GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Tijdschr. voor Geref. Theologie plaatste Ds. Tazelaar ditmaal een keurig opstel over T> DC Christelijke godsdienst en de muziek; ', waarvan wij de lezing niet genoeg kunnen aanbevelen. Uit zijn woord spreekt aesthetische rijpheid, in geheiligden vorm.

Iets wat te hooger mag gewaardeerd, omdat de schrijver niet minder ernstig dan ook wij dit herhaaldelijk deden, tegen alle ontheiliging van den godsdienst door de kunst waarschuwt. Hij zegt hiervan:

De Muziek en zang mogen in den Godsdienst hoogstens voertuig voor het geestelijke wezen, maar nooit zelfstandig optreden. Zoodra zij dit beproeven, doen zij onberekenbare schade, wijl dan de Godsdienst spoedig in de Muziek zal opgaan.

Dit nu kan op tweeërlei wijze, öf dat men de Muziek zelfstandig plaatst naast den Godsdienst, öf, dat men den godsdienstigen inhoud gaat gebruiken tot muzikaal genot. Beide zijn uitersten, waarbij het verband van Godsdienst en Muziek niet slechts verkeerd beschouwd, maar zelfs geheel weggenomen wordt. In het eerste geval wordt de Muziek zelf Godsdienst, en in het laatste£wordt de Godsdienst zelf Muziek, Op deze beide vestigen wij nog een oogenblik de aandacht, wijl zij ons doen zien, hoe het verband van Godsdienst en Muziek niet moet en ook niet mag zijn. g t m

Het is onmiskenbaar, dat de compozitiën van Bach en Handel nog altijd onovertroffen zijn. Er ligt iets onsterfelijks in, dat wel kan sluimeren en vergeten kan worden, maar toch blijft, wat het is. Doch de vereering van de Muziek gaat te ver, zoo men haar eene zelfstandige plaats in den Godsdienst toekennen wil. Dit nu heeft men gedaan. Men hoort stemmen, die verkondigen: »Bach heeft zijn orgel tot priester gezalfd, zijn kunst was hem Godsdienst." Goethe zegt er van: «Als ik hem hoor, is het, alsof de eeuwige harmonieën zelf mij naderen; 't is eene verschijning Gods, duidelijk en toch onverklaarbaai.

Zoo is men er toe gekomen, in de scheppingen van die meesters eene specifiek Christelijke tak van openbaring te zien. Ze werden profeten genoemd, getuigen Gods tegen het geslacht hunner dagen; zoowel Handel »die uit een brandend bosch, als een gewapend profeet voor al het volk optrad, als Bach, die als een stil priester in het donkere heiligdom inging, om daar voor den Allerheiligste den kandelaar en het reukwerk te onsteken." (E. Frommel.)

Dit nu gaat te ver. Zulk een gewichtige plaats kan, noch mag de Muziek in den Godsdienst bekleeden. In stede van onderdanige dienstmaagd wordt zij dan eene machtige inededingster, die (het ligt in haar meer zinnelijk element) spoedig den Godsdienst geheel zal verdringen. Dit ziet gij in onzen tijd duidelijk bewezen. De verhouding wordt door velen geheel omgekeerd, in plaats dat de Muziek den Godsdienst zou dienen, wordt de Godsdienst dienstbaar gemaakt aan de Muziek. De heerlijksche gedachten der Heilige Schrift worden misbruikt, louter tot streeling van het oor. Dit is heiligschennis. Onderwerpen als Mozes, Elia, Maria oMagdalena, de Messias zijn te heilig van karakter, om ze te laten bewerken voor zinnelijk genot. Schrikkelijk is het, dat men zich daarbij geenszins ontziet, het bangste lijden van onzen Heiland tot een middel te gebruiken, ten einde dit genot zich te verschaffen.

De muzikale behandeling van den tekst der Heilige Schrift is hier op zich zelve reeds zondig; niet te stichten, maar genot te verschaffen is daarbij het heerschende denkbeeld, en alle genotzucht moet van het heilige verre worden gehouden. Er zijn in sommige steden van ons land indertijd wel van die zoogenaamde » zanggodsdienstoefeningen" gehouden, maar het ia gebleken, hoe zij, in plaats van tot verheerlijking Gods te verstrekken, tot zonde hebben geleid. Ze werken er toe mede, dat kerk en schouwburg al meer op elkaar gaan gelijken. De kerk wordt dan een kunsttempel en de concertzaal krijgt een vromen schijn, maar de heilige dingen gaan op in genotzucht en prikkeling der zinnen. Uit dit oogpunt zijn ook de orgelconcerten in de kerk niet aan te bevelen. Bovendien geven ze ook allicht aanleiding, dat er tooneelen plaats vinden, die met den aard en de bestemming van het bedehuis niet overeenkomen.

