„Met gaben tot der menschen tcoost".
Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te deelen onder de menschen; ja ook de wederhoorigen, om bij U te wonen, o Heere God. Psalm 68 : 19.
In het Paradijs ontving de aarde haar bevochtiging niet uit een regen, die van boven nederdroppelde, maar uit een damp of nevel, die door de aarde werd uitgewasemd, en weer door het aardrijk werd opgezogen.
Zoo toch staat er: »De Heere God had nog niet doen regenen op de aarde, maar een damp was opgegaan uit de aarde en doorvochtigde den ganschen aardbodem".
Doch toen de zonde dat Goddelijk Paradijs van zijn _ Paradijsglans beroofd had, toen trokken de uitwasemende dampen hooger op; vormden zich tegen den hemel aan tot wolken; en zoo daalde op het aardrijk die wondere regen neder, waarmee, naar Jezus' woord. God »regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen".
Veelzeggende natuursymboliek!
Steenkoud en verdorrend breidde zich onder den vloek, voor 's menschen oog het aardrijk uit, en kon uit zich zelf niets uitgeven dan onkruid, en doorn, en distel. Maar van boven komt het licht, van het firmament straalt de zonnegloed uit, en uit Gods hemel druppelt de alle dorheid verwinnende, alle kruid ververschende, alle aardkluit malsch makende regen neder.
En vooral die regen spreekt. Want de zonnegloed komt ook wel van boven, maar schijnt toch in het morgenrood eer van achter de aarde op te gaan, om in zijn zenith aan den hemel te klimmen. Den regen daarentegen hoort ge uit den hemel komen. De regen druppelt of druischt op de toppen derboomen, plast op het dak uwer woning, hij klettert tegen uw straten neer, en is hij in hagel vastgevroren, dan is het zelfs of er van boven met hagelsteenen tegen uw vensterglas getikt wordt.
Maar ook al regent het slechts gewoon-weg, dan nog hoort ge het gedruisch dat van boven nader komt, ziet ge in stralen de druppelen van boven benedenwaarts schieten, en voelt ge het op hand of aangezicht, dat de uitgieting dier malsche droppelen u van boven toekomt.
Zonder overdrijving mag dan ook gezegd, dat God in niets zoo klaarlijk als in dien nederdruppelenden regen, het ons hoorbaar toeroept, dat Hij daarboven is, en als uit zijn woonstede ons de heerlijke gave van den regen toezendt, die het aardrijk komt verkwikken.
Een beeldspraak, kwalijk te begrijpen in een land van regen aldoor, zooals Nederland is, maar met de weelde der ziel ingedronken in een land als het Heilige land was.
Een land met slechts tweemaal in het jaar één doorgaanden regen, en voorts altoos regenloos, tot het steeds meer verdorde, om dan hijgende uit te zien naar den verren dag, die komen zou, als weer tot aller menschen troost, de gave van Gods milden, malschen regen uit den hemel zou nederdalen.
Legt onze verzinning deze zinbeeidige spraak in den regen, die nederdaalt, in f Of is er die beeldsprakige, die symbolische beduidenis in gelegd door God zelfi"
Merk, om die vraag uzelven te beantwoorden, op, wat Hozea Israël toeroept: »Het is tijd, om den Heere te zoeken, totdat Hij kome, en over u de gerechtigheid regene" als om uit te drukken, dat alle gerechtigheid uit 's menschen wil of werk opkomend verdort, en dat de ware, de u reddende gerechtigheid alleen als - icen regen van boven" op u kan nederdalen, van uw God, die in Christus u gerechtigheid geeft.
Zelfs neemt Hozea het in het zesde hoofdstuk nog dieper: Hij zelf, de Heere, zal tot zijn troost zoekend volk komen, als een regen^ als|de spade regen of de vroege regen" (6:3). Ook de koningsspalm gaf reeds dezelfde gedachten aan. Niet alleen zijn gave, maar »Hij zelf zal nederdalen als een regen , 'op het nagras, als de druppelen, die de aarde bevochtigen" (72 : 6).
Zoo heet eenerzijds elke sgave die tot 's menschen troost" nederdaalt, een iregen Gods over zijn bezwijkende erfenis"; wordt gezegd, dat de regen van boven de zijnen irijkelijk overdekt", en dat alle Woord dat van God uitgaat, te vergelijken is bij sdenregendie van den hemel nederdaalt en doorvochtigt de aarde, en maakt dat ze voortbrenge en uitspruite, en zaad geve den zaaier, en brood den eter". Maar ook anderzijds is die regen die als een stroom nederkomt, het beeld van God zelven, en wordt bij Joel de «Leeraar der gerechtigheid" zinnig met een woord genoemd dat ook »regen" beteekent, en staat er als in één adem: Verheugt u o kinderen Sions, en verblijdt u in den Heere onzen God, want Hij zal u zenden Atn Leeraar der gerechtigheid, en zal (in Hem) den regen u doen genederdalen" (2 : 23).
Dat zinnespel van het woord verstond menig uitlegger niet. Meer dan één las er zelfs niet anders in, dan de profetie van een naderende wolkbreuk.
Maar de kerke Gods heeft het steeds anders en beters begrepen.
Joel, zoo beleed ze op het apostolisch getuienis, looft profetisch in het beeld van den piasegen de uitstorting des Heiligen Geestes.
Beide, piasregen én uitstorting des Geestes, omende van boven; beide nederdalende van od; en beide gaven ons menschen tot troost eboden.
En zoo kon beeld en zaak ineensmelten, de eeraar der kerk, d. i. de Heilige Geest, zelf de egen van God heeten.
