GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

IN HET NIEUWE JAAR.

Misschien zullen de vrienden zeggen, dat het nieuwe jaar al niet zoo heel nieuw meer is als zij dit lezen. Nu dat is ook zoo. Maar toch konden we in dit jaar 1894 niet eer met hen spreken en de laatste maal in het oude jaar ging het ook niet, om het alvast vooruit te doen. Want er moest een stukje in over de avondster. En dat kon, omdat die ster anders niet meer te zien ware geweest, niet uitgesteld tot later.

We zullen dus maar doen als vrienden, die elkaar voor het eerst in 't nieuwe jaar ontmoeten ; elkander alles goeds wenschen, bovenal het eeuwig goed, dat nimmermeer vergaat, al vergaan ook de jaren en dat, gelijk alle goede gaven, ons alleen door de genade des Heeren wordt geschonken.

De meeste lezers hebben nog niet zoo heel veel nieuwjaarsdagen en nieuwe jaren beleefd, en ze rekenen er misschien wel op, dat er nog voor hen heel wat volgen zullen. Althans, zoo dacht ik zelf, toen ik klein was. Maar later komt er een tijd, dat iemand op den nieuwjaarsdag zegt: Nu zal ik er de meeste wel beleefd hebben.

Dat weet hij toch niet zeker, zegt gij.

o. Neen, maar evenmin is het zeker, dat gij er nog meer beleven zult dan ge er al beleefd hebt. Het eene is onzeker en 't andere ook, al is de kans om nog vele nieuwjafen te zien voor de jongen grooter dan voor de ouderen.

Geen van beiden kunnen er op vertrouwen. sHet leven is een damp". Dat wisten de heidenen reeds. Zij vertellen daar een fabel van, die ^Ik, die jong is, wel onthouden mag.

Een grijsaard, zoo zegt die fabel, plantte eens een boom. Drie jongelui, die voorbij kwamen en het zagen, begonnen daarover te lachen en spraken: sWat een zot is die man. Welk genot kan hij hebben van een boom, die eerst na jaren groot is. Vóór dien tijd is de man lang dood. Als wij nu zoo iets deden, was het wat anders. Wij hebben nog een lang leven voor ons."

Vrienden", sprak toen de grijsaard, »lacht niet. Al heb ik ook nooit schaduw of vrucht van deze boomen, dan kunnen mijn kleinkinderen althans er genot van hebben. Bovendien weet gij, al zijt ge jong, volstrekt niet wie het langst nog zal leven, gij of ik." En wat gebeurde?

De oudste van de drie ging later in den krijgsdienst en sneuvelde op jeugdigen leeftijd.

De tweede kreeg, kort na de ontmoeting met den grijsaard, lust om vreemde landen te zien. Hij begaf zich op een schip, doch nog eer het de haven uit was, viel hij overboord en verdronk.

De derde dacht nu: ik zal niet zulke gevaarlijke dingen doen. Ik blijf thuis en bebouw het land. Doch den eersten keer dat hij een boom wou enten en daartoe er in klom, brak de tak. De jonkman viel en bleef dood.

Zij werden alle drie in 'tzelfde graf begravsn. En de grijsaard grifte op den grafsteen datgene wat ik u heb'verteld. Hij had hen nog overleefd.

Zoo verhaalden de heidenen, en zoo is het. uDe jongen zullen moede en mat worden, " zegt Gods Woord, 'twelk ons leert dat de mensch bloeit als een bloem des velds. Als de wind daajover gegaan is, is zij niet meer.

Misschien vindt gij dat al geen aangename gedachten bij het begin des jaarrs. Maar het is juist noodig dat te bedenken om van alle vrees en nare gedachten verlost te woi-den en tot de rechte blijdschap je komen. We kunnen het wel utt ons hoofd zetten, maar dat helpt net zoo weinig als dat een zieke met alle geweld hard wil werken. Hij wofdt er maar erger van.

