GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Een molensteen aan zijn hals”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Een molensteen aan zijn hals”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar zoo wie een van deze l; leinen, die in mij gelooven, ergert, het ware hem nutter, dat een molensteen aan zijnen lials gehangen, en dat hij verzonken ware in de diepte der zee. , Matth. i8:6.

Jezus sprak lang niet altijd in zachte, teedere, innemende taal. Soms kon onze Heiland zich zeer kras en scherp uitlaten. Het»Sa tan, ga achter mij !" tegen Petrus, het »Wee u, gij adderengebroedsel" tegen de Farizeën, en zoo ook hier, dat zeggen van een molensteen die aan den hals van den ergeraar moest gebonden worden, dienen tegen dat zoetelijk zachte, waarin men zich Jezus' spreken soms voorstelt, een snijdend protest in.

Het ware toch moeilijk zich nóg krasser en nóg scherper en in nóg heiliger toorn uit te laten, dan dat ge tot iemand zegt: »Men moest u een molensteen om den hals binden en u verdrinken in de diepte der zee."

Jezus kon niet altijd zacht blijven, en de engelentaal macM niet duurzaam op zijn heilige lippen wonen.

Dat zou tce/ zoo geweest zijn, indien hij vóór den val in het paradijs ware verschenen, maar kon ftief, nu hij verscheen op een aarde, die onder den vloek zuchtte, en onder menschen, in wier leven zich zoo menige duivelsche trek openbaarde.

Hij kwam, het is zoo, als de hemelsche Medicijnmeester, maar zegt niet reeds het spreekwoord, dat zachte medicijnmeesters de wonde ten doode laten voortetteren ?

En was het dan niet natuurlijk, kon het anders, of, waar de tegenstelling zoo scherp stond als tusschen Jezus en zooveel aaidsche gemeenheid, daar moest ook in zijn toornend woord die tegenstelling scherp en vlijmend uitkomen?

Slechts dit zij opgemerkt, dat Jezus dat vlijmende, toornende woord nooit gebezigd heeft, om kwaad met kwaad te vergelden, om zich te wreken op wie hem persoonlijk deerde, of om zich vrij te pleiten tegenover zijn belagers.

Dan zweeg Jezus, of sprak zacht en ernstig, of bad voor zijn lasteraars.

Maar als het gold de eere zijns Vaders te verdedigen, of voor de zijnen op te komen, of om de tegenstelling tusschen het koninkrijk der hemelen en het koninkrijk der wereld scherp te laten uitkomen, dan toornde hij in zijn woord, en vlijmde den zondaar tot diep in zijn hart.

Tegen wien nu heeft Jezus dat scherpe woord van den molensteen geslingerd ?

Ge weet het, tegen den ergeraar. Tegen hem die ergernis gaf. Nader nog tegen hem, die een dezer kleinen, die in hem geloofden, ergerde.

Het is dus van gewicht, wel in te zien, wat Jezus met dat ergeren bedoelt; wanneer iemand een geloovige ergert; en wie in den vollen diepen zin de ergeraar is.

Immers, er heerscht op dit punt zeer stellig misverstand.

Van > ergeren" toch spreken wij allicht, zoodra een ander iets doet, dat ons hindert; dat niet overeenstemt met den regel van vrome gedraging die wij voor de ware houden; in het kort, zoo iemand zich niet naar onze geestelijke usantie voegt.

Nu lette men er wel op, dat zeer zeker het woord aanstoot of ergernis óók in dien zin gebruikt wordt, en ook in dien zin zonde kan zijn.

Ge leeft in uw kerk niet als een oliedrop die op de wateren drijft, maar als behoorende tot de kerkelijke gemeenschap; en in dat kerkelijk leven komen allerlei usantiën te pas, die volstrekt niet aan alle einden der aarde dezelfde zijn.

Van oudsher hebben zich die usantiën of gewoonten in onderscheidene natiën en in verschillende hemelstreken verschillend ontwikkeld. Denk b. v. maar aan de verschillende wijze, waarop gebeden, gedoopt. Avondmaal gevierd wordt, en zooveel meer.

Denkt nu iemand: „ Aan die vormen van mijn kerkelijke omgeving ben ik niet gebonden. Ieder is daarin vrij. En ook ik mag mij bij dat alles dus aanstellen, gelijk mij goed dunkt, " dan verzaakt hij de liefde. Hg laat dan de willekeur van het eigen ik in het heilige indringen, en geeft door zijn optreden aan anderen aanstoot.

