GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelijk men weet "overleed dezer dagen te Groningen de weduwe van den overleden leeraar Ds. De Cock van Ulrum.

De heeren Ds. Munnink, Ds. A. Brummelkamp Jr. en H. Renting plaatsten daarover in de Bazuin dit stuk, dat we met sympathie overnemen:

Ia den vroegen morgen van Dinsdag 24 Sept. jl. ontsliep te dezer stede, in den gezegenden ouderdom van ruim 86 jaren, Mevr. de Wed. Poelman, vroeger Wed. van wijlen Ds. H. de Cock, den eersten leeraar onzer vrijgemaalrte kerk.

Moeder was zij van een talrijke familie, maar door wie haar kenden ook als „Moeder in Israël" geëerd en geliefd. In spijt van het ongunstige weder, hadden dan ook vele belangstellenden zich naar den doodenakker begeven, toen — 't was jl. Vrijdag — he stof dezer achtenswaardige vrouwe ter aarde zou wor den besteld.

Ondergeteekenden hadden de eer en het voorrecht van die aandoenlijke plechtigheid medegetuigen tezijn, en bij de geopende groeve een woord aan de nagedachtenis der overledene te wijden 't Kon wel niet anders, dan tegelijk een herinnering'zijn aan den man, wiens levensgezellinne zij was geweest, in wiens lijden en strijd voor de vrijmaking van 's Heeren kerk uit zondige banden zij zoo hartelijk deelgenomen had, en wiens eigen graj nu ook haar stof ter ruste wier

Van 't gesprokene eenig verslag te geven, ligt echter niet in onze bedoeling, 't Is iets anders, waarop we met dit kort bericht de aandacht vestigen willen. Staande bij dat graf, waaraan voor ons kerkelijk leven zoo rijke herinneringen verbonden zijn, moest de vraag wel bij ons oprijzen, of niet eenig gedenkteeken daaiop geplaatst, die herinneringen ook voor het na geslacht behoorde levendig te houden ?

Wel weten we, dat de genade des Heeren onzen oud strijders een beter monument opgericht heeft in de gemeenten zelve, en in de harten van duizenden, die de vrucht van hun strijd mogen genieten. Maar ook meenen we te weten, dat het denkbeeld van een graf-monument reeds vroeger ter sprake gebracht is; doch dat dit toen afstuitte op de uitgesproken begeerte der nu overleden weduwe, dat ook, zij eens in die zelfde groeve zou rusten. Aan dat verlangen is nu voldaan, zoodat thans niets in den weg staat, om aan het plan uitvoering te geven, indien dit nog, als vroeger, mocht worden begeerd.

Ondergeteekenden hebben daarom gemeend, wel te doen met dit ter algemeene kennis te brengen, en deze zaak aan alle leden, en met name aan de kerkeraden onzer gemeenten, in overweging te geven Dit toch zal ieder met ons gevoelen, dat, , indien in dezen iets zal geschieden, het met zooveel mogelijke algetneene dee neming tot stand moet worden gebracht. Aangenaam zal 't ons daarom zijn, hetzij aan ons persoonlijk adres, hetzij in de bladen, «stemmen uit de Chr Geref. kerk" te mogen vernemen, om dienovereenkomstig zulke maatregelen te nemen, als voor een goede uitvoering blijken zullen nuttig te zijn

Er ligt in dit heengaan iets aandoenlijks. Deze edele vrouw vormde in haar persoon den laatsten band, die ons tegenwoordig geslacht aan de droeve en schandelijke tragedie van Ulrum verbond.

Nederland dekt ook bij haar heengaan het aangezicht met schaamte, en het Christenvolk dankt God, die ons uit deze tragedie nog zooveel schoons deed voortkomen.

Prof. Bavinck zegt in zijn laatsten brief, opgenomen in de Bazuin van 4 October, over het Reglement van 1869 dit:

Eén van beide: het Reglement is óf geheel nutteloos en overbodig, óf het bevat allicht bepalingen,

i) Plaatsgebrek dwingt ons het Feuilleton en he vervolg van het Collegiaal Stelsel achterwege te late die met de Dordtsche Kerkenorde in strijd zijn, en wordt dan een tweede Kerkenorde, naast en boven de eerste. En dat wil niemand, dat heeft ook niemand met dit Reglement bedoeld.

En daarom is het nu verreweg het beste, om van ie twee dingen, welke wij aan de Regeering hebben ngezonden, één te. maken; om als Reglement.aangaande de inrichting der Christ. Geref. Kerk aan de egeering niets anders over te leggen dan de Dordt sche Kerkenorde. De Commissie, door de Synode te Kampen benoemd, heeft dan ook eenparig in de Memorie van Toelichting (bladz. 51 en 69 — 70) aan de Christ. Geref Gemeenten den raad gegeven, om het Reglement van 1869 in dezen zin te veranderen.

