GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Niet zonder klimmende ingenomenheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet zonder klimmende ingenomenheid

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

voltooiden we de lezing van het Rapport der Christelijke Gereformeerden over de Concept-acte.

Ontwerpers van dit Rapport waren de heeren J. H. Donner, J. van Andel, A.

Littooy, M. Noordtzy en H. Bavinck, en ze zett'en zich tot hun taak in opdracht van de Kampensche Synode.

Deze Synode besloot {waarom is ons nog altoos een raadsel) een Concept-acte van vereeniging, die bij Utrecht op verzet stuitte, toch aan eene stemming der kerken te onderwerpen.

Dit kon niet zonder een woord van toelichting.

En nu wierd aan bovengenoemde heeren opgedragen, dit woord van toelichting voor de kerken in gereedheid te brengen.

Partijdig was de Commissie waarlijk niet gekozen.

Eer gaf de Synode drie van de vijf stemmen aan mannen, die zich bereid hadden verklaard met de Utrechtsche broederen op den weg der onverminkte Conceptacte meê te gaan. Het waren de broederen Van Andel, Noordtzy en Bavinck. En met deze drie deputeerde zij slechts twee besliste tegenstanders van de oorspronkelijke Concept-acte, t. w. de heeren Donner en Littooy.

Aan heel dit Rapport is het dan ook aan te zien, dat het niets minder is dan een strijdschrift. Het wil in den vollen zin des woords een toelichting zijn, en is dit dan ook.

Op hoogst kalme wijze toch worden in dit rapport de gebeurtenissen, die achter ons liggen, zonder één bitter woord, en met kloeke waardeering ook van anderer bedoelen, kortelijk geresumeerd. Daarop worden, helder en beknopt, de geschilpunten uiteengezet, en voor elke der twee strijdige zienswijzen het voor en tegen op tamelijk objectieve wijze meegedeeld. En eindelijk wordt niet alleen goede practische raad gegeven voor het geval, dat men tot afwerping van het Reglement van 1868/9 wilde overgaan, maar ten slotte nog een ernstige poging gewaagd, om, ook waar verwerping van dit omgewerkt Concept wordt tegemoet gezien, nog altoos een achterdeurtje voor mogelijke hereeniging open te houden.

Voor deze wijze van uitvoering bieden we der Commissie onzen dank.

Na zooveel wanklank, als sinds Kampen ons broederlijk gehoor weer kwetste, deed het aangenaam aan, hier nogmaals denbezadigden ernst en den broederlijken zin aan het woord te hooren komen.

Zoo zal dit Rapport gunstig op de stemming der gemoederen werken. Het zal den strijd verheffen. Uit de laagte der kerkistische velleïteiten zal het ons weer opvoeren tot den nobelen strijd der beginselen.

En als het gebod des Heeren, dat we één zijn moeten, bij dien meerderen ernst, weer meerder vat op de conscientiën krijgt, mag men zich goede dingen beloven, althans in een tamelijk verre toekomst.

Voorshands toch, dat merkt men aan alles, beschouwen de geachte Rapporteurs de zaak eigenlijk als afgedaan.

Ze laten toch niet onduidelijk doorschemeren, dat ze verwerping van deze omgewerkte Concept-acte tegemoet zien; en evenmin verhelen ze zich, dat men, ook al nam de meerderheid der kerken haar aan, nog geen stap verder zou zijn. Immers, als het op vereeniging aankomt, baat het niet of ge de kerken al stemmen laat over een voorstel, dat op één der beide Synoden was goedgekeurd. Doel kon zulk een stemming alleen dan treffen, als het besluit vooraf door beide Synoden voorloopig was gesanctioneerd.

Op de vergunning die Kampen gaf, om desnoods tusschentijds een buitengewone Synode saam te roepen, zinspelen de Rapporteurs dan ook zelfs niet. Eer openen ze geen ander uitzicht, dan dat eerst over twee jaren de zaak weer Synodaal zal kunnen behandeld worden.

En zelfs van die dan dagende Synode verwachten ze, en terecht, nog geen beslissende stappen, overmits de groote daad van deze eerste Synode wel zal moeten zijn, om de Christelijke Gereformeerde kerken zelven uit de impasse uit te leiden, waarin men zonder kwaad te bedoelen of te vermoeden door het Reglement van 1868/69 inliep.

Daarheen schijnen dan ook de Rapporteurs het te willen heensturen, dat eerst de zaak van het Reglement in orde kome.

Ze zien zelven in, dat het Reglement van 1869 een faux pas was, en aarzelen niet den kerken den weg te wijzen, om aan de gevolgen van dit kwaad te ontkomen.

Reeds dit echter zal, naar hun voorstelling, tamelijk veel tijd vorderen, en eerst van de uitkomst, waartoe men alsdan zal geraken, zal afhangen, wat dan verder voor mogelijke hereeniging met de andere Gereformeerde kerken te doen zij.