Aanstoot, omdat in het kerkelijk leven die vorm en die usantie nu eenmaal als aangenomen gold, en derhalve alles wat daarvan afwijkt, den eerbied breekt, de aandacht stoort, en zekeren indruk maakt van gemis aan eerbied voor het heilige.

Heel iets anders is het natuurlijk, als iemand in zijn kerkelijk leven een usantie vindt, die hij in beginsel afkeurt, waar hij om der concientie wille niet mee kan mcdegaan, en waartegen hij zich alzoo uit overtuiging verzet. Dan toch kan juist de liefde tot het gemeenschapsleven tot afwijken noodzaken. Althans indien wie zoo doet, een wachter voor zijn hart zet, en niet valt in de strikken der verleiding, om door zekere vertooning zich boven anderen te verheiïen.

verheiïen. Maar is zulk een beginsel, zulk een overtuiging, zulk een drang der consciei^tie niet, aanwezig, en komt de zucht tot de afwijking \ voort uit onwil om zich naar de bestaande | usantie te schikken, of althans uit gemis aan eerbied voor anderer overtuiging, dan wordt door zulk optreden zeer zeker ergernis, aanstoot gegeven, en lijdt de hefde schade.

Ons geloof is volstrekt niet enkel een geïsoleerd geloof, dat ieder voor zich zelven heeft. Ook ons geloof leeft in gemeenschap met anderer' geloof. De gemeenschap der heiligen mag niet verzaakt Avorden.

En alzoo is af te keuren elke willekeurige afwijking van de geldende usantie in het vrome leven, zoo ge weet dat dit op anderen storiind werkt y.

En toch, het is niet die aanstoot, niet die ergernis, waartegenover Jezus zijn ontzettend woord van den molensteen plaatste.

Ge gevoelt dit zelf wel, als van zulk een aanstoot sprake is.

Zoo heerscht er b. v. n-.crkelijk geschil, van gevoelen over de gedragingen waartoe de Sabbatsviering ons verplicht. In de dagen van Luther en Calvijn dacht men hier eerst zoo overvrij over, dat menige vrome uit dien tijd soms met opzet op den dag des Heeren zelfs knechtelijken arbeid deed. De vroomste boeren zag men op den dag des Heeren hun koren of hun gras maaien.

Allengs echter is men daarvan teruggekomen, en in Engeland • is men zoozeer in het andere uiterste overgeslagen, dat het in sommige Engelsche kringen zelfs niet voor geoorloofd geldt, op Zondag elkaar te bezoeken of bezoeken te ontvangen.

Ten onzent worstelen sinds twee eeuwen de vrijere en de meer gebonden usantie met elkander. Op de dorpen rijdt soms elke boer, . die paard en wagen heeft, naar de kerk, terwijl in sommige steden het naar de kerk rijden zelfs aan een lichamelijk zwak prediker bij afstanden van een half uur en meer euvel wordt geduid.

Welnu, ook hierbij geldt de' regel, dat wie liefheeft, zich meestal schikken zal naar de geestelijke usantie die in zijn kerkelijke omgeving geldt, en zich wachten zal voor hetgeen daartegen aanstoot.

Maar toch, als er nu eens een doopvader is, die onnoodig op den dag des Heeren naar de kerk rijdt, dan zal toch niemand dezen aanstoot zoo hoog opnemen, dat hij deswege, zou oordeelen, dat zulk een doopvader een molensteen om den hals moest krijgen en verdronken moest worden in de diepte der zee.

Zoo ziet ge, dat er in zulk een geval wel zekere ergenis was, maar toch volstrekt niet ergernis in dien zin, dat nu Jezus' zeggen van den molensteen op hem toepasselijk is.

Zei Jezus nu: »Wie een dezer kleinen in erge mate ergert", dan zoudt ge nog kunnen denken, dat de molensteen eerst kwam, als de aanstoot zeer groot was.

Doch ook dit is niet het geval.

Jezus spreekt van een ergenis, waarop de molensteen altijd van toepassing is, en waarbij het verschil van grootere of kleinere ergernis wegvalt.

De ergernis, waar de molensteen bij hoort, is dan ook van een heel ander soort.

Die demonische ergernis komt niet dan bij uitzondering van de broederen, en in den regel van de wereld.

Daarom zegt Jezus vlak er op : » Wee der wereld van de ergernissen, want het is noodzakelijk dat de ergernissen komen, doch wee dien mensch, door welken de ergernis komt."