In elk opzicht moet genotzucht in het godsdienstige worden geweerd, te meer, omdat het jagend en slavend karakter van hot leven onzer dagen als van zelve daartoe leidt. In de week is men zóó druk, dat hoofd en hart van kantoor en winkel vol zijn. De Zondag moet dit ontgelden, wijl deze nu bepaald tot een dag voor ontspanning, afleiding en verstrooiing wordt gemaakt. «Zondag vieren", zoo sprak men, «bestaat toch waarlijk niet alleen in naar de kerk gaan en preeken hooren!" Men liet het voornaamste deel der sabbatsheiliging wegvallen, en de kerken werden leeg en hol. Zoo kwam men er toe haar meer aantrekkelijk te maken. De dienst moest korter, de voordracht van den prediker vrijer en schooner, de preek met prachtige schilderingen en aardige opmerkingen gekruid zijn. Ook het gezang en orgelspel behoorden verbeterd te worden. In één woord, alles werd aangelegd op streeling van oor en oog. Dit nu is hoogst verderfelijk. In zulke godsdienstige samenkomsten is veel voor de zinnen en zenuwen, maar niets voor het hart. Men verlaagt en onteert er de zaak des Heeren, om den zondigen mensch te believen. Zulk een Godsdienst wiegt in slaap, maar redt niet; is dienst van den mensch en geen dienst Gods.

Uitwendige schoonheid is op zich zelve ook in den Godsdienst niet verwerpelijk. Israel's prachtige tempel was naar het voorschrift des Heeren gemaakt. Doch hier werd dit alles door het Woord Gods geheiligd; de uiterlijke schoonheid was uitdrukking van innerlijke heiligheid. Wat God hier vereenigde, heeft de mensch gescheiden. Zinnelijk van aard, hield hij de uiterlyke schoonheid vast, maar verwierp de' innerlijke kern. Ook in Israël werd de band tusschen het heilige en schoone losgemaakt. Men hield den vorm voor het wezen en riep: «Des Heeren tempel, des Heeren tempel is deze!" Toen kwam de Heere en deed den tempel in vlammen opgaan. Hij wil aangebeden zijn in geest en in waarheid.

Nog minder dan in de Oude mag in de Nieuwe bedeeling de Godsdienst in uitwendigheden bestaan. Zonder tastbare vormen echter kan hij zich niet uitspreken, en is er ook geen openbare godsdienstoefening mogelijk. Maar het uitwendige blijve middel en worde nooit doel. Geen godsdienstige handeling heeft eenige waarde, als zij niet draagster is van de gevoelens des harten. Alleen dü vormen mogen daarom worden toegelaten, welke mede uitdrukking kunnen geven aan de innerlijke gesteldheid der ziel. Slechts het uitwendige, voor zooverre dit het inwendige kim verhoogen en verheffen, is in den Christelijken Godsdienst geoorloofd; en al wat door karakter of gebruikswijze van de hoofdzaak afleidt, moet volstrekt worden geweerd.

Dit nu geldt inzonderheid van de Muziek. Het uit 't oog verliezen van deze lijnen was oorzaak, dat de Godsdienst verwereldlijkt en verzinlijkt werd. Om der zonde wil, waardoor alles hier beneden bevlekt is, kan het uitwendig schoone niet zonder grens en perk in den dienst des Heeren worden opgenomen. De kunst wordt evenals wij zelf in zonde en ongerechtigheid ontvangen en geboren ; daarom kan zij slechts in gereinigden en geheiligden vorm bij den Godsdienst eene plaats verkrijgen. »De eigenlijke, volle en zelfstandige Toonkunst"

— zegt Hector Berliosz, — »is nauwlijks geboren; zij staat nog slechts in kinderlijke gestalte." Dit geldt in vollen zin van de Muziek in haar verband met den Godsdienst. Want alle kunsten vinden haar einddoel op aarde. Slechts de Toonkunst heeft het uitzicht ook op de eeuwigheid.

Dat alle kunsten haar einddoel op aarde vinden, is misschien iets te sterk gezegd.

Althans in de dichtkunst is dit niet waarschijnlijk.

Doch dit daargelaten, is dit korte oordeel bondig en ernstig, zonder ingegeven te zijn door die onverschilligheid voor het schoone die veler Puritanisme soms ontsiert.

KuyPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 februari 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 februari 1895

De Heraut | 4 Pagina's