Rechte blijdschap, zei ik. Weten we nu eenmaal dat alles hier beneden onzeker is, en we op jonkheid noch kracht kunnen vertrouwen, en maakt ons dat droevig en bevreesd, dan is er gelukkig raad voor ons om van die droefheid en die vrees vsrlost te worden. Want Een leeft er, tot wien Mozes in den 90sten psalm zegt: »Gij blijft dezelfde, Uw jaren zullen niet ophouden. Hij is de Eeuwige en kan en wil ook óns het eeuwige leven dat in Hem is schenken.

Hoe? Wel, gij weet zeker het antwoord. De Heere Jezus zegt ons. Die in den Zoon — dat is in Hem — gelooft, die heeft het eeuwige leven.

Zoo is ons dan de weg gewezen. En als ik dit eeuwige leven heb, dan vrees ik ook niet meer. Want dan zegt de Heare Jezus weder: Die in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven.

De jaren gaan voorbij. Maar als we het eeuwige leven hebben, dan komt er een heerlijkheid, waarin geen tijd meer zijn zal. En wie dat verwacht, die kan met blijdschap zien dat de jaren komen en gaan. Want hij zegt: »einde goed al goed."

Dat groote voorrecht, vrienden, wil de Heere u ook geven. Hij wijst u niet af. En als het oude jaar het u nog niet deed kennen, maak dan daarmee ernst in het nieuwe. Dat wil zeggen: Vraag den Heere God het u te schenken. Want gij kunt het niet verdienen, ook niet door braaf oppassen. Wat de Heere God geeft, geeft Hij uit genade.

Doch wie dat ontvangt, dat eeuwige leven, die kan, jong of oud, ook het best alles doen wat hij hier te doen vindt. Want hij gaat met den Heere aan het werk en vraagt Hem om hulp en zegen. In dit nieuwe jaar hebben we in dit leven weer veel te doen, met lezen en schrijven en zooveel meer als er te leeren is, en misschien ook wel te strijden tegen booze vijaeden als luiheid, slordigheid en velerlei, dat bewijst welk boos hart wij hebben. Ook kan 't wel wezen, dat dit of dat werk ons moeilijk valt. Maar, lieve vrienden, de Heere weet raad en hoort het gebed. Ook met al die nooden moet ge tot Hem gaan. Een goed nieuwjuar is alleen dat, 't welk ge met Hem begint, die alles nieuw en heerlijk maken zal, zoo we op Hem betrouwen.

NEDERIG.

Als we wat grooter worden en we komen in het leeren wat vooruit, dan denken we allicht dat we veel knapper zijn dan anderen, en worden dan wijs — in onze eigen oogen.

Maar wie wezenlfik wijs is doet zoo niet, en weet wel, ten eerste, dat al wat hij weet maar gegeven goed is, en ten tweede dat hij ten slotte nog o, zoo weinig weet.

Newton 1) was een groot geleerde in Engeland, een beroemd wiskunstenaar, wiens werken we nu na twee eeuwen nog gebruiken. Hij was zoo knap dat men hem den wijsten aller menschen noemde, en een groot geleerde zei: Van al wat de wiskunstenaars van 't begin der wereld af tot nu toe geleerd hebben, komt de beste helft op rekening van Newton. :

Maar wat zei deze wijze man nu van zichzelf?

ïlk schijn mijzelf', zegt hij, »een kind toe, dat aan het zeestrand speelt en er genoegen in heeft, dat hij nu en dan een gladder steentje een schooner schelp dan gewoonlijk vindt. Maar de groote wereldzee ligt ondoorzocht voor hem."

Hoe kon Newton zoo spreken? Omdat hij God diende en des Heeren werken in de natuur en ook in de Schrift onderzocht en wist dat ze zeer groot zijn, zoo groot dat hij met het Woord des Heeren moest uitroepen: God is groot en wij begrijpen het niet! En bij die wonderbare wijsheid des Heeren is alle menschenwijsheid niets; van Zijn groote werken kan ook de verstandigste mensch slechts een stipje kennen.

Daarom, weest blij als ge vooruit gaat, maar verhef er u niet op. Dat is èn dwaasheid èn zonde.

CORRESPONDENTIE.

J. H. te W. Wanneer wij den naam van den vrager niet kennen, gaat het moeilijk zijn vraag te beantwoorden.

l) Sreek uit: Njoeton.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 januari 1894

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 januari 1894

De Heraut | 4 Pagina's