En in dien hangen zin nu is ergernis al datgene waardoor een kind van God er toe zou gebracht worden, om aan zijn geloof te gaan vertwijfelen en zijn geloof te verliezen.

Ten einde toe kan dit proces natumlijk nooit doorgaan. Want al zift ons Satan als de landman de tarwe, Christus bidt voor ons dat ons geloof niet ophoude, en daarom kan niets en niemand een kind van God ooit uit de hand des Vaders rukken.

Maar al kan een kind van God niet vervallen, wel terdege kan hij daarom toch vallen en afvallen, en soms voor langen tijd zelfs afvallen van zijn geloof.

En dit nu komt meest door de ergernis, en dadrom is de schuld van den ergeraar zoo zwaar.

Denk b.v. aan de eeuw der harde Christenvervolging, toen zijn, ja velen standvastig ge­ ) bleven en verwierven de martelaarskroon. Maar andere kinderen Gods vielen voor een tijdlatig wel degelijk af. Daarbij lag de ergernis toen in het feit, dat men om zijn geloof met zijn leven bedreigd werd, en de ergeraar was toen de booze man, die tot deze bittere vervolging last gaf.

Zoo zijn er die iemand, die een kind van God om zijn geloof in zijn brood aantasten of achteruitzetten. En ook daarin triomfeert de één, maar bezwijkt de ander. En dan ligt de ergernis in de harde verzoeking, en is de ergeraar de man of vrouw die zulk een kind van God tusschen zijn brood en zijn geloof zet.

Er zijn er ook die een kind van God met spot en smaad achter^rolgen en hem zedelijk dood verklaren, en allerlei twijfel in zijn ziel uitstorten. En ook daarbij blijft de één staan, maar valt de ander. En die hem vallen deed is de ergeraar.

Het zijn alleen de geloovigen die in dien zin geërgerd kunnen worden. Daarom zegt Jezus zoo beslist: »Wie een dezer kleinen, die in mij gelooven, ergert". Van anderen geldt dit woord niet.

En op de vraag, vanwaar die ergernis als een stormwind tegen de geloovigen opkomt, moet altoos geantwoord: Uit de wereld, wijl er staat: »Wec der wereld van de ergernissen".

Te gelooven in den Zone Gods is niet een lichte zaak, maar een daad der ziel, die de allerhoogste inspanning vordert. Iets wat ge niet zoo merkt, zoolang ge met uw geloof in uw binnenkamer blijft, maar wat uitkomt zoodra de ure nadert dat uw geloof beproefd wordt als het goud, en daarom in de smeltkroes moet. Denk u maar, in wat ontzettende spanning het geloof van een Job kwam.

En nu is die beproeving in Gods bestel voor ons verordineerd, omdat God machtig is om met de beproeving de meerdere genade te schenken, die er voor vereischt wordt.

Maar al is aldus de beproeving van Gods zijde verordineerd, en al is het, gelijk Jezus zelf zegt, zelfs noodzakelijk dat ze kome, toch heeft daarom geen mensch ooit het recht, een kind van God aan die proef te 'wagen.

En doet iemand dit nu, niet eens om te zien of zijn geloof wel van het echte goud is, maar met vijandschap tegen God en zijn volk in het hart, dan wordt zijn doen misdadig.

Dan verkrijgt het in vollen zin het karakter van een ergernis, in den meest boozen zin van het woord.

En gelukt het hem dan een kind van God zóó aan te tasten, dat het werkelijk geheel of ten deele tot verloochening komt en van zijn geloof afvalt, dan is in het oog van Jezus deze misdaad zoo gruwelijk, zoo ontzettend, dat hij die bad voor zijn moordenaren, dezen ergeraar den snoodsten dood waardig doemt, en in zijn snijdend woord den molensteen voor zijn hals bestemd heeft.

Veel misverstand waie voorkomen, indien men voor den hinder, dien de ééne broeder den anderen door zijn afwijkende usantiën of gedragingen aandoet, den naam van aanstoot had kunnen nemen, en het woord ergernis alleen gebruikt ware voor hetgeen iemand schokt in of afbrengt van zijn geloof. Nu dit niet zoo geschied is, is het te meer zaak, op het verschil tusschen beide gedurie te wijzen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 november 1893

De Heraut | 4 Pagina's

„Een molensteen aan zijn hals”

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 november 1893

De Heraut | 4 Pagina's