GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Collegiaal stelsel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Collegiaal stelsel.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XV.

Na hetgeen we uit de offlciecle stukken over het kerkelijk en magistraal gebruik van het woord „kerkgenootschappen" aantoonden, is het derhalve aan geen twijfel meer onderhevig, dat dit booze woord, en het daarin schuilend nog boozer begrip vóór de Fransche revolutie hier te lande onbekend was; met die revolutie er kwam; met de omwenteling van 1813 weer tijdelijk week; maar na en sinds 1848, toen de liberale partij de beginselen der „groote revolutie, " gelijk Thorbecke het noemde, weer krachtiger doorzette, zijn burgerrecht herkreeg, en sinds zelfs het woord „gezindheid" bijna gebannen heeft.

Dit laatste komt het sterkst uit bij de joden en de Mennonieten.

Gelijk men weet, komt het woork kerk van kyriak-en is dit laatste afgeleid van Kyrios, wat Heere beteekent, en hier den Christus aanduidt.

„Kerk" zegt dus zooveel als Christushuis; waaruit volgt, dat van Joden, die den Christus verwerpen, als van een kerk te spreken, de ongerijmdheid zelve is.

Toch bezigt men thans algemeen den naam van „Israëlietisch /è^r/Jgenootschap" en spreekt men zelfs van een Joodschen ^^^kerkex& zAy Dit nu was alleen mogelijk doordien in het woord „kerkgenootschap" het woord „kerk" geheel bijzaak wierd en op het woord genootschap alle nadruk viel. Het wil dus zooveel zeggen als: het Joodsche genootschap van godsdienstigen aard.

En bijna hetzelfde geldt van de „Doopsgezinden". Van deze toch is het bekend, dat zij altoos zoo sterk doenlijk gereageerd hebben tegen het denkbeeld, dat ze een „kerk" zouden zijn. Da Doopsgezinden willen van een „kerk" niets hoegenaamd weten. Zij hebben niets dan enkele Sociëteiten ; van Doopsgezinde gemeenten. Toch wordt ook deze Sociëteit thans vaak onder den naam van het »Doopsgezind kerkgenootschap" aangediend. Iets, waaruit opnieuw blijkt, hoe in deze uitdrukking het denkbeeld van »kerk" geheel op den achtergrond is getreden, en het denkbeeld van Sociëteit of Genootschap hoofdzaak is.

Of dus al het Synodaal Genootschap zich den titel geeft van »Nederlandsche Hervormde kerk", dit doet er niets toe; want deze naam is niets dan het uithangbord van een genootschap. Het komt in alle Staatsstukken dan ook als ., , kerkgencotschap" voor, en in eindelooze processen heeft dit „zedelijk lichaam" (sic) zich altoos als „kerkgenootschap" aangediend.

Meer nog, heel de geldigheid der Organisatie van 1816 is nooit anders door den rechter verdedigd dan op grond, dat deze organisatie een genootschap gold, en door leden van dit genootschap stilzwijgend of opzettelijk was aanvaard.

De kenmerken van een „genootschap" zijn dan ook de eenige die aan dit dusgenaamde „zedelijk lichaam" toekomen. En die kenmerken zijn: i". dat het één over heel zijn uitgestrektheid is; 2". dat het niet door plaatselijke gemeenten is saamgesteld, maar door den onderstelden wil van personen over heel het land; en 3". dat het een centraal bestuur heeft, t. w. in de Synode, die als de machthebbende namens al deze leden optreedt.

Feitelijk zijn de plaatselijke organisation van dit genootschap dan ook niets dan plaatselijke afdeelingen, gelijk het Nut die heeft en zoovele andere algemeene genootschappen.

Het Nut heefc zijn leden over heel het land, en deze vinden hun centrale machthebbers of zaakgelastigden in het hoofdbestuur. Maar dit neemt niet weg, dat ook het Nut zijn leden, die te Amsterdam of Rotterdam wonen, in een plaatselijk depar tement vereenigt en over zulk een departement een onderbestuur laat kiezen.