En nu is het zeer wel mogelijk, dat een weg worde ingeslagen, die de hereeniging als van een leien dakje zal doen loopen, maar het is ook mogelijk, dat men een pad kiest, waarop we elkaar nog moeielijker zouden vinden.

Dat moet dus eerst afgewacht.

De nieuwe toestand moet zich eerst teekenen. Men moet eerst over en weer weten, waar men aan toe is.

En dan eerst, als men weet in welke nieuwe verhouding deze kerken tegenover de Kerkenordening van 1619 en de Regeering zullen treden, zal men onzerzijds kunnen beoordeelen, in hoeverre saamgaan voor de toekomst mogelijk zal zijn.

komst mogelijk zal We hebben dus tijd.

Althans een twee a drie jaren zullen voorbijgaan, eer men weer aan ernstige pogingen denken kan, om die afgebroken onderhandelingen weer op te vatten.

En dat is misschien dan ook maar het best.

Onzerzijds is er nu een poging gewaagd, om terstond, om bij den eersten gloed der opgewekte liefde, nog toen het ijzer heet was, de twee staven saam te smeden.

Hiertoe noopte, ja, dwong ons ons standpunt.

Wie toch de Kerkenordening van Dordrecht aanvaardt, kent geen andere meerdere vergaderingen, dan waartoe alle Gereformeerde kerken toegang hebben. Meerdere vergaderingen van een groep kerken, met uitsluiting van een andere groep, kent onze Kerkenordening niet. Zoodra de Belijdenis één is, moet men ook saamkomen.

Hierdoor was onze houding en gedragslijn ons voorgeschreven. Wij moesten op saamvergaderen aandringen.

Dat deze poging nu mislukt is, smart ons wel, maar we kunnen er niets aan veranderen.

Wij waren vrijer, omdat geen verleden ons bond; maar de broederen aan de overzij hadden een halve eeuw en meer historie achter zich liggen, en waren daardoor minder vrij in hun beweging.

Goede wil was er bij velen, maar de stroom van bezwaren en bedenkingen was hun te machtig.

Het is daarom al veel gewonnen, dat ze op het hoofdpunt thans zelven het bedenkelijke Van den toestand inzien, en er op

bedacht zijn ten deze betering aan te brengen.

Laat men de Christelijke Gereformeerde kerken onzerzijds bij dit moeilijk proces niet storen.

Zij hebben thans een ernstige en hache^ lijke taak te volvoeren, en niets zoozeer als het concentreeren van hun beste krachten is thans noodig, om deze taak tot een goed einde te brengen.

Hoe minder wij ons daarin mengen, des te beter.

Laat onze broederen dezen arbeid en familie afdoen.

En dan eerst, als het fatale Reglement van 1869 eenmaal de wereld uit zal zijn, laat hen ons dan eigener beweging zeggen, wat zij alsdan van ons verwachten.

Dan, maar ook dan eerst, zal aan onze kerken weer de beurt van spreken zijn. God geve, dan met een beteren uitslag! In het eerst kon het niet anders, of wij, als de jongst opgetredenen, moesten het intiatief nemen. Dat eischte onze verhouding tot de Dordtsche Kerkenordening, en ook de noodzakelijkheid, om te toonen dat we gaarne de minsten waren.

Maar thans is dit anders.

Thans staat het gelijk, en rust op hen, als de ouderen de plicht, om den weg te banen; en de lezing van dit Rapport laat wel den indruk achter, dat iets van dien plicht nu reeds gevoeld wordt.

En dan zullen er wel drie, misschien vier jaren verloopen, eer beide groepen van kerken eindelijk komen tot wat Gods Woord en de Kerkenordening gebiedend eischen; maar deze jaren zullen daarom niet verloren zijn.

Juist door dat rekken van den tijd, zal veel gevoeligheid afslijten. Men zal zich over en weer meer aan het denkbeeld van saamleven gewend hebben. Er zal beter waardeering van het wederzijdsch bedoelen komen. En de altoos nijdige vrees van door de wederpartij beet te worden genomen, zal voorgoed uit de harten der broederen wijken.

Alles wel gewikt en gewogen zijn we dus met het verkregen resultaat nog niet zoo onvoldaan.

Had men in dit Rapport tot de kerken gezegd : „Uw Reglement is kostelijk, maar offert het om der broederen wil opl" dan zouden we gewanhoopt hebben.

Maar nu het Rapport integendeel zegt: „Uw Reglement is in geen gevdl houdbaar.

Zoo het al niet weg kan, moet het toch in elk geval in zijn beginselen gewijzigd.

En dit raden we u, niet om der broederen wil, maar ter wille van uzelvenl" — nu hebben we goeden moed.

Nu het Reglement valt, niet als ofïer ons gebracht, maar als maatregel van zelfbehoud, wordt de zaak gezond.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Niet zonder klimmende ingenomenheid

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1889

De Heraut | 4 Pagina's