GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

VOOR WEETGRAGE LEZERS.

We hebben een tijd geleden eens gesproken over de hoeveelheid woorden die een taal bevat, en ook meer dan eens er over gepraat, dat onze taal bijzonder rijk is in woorden en uitdrukkingen.

Evenwel, dit moet ons nu met doen denken, dat we daarom niets te wenschen of te begeeren meer zouden hebben, 't Is heel anders, 't Is daarmee als met rijke menschen.

Allen bezitten veel; maar de een dit, de ander dat.

Als wij over rijkdom of over armoe van een , iaal spreken, moeten we wel letten op twcg

dingen, nl. op rijkdom in vormen en rijkdom van woorden en tiitdrukkingen.

Wat nu het eerste betreft, staan wij en alle Germaansche en Noorsche volken vér ten achter bij de zuidelijke. Franschen en Italianen hebben in dit opzicht boven Engelschen of Nederlanders veel voor.

Alle lezers hebben b. v. wel eens een werkwoord vervoegd, d. w. z. de verschillende vormen opgegeven die een werkwoord aannemen kan. Nemen we, om iets te noemen, het werkwoord spreken, dan krijgen we:1. spreken, 2. sprekende, 3. gesproken, 4. spreek, 5. spreekt, 6. sprak, 7. spraakt, 8. spraken, en als men wil nog: preke, sprake.

In 't geheel dus een 10 vormen op zijn hoogst.

In 't Engelsch is 't evenzoo ; of wel zijn er nog minder.

In 't Fransch daarentegen heeft hetzelfde werkwoord zoowat 40 vormen. In 't Latijn nog weder meer en in 't Grieksch is 't getal al weder grooter.

In onze taal heeft een naamwoord meest, wel beschouwd, slechts 2 of 3 vormen (naamvallen). In andere talen ongeveer twaalf.

Gij ziet dus wel, vrienden, dat we in rijkdom van vormen niet vooraan staan. Voor menigeen is dat, of hij 't weet of niet, een uitkomst. Want een Engelsch of een Npderlandsch werkwoord kan iedereen nog wel leeren; een Fransch is een heele kluif voor sommigen; en aan een Grieksch werkwoord is voor misschien de meeste menschen maar 't best niet te beginnen.

Maar ook zelfs de knapste heeft met die vormenrijkheid heel wat te doen. Wie er niet aan gewoon is loopt als in een harnas, en als men de keus heeft, dan is de tweede soort van rijkdom zeker ver te verkiezen boven de eerste. Daarover een volgenden keer.

DE ONVERAVACHTE VRlEiVD.

Ruim 20 jaar nu geleden vertrok een jongeling van hier naar Amerika. Hij ging daarheen zonder noodzaak, want het ontbrak hem niet aan het noodige om hier te leeren. Doch hij wilde »vrij wezen, " zooals hij 't noemde, dat wil zeggen : hij wilde leven naar het goeddunken van zijn booze hart, ver buiten het, oog van zijn vrome ouders en vrienden, die hem vermaanden den Heere te zoeken en zijn hart niet te schenken aan de dingen dezer wereld.

De jonkman dan vertrok naar Amerika. Eerst bezocht hij eenige groote steden, doch daar beviel het hem spoedig niet meer.

Hij wilde vrij zijn, zoodat niemand op zijn doen en laten kon letten. Daartoe nu, zoo verbeeldde hij zich, was het best dat hij zich begaf naar het verre Westen, waar de menschen nog hier en daar verspreid woonden. Temeer wilde hij daarheen, omdat zulke streken nog geheel nieuw voor hem waren en hij meende dat hij daar 't veel aangenamer hebben zou dan in de dichtbevolkte, dompige steden.

In dien tijd liepen er naar het verre Westen van Noord-Amerika nog weinig spoorwegen.

Wie de streken aldaar wou doorkruisen, moest het op zijn voeten afdoen of, wat beter was, op een wagen of te paard Onze jonkman, die een goed ruiter was, verkoos het laatste.

Hij liet zich door den spoortrein zoover mogelijk brengen en besteeg toen een flink paard om daarmee het land in te gaan.

't Zag er daar voor iemand die nit Europa kwam vreemd uit. Een uitgestrekte vlakte, hier en daar begroeid, lag voor hem. Er was geen weg; dus kon hij zijn paard laten loopen waar hij wilde. Dat was nu zeker heel vrij, maar toch ook wel wat lastig, wijl men groote kans liep te verdwalen. Vooreerst echter dacht onze ruiter daar minder aan. Hij reed voort door de eenzaamheid en gebruikte nu en dan iets van den goeden voorraad levensmiddelen die hij bij zich had.

Toen het echter eindelijk tegen den avond liep, vroeg hij zich af: Waar zal ik den nacht doorbrengen? " Hij zag om en uit, maar't waren niet dan boomen en struiken overal. Geen woning was te zien en toen eindelijk de donkerheid hem 't voortreizen belette, moest onze vriend wel besluiten den nacht in de open lucht door te brengen. Hij wikkelde zich in een deken en legde zich ter rust. Toen hij den volgenden morgen opstond, moest hij echter erkennen, dat de nacht zoo door te brengen beter voor een paard dan voor een mensch is. Hij gevoelde zich niet juist verkwikt en haastte zich verder, in de hoop een woning te bereiken.

{Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juli 1889

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juli 1889

De Heraut | 2 Pagina's