GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE ONVERWACHTE VRIEND.

II.

Dien dag zette onze jonkman den tocht voort, doch ook nu waren het slechts onbebouwde en onbewoonde streken, die hij aantrof; wellicht een gevolg daarvan, dat hij meer dwaalde dan voortkwam.

Tegen den middag bespeurde hij twee ding­

en. Ten eerste, dat zijn mondvoorraad genoegzaam op was, ten tweede dat er in de verte iets naderde. Het eerste deed hem juist geen genoegen; wat het laatste betreft, 't bleken weldra twee mannen te zijn, en onze vriend verheugde zich, eindelijk weder eens menschen te zien, en reed aanstonds op hen toe.

Toen hij echter dichtbij kwam, kreeg hij spijt maar niet dadelijk rechtsomkeert te hebben gemaakt, en hun zoover mogelijk te zijn ontweken. De mannen namelijk zagen er allerongunstigst uit. Zij waren haveloos in de kleeren, hadden een woest voorkomen, en geleken in allen deele op struikroovers, zooals onze vriend die wel eens op een prentje had gezien. Intusschen er viel thans niet meer aan te doen, en zoodra de twee dichtbij waren, riep hij hun toe en vroeg of ze hem ook den weg konden wijzen naar het naaste dorp of de dichtstbijgelegen stad.

Tot eenig antwoord bleven de mannen staan, namen den vreemdeling en zijn paard nauwkeurig op, en deden toen als wilden zij verder gaan.

Onze vriend begon nu te bedenken, dat zij hem misschien niet verstaan hadden. Hij had Engelsch gesproken, maar hij wist dat er ook vele andere talen in Amerika gebruikt worden. Ongelukkig verstond hij echter niets dan het Nederlandsch — zijn moedertaal — en een weinig Engelsch. Er bleef dus niets over dan te beproeven den mannen door teekens te beduiden wat hij wenschte te weten. Dat ging nu juist niet gemakkelijk. Doch 't zij dat de mannen van de woorden, die onze vriend gebruikte, meer verstonden dan zij lieten merken, of hoe dan ook, hij kwam ten slotte te weten, dat hij, in westelijke richting gaande, ten slotte wel een huis of boerderij zou aantreffen. Met deze kennis verrijkt, trok de jonkman voort..

't Liep tegen den avond, toen de ruiter tot zijn groote blijdschap iets ontdekte, dat op een gebaand spoor of pad geleek Hij volgde het, en vernam weldra het blaffen van honden, gevolgd door 't geluid van voetstappen. Een klein planken huis vertoonde zich aan zijn blik; in de deur bespeurde hij de gestalte van een man, die er al even onguustig en haveloos uitzag als de twee, welke hij dien middag had ontmoet.

De jonkman sprak den vreemdeling in het Engelsch aan, en tot zijn groote blijdschap scheen de ander althans op dit punt beter dan de twee anderen.

»Kan ik hier van nacht blijven ? " vroeg hij.

»Ja, " was 't antwoord.

»En hebt ge ook wat te eten voor mij ?

Ik zal voor alles betalen".

»Natuurlijk, " sprak de ander met een lachje, dat juist niet vriendelijk was; »kom binnen !'' De reiziger sprong van 't paard, dat door zijn gastheer gebracht werd naar een soort van schuurtje of stal achter het huis, waar gras in overvloed lag. Toen traden beide het huis binnen.

Aanlokkelijk zag er dat nu juist [niet uit.

't Was veeleer een hut, ruw en armelijk uit planken en balken getimmerd; menschen, honden en kippen hadden 't zelfde verblijf, doch de jonkman dacht: hierna beter, ik ben althans onder dak en krijg wat te eten.

Nu dat was ook zoo. De huisheer deed eenige vruchten, die op aardappelen geleken, in een ijzeren pot, goot er water op, voegde er zout en esn zeer groot stuk vleesch bij, en zette toen alles te kook op een vmir, welks rook ten deele de kamer vervulde, op 't welk hier echter minder wierd gelet. Na een uur was de maaltijd gereed en zett'en zich J)eide aan tafel, terwijl de honden gezellig om hem heen plaats namen. Wat nu werd voorgediend was een soort van soep, om welke smakelijk te vinden iemand grooten honger moest hebben, wat gelukkig met den reiziger althans 't geval was.

Men at uit denzelfden schotel, en wat overbleef werd door ds honden schoon opgelikt.

»Nu zult ge wel willen slapen, ' sprak de gastheer, die overigens niet van veel praten scheen te houden. „We doen dat hier op den grond, maar bladeren en stroo zijn een goede ligging; en ik heb niet beter." i3e vreemdeling moest nemen wat hem geboden werd. In een hoek strekte hij zijn vermoeide leden uit, doch 't was hem in 't eerst onmogelijk, hoe afgemat hij ook zijn mocht, den slaap te vatten.

Allerlei gedachten woelden hem door 't hoofd, terwijl hij daar lag in de duistere hut, tien schreden verwijderd van een man, dien hij volstrekt niet kende of vertrouwde, en in't gezelschap van honden en ander gedierte. Was 't wonder dat hij zich afvroeg, of hij niet zeer verkeerd en dwaas had gedaan, met zulk een ^vrijheid" te zoeken. Hoeveel beter was het dan in zijn eigen land, onder vrienden ! En misschien voor 'teerst in zijn leven rees uit het hart van de jongeling een waar gebed op, dat de Heere God hem bewaren mocht op deze eenzame, vreemde plaats, waar hij zich ver van veilig achtte. Daarna sliep hij in, en ontwaakte eerst, toen de zon reeds eenige uren geschenen had.

In 't eerst wist onze vriend niet recht waar hij zich bevond, doch weldra bezon hij zich, en herinnerde zich wat er was voorgevallen.

Hij zag rond. Van de honden zoomin als van hun meester was iets te bespeuren. Haastig sprong hij op en ijlde naar buiten. Daar stond zijn gastheer en tuurde over de vlakte.

»Goeden morgen!" riep onze reiziger hem toe; »ik kom eens mijn paard verzorgen.

Maar — waar is het? " »We hebben het, naar 'k meen, gisteren daar gebracht", sprak de ander op de schuur wijzend.

»Ja, maar 't is er niet'', was 't antwoord.

»Dan is het zeker van nacht gestolen", sprak de man kalm; »zoo iets gebeurt hier wel meer.'

{Wordt vervolgd.)

UIT.

Op zekeren winteravond schelde een welbekende landlooper aan een heerenhuis op een buitenplaats. De knecht deed open en den zwerver ziende, die meestal weinig goeds uitvoerde, vroeg hij: »Wat wilt gij ? " »Ik wou ragnheer spreken, " was 't antwoord.

»Die is uit."

»Nu, dan mevrouw, " hernam de landlooper.

„Die is ook uit."

»Laat mij dan ten minste in de keuken, om mij even te warmen bij het vuur."

»'t Spijt me, " sprak de knecht kortaf, »maar dat is ook uit."

En meteen wierp hij de deur voor den indringer dicht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juli 1889

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juli 1889

De Heraut | 2 Pagina's