GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

IN HET POOLLAND.

IN GEVAAR.

V.

Doch het kan gebeuren dat, terwijl de Groenlander in zijn kajak tusschen het ijs doorvaart de wind tot storm wordt, of de sneeuw als in wolken neervalt of wel de ijsmassa's van alle kanten opdringen. Dan is het gevaarlijk. Het zwakke vaartuigje wordt door het ijs stukgestooten of de dunne huid van het scheepje, die alleen den schipper boven water houdt, scheurt. Dan is de Eskimo bijna zeker verloren. Wel redt hij zich nog met alle inspanning op de naaste ijsschots, of springt in wanhoop van 't eene ijsblok op het andere. Maar de grond onder hem geeft mee als hij er op stapt. Hij kan vooruit noch achteruit. Hij roept om hulp, maar er is niemand die 't hoort; hulpeloos zinkt hij weg.

Dikwijls ook drijft het vaartuig de open zee in en eerst maanden daarna wordt het weer 'op 't strand geworpen, met het lijk van den ongelukkigen zeevaarder. Op wonderlijke wijze ontkomt nu en dan een zeehondenjager, zulk een vreeselijke dood; bij velen is het anders.

De gewone zeehond — om tot het dier terug te keeren — is de meest bekende; hij wordt ruim één Ned. el lang. Hij woont niet enkel in zeëen maar ook in wateren die eigenlijk meren zijn, schoon geen kleine, zooals de Kaspische zee en het meer Aral in Azië. De hoofdkleuren van zijn lichaam zijn witachtig en zwartachtig; aan de zijden is hij grauwbruin of geelgrauw gespikkeld, van onderen witachtig. Om het oog loopt een bleeke ring; de snorharen zijn kort.

Ook deze zeehond is niet gemakkelijk te vangen. Dit zouden u b.v. de Runen kunnen vertellen, menschen die wonen op het kleine eiland Runoe in de golf van Riga, en veel jacht op zeehonden maken. Men zegt wel eens dat de zeehonden dommelig in het duinzand liggen en men hen met stokken kan doodslaan, maar meestal gaat het geheel anders.

In Maart of April als de dagen lengen en de zon weer wat verwarmend op de verstijfde wateren schijnt, dan moet de eilandbewoner zijn buit opsporen en wel vlak aan de grens tusschen zee en ijs.

Natuurlijk heeft hij een boot noodig of dat kan althans zoo zijn. De man gaat op het ijs en trekt het schuitje achter zich voort, dat op twee richels is geplaatst, alsof 't op schaatsen stond.

Zoo kuiert hij voort tot hij aan het open water komt, waar hij het bootje noodig heeft. Als gij om dien tijd eens een der vuurtorens beklomt, die langs de kust staan, dan zoudt gij vaak met den verrekijker de jagers als onbewegelijke standbeelden hier en daar op het ijsveld kunnen zien staan. De mannen houden zich zoo stil, dat de zsemceuwen, die anders nogal schuw zijn, langs hen heenstrijken of wel op hun gemak in 't schuitje plaats nemen. Treft hen echter een blik van den bijna bewegingloozen man, dan vliegen zij op; knalt een geweerschot door de doodelijke stilte en eenzaamheid dan verheffen zij zich met klagelijk geschreeuw en klieven droevig krassend de grauwe lucht.

Zoodra valt er niet een schot en kan er dus een zeehond zijn getroffen, of er ontstaat beweging op het ijs. Een boot wordt te water gelacen om den buit te halen die dan verder land-of liever ijswaarts wordt gebracht. Zoo snel mogelijk wordt dan de gedoode zeehond gevild en het spek in groote blokken gesneden, uit welke later traan v/ordt gekookt. Soms doch zelden wacht men met het overbrengen der doode dieren tot de geheele jacht voorbij is. Bij zacht weer wordt het vleesch der gedooden spoedig rot.

Als het hard vriest is daarentegen de jacht weinig loonend. Want dan komt de zeehond slechts enkele seconden boven water en ligt ook meest ver van land en ijs. De jager moet alsdan met zijn niet al te best geweer uit de erte mikken. Raakt hij nu het even opdui-| ende zeewild niet juist in de hersenen, dan tchiet het dier, schoon ook gewond, toch weer aar de diepte, en men ziet het zoo goed als eker niet weer.

Die jacht is, zeiden we, een gevaarlijk werk. Dat begrijpt men trouwens als van zelf. De mannen toch moeten zich wagen op het ijs, dat altijd onbetrouwbaar is. En daarbij staan zij niet op een bevroren slootje, maar op zeeijs en wel aan de kanten, die door den vloed en de branding der zee bespoeld en ondermijnd worden. Tevens hebben ze zelden lieflijk weer. Vaak giert de snijdende en barre oostenwind over de wijde vlakte; over het ijs vliegen fljne splinters den jagers vlak in 't gezicht en onder dit alles moeten zij nog scherp acht geven, of al hun moeite is verloren.

AAN VRAGERS.

Onze vriend F v. d. B. te W. vraagt naar den oorsprong van de uitdrukking: »Hij krijgt van Leiden op Delft" — een zeker niet algemeen bekend gezegde.

Er bestaan in onze taal verscheiden oude uitdrukkingen die betrekking hebben op het reizen en wel natuurlijk in die streken, waar door de groote reiswegen liepen. Zulke uitdrukkingen zijn: »'tls een Keulsche reis''; »'t Is achter Utrecht om" en ook wat vriend B. aanhaalt.

Dit laatste nu wil zeggen: Hij krijgt telkens weer wat te hooren, krijgt het steeds opnieuw te kwaad; men laat hem geen rust. Het beeld is ontleend aan iemand die den grooten, zeer druk bezochten reisweg van Amsterdam naar Den Haag en Rotterdam ging en wel telkens een pleisterplaats maar geen plaats om te blijven vond: van Amsterdam naar Haarlem, dan naar Leiden, dan Delft enz.

Op de andere vraag antwoorden we, zoo de Heere wil, spoedig.

Zuinigheid bedrirgt de wijsheid.

Zuinigheid bedrirgt de wijsheid.

Een herder bezat een grooten sterken dog, die eiken dag een half brood en een paar ponden vleesch op kon. Maar hij was dan ook tegen een wolf opgewassen en zorgde dat er van de kudde geen schaap verloren ging.

Eens zei iemand tot den herder: »Ik begrijp niet, dat ge zulk een duur beest hebben wilt. Het kost zoo veel van onderhoud, dat men er gerust drie andere honden voor kon voeden. In uw plaats deed ik hem weg."

Dat is nog zoo dwaas niet, dacht de herder. Die hond is ook een rechte opeter, En wolven zie ik in den laatsten tijd toch haast niet meer. Hij vergat, dat juist zijn sterke hond oorzaak was dat de wolven wegbleven.

Spoedig daarop verkocht de man zijn flinken wakkeren hond en schafte zich drie kleinere aan, denkende: zie zoo dat is een goede ruil, drie voor een, en de kosten zijn dezelfde.

Maar het duurde niet lang of hij kreeg berouw. De wolven merkten spoedig dat de groote dog er niet meer was en waagden het weer de kudde aan te vallen. De drie honden waren natuurlijk niet altijd bij elkander; de een liep hier, de ander daar. Elk van hen alleen kon tegen den wolf weinig uitvoeren. Na een maand reeds bespeurde de herder, hoe dwaas hij gehandeld had. Want hij leed aan de kudde veel meer schade, dan hij ooit op de drie honden kon inhalen.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 oktober 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 oktober 1892

De Heraut | 4 Pagina's