GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE STiLJONGGW.

VI.

VERLATEN.

Zooals de lezers zich herinneren, had de vader van Kees zijn zoon voor »vier skellinkies" uitbesteed bij de buren, die daar wezenlijk niet aan verdienden.

Het was voor Kees een geluk geweest, al hadden zijn oogen er bij geleden, dat hij niet bij zijn vader kon blijven en zoo bij Godvreezende menschen kwam. De vader echter vond het ook gelukkig, dat hij nu van zijn zoon af was. Want hij was een volslagen dronkaard, zulk een waarvan geschreven staat da ! zij het Koninkrijk Gods niet zullen beerven, te weten zoo zij zich niet bekeeren. Hij leefde ruw en ongebonden en de zonde e I had hem zoo in haar macht, dat hij zelfs alle liefde voor zijn eenig kind had verloren en

dacht: Nu ik den jongen kwijt ben heb ik al weer meer geld over om te drinken, 't Is wel zonde van het geld dat ik nog betalen moet voor hem; maar ik heb nu ook niet meer naar hem om te kijken.

Dat had de vader toch niet veel gedaan, en 'twas zeker geen wonder, dat er tot nog toe van Kees weinig goeds was gegroeid.

Het geld, dat op Kees werd uitgewonnen, besteedde de vader nu eiken avond in de kroeg. »Er kan nou een borrel op staan, " zei hij, en hij gebruikte er toch reeds dagelijks ettelijke. Doch er staat niet vergeefs van den sterken drank geschreven: »al wie daarin dwaalt, zal niet wijs zijn." Dat zou ook de vader van Kees ervaren.

Van zijn beroep was hij scheepstimmerman en hij verdiende daarbij, wijl hij zijn werk best verstond, een goed daggeld. Maar niet zonder reden spreekt men van een ^tiramermansoog." Men heeft bij dat vak zijn vijf zinnen wel noodig en bij het scheepstimmeren even goed als bij 't andere. Wie door den drank uit zijn oogen niet zien en zijn handen niet roeren kan, deugt er niet voor. Trouwens, zoo iemand is tot niets in staat. Hij kan niet eens zich zelf recht houden en waggelt op zijn beenen.

Tot nog toe echter was onze timmerman nooit beschonken op het werk gekomen. Doch sedert Kees ziek was, gebeurde het — gij begrijpt wel hoe 't kwam — haast alle dagen. Sommigen lachten er om, maar de baas niet. Toen het een paar keer gebeurd was, liet hij den man bij zich roepen en vertelde hem kort en goed dat het niet meer mocht voorvallen.

Ongelukkig, maar zoo gaat het veelal, sprak de knecht het tegen en zei dat hij niet dronken was geweest, en toen de baas er de anderen byhaalde en allen zeiden: »houd je nu maar stil; je was dronken'', werd de timmerman boos en raasde tegen baas en knechts. •

Natuurlijk veelde de eerste dat niet en 't slot

was dat hij zeide : »Nu, we spreken er niet meer over. Maar als je nog eens «onbekwaam"' (dat wil zeggen »dronken") te werk komt, ligt je paspoort geteekend.

De man was nu nuchter en begreep heel goed wat dat beduidde. Ook wist hij dat de baas een man was van zijn woord en dus de verdiensten zeker zouden ophouden als er nog eens te klagen viel. Eerst nam hij zich dan ook voor op te passen, en alleen in zijn vrijen tijd te drinken. Maar de sterke drank is sterk, zoo sterk zelfs, dat hij menig krachtig man heeft overwonnen. Zoo ging 't ook hier.

Toen de vader een goed deel van den avond in de herberg had doorgebracht, kon hij, den volgenden morgen, naar zijn werk gaande, den lust niet weerstaan, toch ook even iets te nemen. Van het eene glaasje kwam het andere, en om kort te gaan, toen de man op de schcepstimmerwerf kwam, zwaaide hij gelijk op de zee de schepen die hij had helpen bouwen en was in dubbelen zin »onbekwaam."