En evenzoo nu is het ook hier.

Het ééne Synodale Genootschap heeft zijn leden over heel het land, die hun centrale machthebbers in de Synode als hoofdbestuur hebben zitten. Maar gemakshalve zijn nu de leden van dit genootschap, die te Amsterdam, Rotterdam enz. wonen, in plaatselijke departementen of gemeenten saamgevoegd, die een kerkeraad als onderbestuur over zich hebben; terwijl men, om de zaken beter te laten loopen, ook nog de departementen of gemeenten van ééne classis onder een Classicaal bestuur saam Dracht, en de departementen van ééne provincie onder een Provinciaal bestuur.

Met het gezag van den Christus heeft d't Synodaal Genootschap dan ook niets te maken.

Met niet één letter staat in zijn Organisatie, dat ze aan den Christus onderworpen is, en met niet één spinrag ligt ze gebonden aan de wet van den Christus, d. i. aan Gods Woord,

Neen, „afe hoogste, wetgevende, rechtsprekende en besturende macht" berust niet bij den Christus, maar bij de Synode, en de Synode is in het bezit van deze macht gekomen, niet doordien Christus haar die pdrceg, maar doordien de leden van het genootschap haar door het stilzwijgend aannemen der Organisatie hiertoe machtigden.

Vandaar dan ook dat ge met een beroep op den Christus of op het Woord van God nooit iets in dit genootschap winnen kunt.

Het gezag ontspruit er uit den wil van de leden, en deze wil der leden kan zich niet anders openbaren dan door het Synodale opperbestuur.

Zooals dit opperbestuur de zaak wijst, is het. Of haar uitspraak tegen den Christus ingaat en het Woord onderstboven werpt, doet er niet toe.

Niet de wil noch het ge^ag van den Christus, maar haar wil en haar gezag zA bestaan.

Best mogelijk dus, dat in eenig Classicaal bestuur of kerkeraad de openbaring van dezen wil tijdelijk met de eere van Christus saamvalt. Maar ook dit is puur toeval.

Niet omdat Christus het zoo eischt, maar omdat zulk een onderbestuur dit bij meer derheid van stemmen alsnog aan den Chris' tus vergunt.

Niet zulk een kerkeraad leeft dus bij de gratie van den Christus, maar de Christus bij de gratie van den kerkeraad, gelijk in Goes en zoovele andere plaatsen.

De Christus is bijzaak, zijn Woord geheel bijkomstig.

Vandaar dat de Rede naast den Christus geëerd wordt, en de loochening van den Christus met zijn belijdenis op éénzelfde kussen zit.

Revolutie dus op en top. Verzet, muiterij, rebellie en opstand tegen God en zijn Gezalfde.

Een volk, dat een door God bestelden Koning ontroont, en hem nu bij eigen gratie nog hier en daar prediken laat, al too3 op beding dat elders zijn loochening even vrij spel hebbe.

Dit en niets anders is het groote Syno daal Genootschap, gelijk dat nog altoos onder de onwettig ingevoerde Organisatie van 1816 op geheel revolutionairen bodem bestaat, en als een woekerplant om den stam van zoo menige kerk ligt geslingerd.

Een genootschap, dat zich „kerk" noemt, maar geen kerk is. Niet een //valsche kerk", maar een „schijnkerk", de schim van een kerk, een schaduwbeeld op den wand.

En nu van tweeën één.

Dat weten de orthodoxe machthebbers, en zoo ze dan desniettemin dit Collegiale schaduwbeeld eeren blijven, bezondigen ze zich aan den Christus tegen beter weten; en met hen een iegelijk, die onder dit Synodale opperbestuur blijft.

Of wel, ze weten dit niet, omdat ze de historie en den gruwel van het Collegiale stelsel niet kenden. En dan natuurlijk is hun veel te vergeven om hun gebrek aan studie, maar is thans meê door onze studiën ook dit bedeksel der schande voor hen weggenomen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1890

De Heraut | 4 Pagina's

Collegiaal stelsel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1890

De Heraut | 4 Pagina's