En voorts:

De wet op de Kerkgenootschappen laat elke kerk geheel vrij in de wijze, waarop zij zich inricht. En als onze kerk zich nu naar de Dordtsche kerkenorde inrichten wil, (behalve natuurlijk in die bepalingen, welke in deze kerkenorde op de verhouding der vroegere Gereformeerde kerken tot de overheid betrekking hebben en al lang vervallen zijn) dan kan geene Regeering haar verplichten, om zichzelve anders te organiseeren.

Met deze wijziging zouden wij zelf veel beter worden. En het is vooral met het oog op onszelven, dat de Commissie zoo eenstemmig adviseert. Wij zouden van dat Reglement worden verlost, waarvoor haast niemand meer als pleitbezorger wil optreden; en wi zouden toch niets verliezen van al de voordeelen, die een bekend staan van de Christ. Geref. kerk bij de Regeering meebrengt. Maar in de tweede plaats zou de verhouding van de Christ. Geref. kerk als geheel tot de Ned. Geref. kerken ook zuiverder worden. Het struikelblok van 1869 was dan toch opgeruimd. Grond voor de critiek, dat de Christ, Geref. kerk collegiaal was ingericht, bestond er niet. En nu hebben mij sommigen wel gezegd : Och, wat baat het, of wij dit struikelblok al wegnemen; de Heraut heeft, zoo zij wil, toch stokken genoeg, om er'ons meê te slaan, 't Is best mogelijk. Maar deze knuppel is dan toch weg.

Maar, afgedacht van de Doleerenden, is het voor de hrist. Geref. kerk zelve wenschelijk, om in orde te omen met het Reglement En het komt mij voor, at het goed ware, om deze zaak niet te vertragen, aar er eenige haast mede te maken. Ik acht dat oodig met het oog op de Christ. Geref. kerk; met et oog op de tegenwoordige Regeering, wier levensuur niemand berekenen kan ; en wat mij persoonlijk angaat, maar daarom voor anderen geen overweging ehoeft te zijn, met het oog op vele Ned. Geref keren, die na wijziging van het Reglement in bovengeoemden zin, meer toenadering zouden kunnen beoonen.

En geeft dit voorstel in overweging:

En daarom breng ik bescheiden het volgende voor tel onder de oogen der kerkeraden:

ie. De Concept-acte met de Memorie van Toelichng worde door heel de kerk heen binnen eenige we en op de kerkeraadsvergaderingen aan de orde geteld.

2e. De Classes nemen haar in behandeling, hetzij p de laatste vergadering in dit, of op de eerste veradering van het volgende jaar; en besluiten om ze p de agenda te plaatsen der eerstvolgende, hetzij ervroegde, hetzij op den gewonen tijd in het volgende aar te houden. Provinciale vergaderingen.

3e. De eerste Provinciale Vergaderingen brengen ver de Concept-acte, vooral over het Reglement van 869 haar oordeel uit, en benoemen afgevaardigden oor een eventueele in den loop van het volgende aar te houden Synode.

4e. Minstens twee, maar liefst meer Provinciale ergaderingen richten aan de provincie Friesland het erzoek, om de Synode vooral met het oog op he eglement te vervroegen, en zoo mogelijk in den omer van het volgende jaar samen te roepen.

5e. Hetzij de Synode al of niet bereid en in staat zij, om over de andere artikelen der Concept-acte een beslissing te nemen, zoo zorge zij toch in de eerste plaats, om het Reglement van 1869 in boven omschre ven zin te wijzigen.

De winste, die wij in het volgende jaar met deze wijziging zouden verkrijgen, ware, naar mij voorkomt, inderdaad niet gering te schatten. Ik kan niet zien, dat er tegen dit voorstel ernstige bezwaren zijn in te brengen. . _. , ; ^ .«

Oprecht gesproken vatten we dit niet. Hoe toch kan de kerkenordening van 1619 statuut of regelement voor een kerkgenootschap zijn, dat vele kerken in zich bevat en als eenheid optreedt?

De kerkenordening van 1619 kent alleen kerken, die deels afzonderlijke besturen hebben, deels in classikale, provinciale en nationale vergaderingen saamkomen.

Maar een kerk met onderdeelen kent deze kerkenordening in geen enkel artikel.

Voert men dus deze kerkenordening zonder meer in, dan is de ééne Christ. Geref. kerk als genootschap niet meer bestaande.

En nu vinden wij dit uitnemend.

Men zou er geheel mee op de zuiver Gereformeerde lijn komen; edoch uit hetgeen Dr. Bavinck er bijvoegt, blijkt dat hij iets anders bedoelt.

Hij wil de ééne landskerk handhaven, niet abstract, noch dogmatisch, maar als instituut. Maar eilieve, hoe kan dat bij deze kerkenordening ?

Wie zijn dan van deze ééne genootschapskerk de leden?

De kerken of de personen ?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1889

De Heraut | 4 Pagina's