Natuurlijk merkte de baas, die een oog op hem hield, dit terstond. Hij zei echter niets; ook niet toen onze werkman, die niet in staat was een laddertje op te klimmen, onderaan op een balk ging zitten en weldra insliep, schoon zijn maats beproefden hem te wekken Toen hij wakker werd, was 't reeds bijna middag. Hij wilde nu haastig aan den arbeid gaan, maar de baas, die op het schip stond, riep hem toe: „blijf maar beneden", en kwam zelf omlaag.

Een kwartier later ging de timmerman met zijn mand gereedschap op den schouder, de werf af. Hij had om zijn dronkenschap gedaan gekregen en voor goed.

Nu denkt gij misschien dat de man door dit grootc onheil wel wijzer was geworden, maar dat was niet zoo. Toen hij 's avonds in de herberg zat, waar ook eenige van zijn maats waren, schold hij hen uit voor »verraaiers" — wat niet waar was; verwenschte den baas en dronk er nog eens dapper op los, zoodat hjj door de »verraaiers" eindelijk naar huis moest gebracht worden. Doch toen hij den volgenden morgen ontwaakte en de mand met gereedschap in zijn kamer zag staan, begreep hij dat het toch ernst was en hij niet meer op de werf kon komen. Hij had nog wel wat geld, maar dat zou spoedig op zijn. Er bleef dus niets over dan een anderen baas te zoeken. Zoo ging hij dan de deur uit. Maar het baatte weinig. Eenigen die wisten dat hij een dronkaard was, zeiden dadelijk: »ik heb geen werk voor u." Anderen zouden eens hooren, waarom hij door zijn vorigen patroon was ontslagen. En toen zij dat vernamen, wilden ook zij Kees' vader niet in dienst nemen. Kortom, de man bemerkte al spoedig, dat het heel moeilijk gaan zou weer in zijn oude vak klaar te komen.

De stad lag aan een rivier en een haven.

Daar ging onze timmerman eindelijk heen.

Zoo kwam hij in aanraking met den stuurman van een schip, dat op de Zwarte Zee voer om koren te halen. De stuurman vertelde onzen vriend dat het schip best een timmerman op de reis gebruiken kon, en de ander, die toch niet veel te verbeuren had, had er wel ooren naar, de reis mee te maken. De kapitein, die haast had met de zaak, vroeg naar niets. Alles was spoedig in orde, en een dag of vier later al vertrok de vader van Kees met het schip naar de Zwarte Zee. Hij had van zijn kind geen afscheid genomen, ja zelfs den buren niets gezegd. In 't geheim had hij zijn armelijk boeltje verkocht en trok met stille trom af.

(Wordt vervolgd^

AAN TRAGERS,

Een andere vraag van onzen vriend de G. te Z. is vanwaar de uitdrukking komt: de kat uit den boom loeren."

Voor »loeren" zegt men meestal »kijken" wat hier juister is. De uitdrukking wil zeggen : uit voorzichtigheid afwachten hoe een zaak loopt, eer men er zich mee inlaat.

»Bo6m" is hier de verkorting van bodem, namelijk van de ton, waarin men vroeger bij een wreedwaardig spel dat gelukkig, naar ik meen zoo goed als verdwenen is, een kat in een ton sloot, die werd opgehangen. Dan wierp men met knuppels — 't heet ook wel »kat knuppelen" — tegen den boom van de ton, tot de. bodem brak en de doodelijk verschrikte kat er uit sprong, soms erg bezeerd.

Natuurlijk was het beest dan in de war en soms half dol, zoodat de winnaar van 't spel dikwijls beten of krabben opliep.

Voorzichtige lieden bleven dus op een afstand en keken toe of de kat al uit de ton was, wat men zien kon doordat de bodem er uit was of wel stuk. De uitdrukking is daardoor duidelijk.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 april 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 april 1892

De Heraut | 4 Pagina's