het door Dr. Hoedemaker kwansuis woordelijk medegedeeld gesprek, door den man wien het aangaat hiermede openlijk gewraakt wordt.

Noch in zijn geheel, noch in zijn deelen wordt het door schrijver dezes ook maar van verre voor authentiek erkend. j|ieruit volgt echter geenszins, dat we ook voortaan op verdere schending van vroegere vriendentrouw, waaraan Dr. Hoedemaker zich mocht willen schuldig maken, hem te woord zullen staan.

Er volgt onzerzijds geen woord meer over.

Indien twintigjarie^e vriendschap, ook waar men ter wille van zijn overtuiging breken moet, geen waarborg oplevert tegen dergelijke velleïteiten, dan omsluiert men in droefenisse het aangezicht, en zwijgt.

Reeds het rnededeelen van een brief wierd door een heiden als Cicero zoo onbarmhartig gebrandmerkt.

En hier worden niet maar brieven, maar gesprekken opgehaald.

Gesprekken, waarvan achter Dr. Kuypers rug om, opteekening is gehouden, met het oog op de breuke die stond te komen. o, Tempora, o Mores! En dat onder Christenen! Eilieve, waar gaan we toch heen!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 juni 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Tot ons leedwezen moeten we nogmaals

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 juni 1889

De Heraut | 4 Pagina's