En al naar gelang ge in het beeld, nu eens p de enkele droppelen, en dan weer op den egen als een nederdalenden stroom merktet, kon at beeld van den regen u beurtelings spreken an de vele gaven des Geestes, en beurtelings van dien Geest zelven, die op den Pinksterdag ons geschonken werd.
Zelfs mint de Schrift het, dit beeld van den regen uit te werken. ^< ^^,
Zoo in Psalm 65, vvaar het heet, dat God eerst het land dorstig, brandende van dorst en begeerig maakt, en is het daartoe gekomen, dan ontsluit God zijn rivier vol waters daarboven, en verrijkt het land grootelijks; en God maakt de opgeploegde voren week door zijn druppelen, en zegent haar uitspruitsel, ja, tot zelfs de weide der woestijn bedruipt Hij, en allerwegen waar God met zijn regen doortrekt, daar druipen zijn voetstappen als van vettigheid.
Of ook als Jesaia ons het indringen van den regen in de diepte der aarde beschrijft, hoe hij den wortel der plant opzoekt, en het aardrijk doorvochtigt, en hoe de regen maakt, dat nu alle plant tiert en uitspruit, en alzoo vrucht bereidt voor zaaier en voor eter.
Altegader natuurtaai, zooals de sprake Gods in de natuur aan alle oord ter wereld uitgaat, maar in die natuurtaai God zelf ons de mysteriën van zijn heiligheid ontsluierend, en omdat we ziel en lichaam zijn, ons beurtelings met zinrijke beelden en beurtelings met klare geestestaal toesprekend.
De dampen opvarend naar boven, en daarboven tot wolken vastgezet, en uit die wolken als gave Gods in den regen tot des menschen troost nederdalend, •
En zoo nu ook, onze Heiland opgevaren ten hemel, en daarboven gezet aan de rechterhand des Vaders, en van dien Heiland op ons nederdalend de gave tot 'smenschen troost in den Heiligen Geest.
Het andere beeld, dat de Heilige als in een wolke woont, sluit zich hierbij aan.
Ge kent die »wolke der heerlijkheid", die gezien is op den Thabor; ? die Salomo's tempel bij zijn inwijding vervulde; die stond boven den Tabernakel; en die aan de Scheltzee zich tusschen Israël en Pharao's heir plaatste.
Een wolk die glansde van innerlijke schittering in den nacht, en daarom vuurkolom genaamd werd; maar die, als de zon opging, gelijk aan een glanzige wolk in het aanschouwen was, en alsdan heette de wolkkolom.
Diezelfde wolk die op den Olijfberg gezien is, en die ten leste den Heiland, die opvoer, onderschepte voor der jongeren oog.
Zoo vlecht de Majesteit Gods in zijn natuur zich tot één majestueus geheel saim met zijn geestelijke mogendheid, en in ons is hetzielverdooving en stompzinnigheid, als we jaargetijde na jaargetijde de wolken zich kunnen zien saampakken, en Gods bliksems het zwerk zien verlichten, en zijn regen kunnen zien en hooren nederdalen, zonder dat ons hart iets van de sprake die van al deze werken Gods uitgaat, weet te beluisteren en te verstaan.
En toch juist bij de uitstorting van den Heiligen Geest hebben wij die beeldspraak der natuur zoo van noode.
Voor den Heiligen Geest hebt ge geen vorm in uw voorstelling. In onbegrepen mysterie trekt zich de Heilige Geest voor u terug. En na eerst uw ziel voor zijn gemeenschap gespannen te hebben, eindigt de Heüige Geest altoos weer met een naam, een onbegrepen klank voor u te zijn, die even door uw bewustzijn glijdt, maar u even spoedig ontglipt.
En juist daarbij nu komt u die beeldspraak van het natuurlijke leven te hulpe, en de Schrift zelf onderwijst u, hoe ge in die beeldentaal de werkingen des Heiligen Geestes vertolken zult.
Uw ziel als het dorstig aardrijk, naar uw God begeerig gemaakt, en toch de teederheid van de gemeenschap uws Gods dervend, tot de rivier des geestelijken levens zich ook voor u ontsluit, en u grootelijks komt verrijken.
Juist in denzelfden gedachtengang waarin Jezus het uitriep: sWie dorst heeft kome, en drinke het water des levens om niet, en het zal in hem worden tot een fontein, zoodat de wateren des levens uit zijn buik zuUen stroomen".
Zoo toch ziet ge ook op den akker, den regen niet alleen indringen in de kluiten, maar als deze verzadigd zijn, zich ook in de greppelen tot stroompjes vergaderen, en wegvloeien naar de diepere plaatsen, om het water gereed te doen zijn, als de regentijd voorbij is.
En evenals die regen, zoo ook dringt nu die Heilige Geest tot in den bodem uwer ziel door, en zoekt ook in dien bodem den wortel ya.'HM.yr leven op, om dien wortel van uw zielsleven te besproeien, nat te maken en te doorvochtigen. Voorts maakt dan die Heilige Geest ook in uw ziel de harde kluiten week, en die weeke en vochtige aarde biedt zich dan aan den wortel van uw zielsleven aan, om opgeslorpt te worden.
Zoo wordt uw ziel gevoed en gedrenkt tevens. Het zaad ontkiemt. De kiem buigt zich opwaarts. Ten leste komt het uitspruitsel. Uit dit uitspruitsel wordt het koren gewonnen. En zoo rijpt er zaad voor den zaaier en brood voor den eter. D. w, z. uw eigen ziel wordt eerst zelve geestelijk doorvoed, en in ontfermende liefde strekt dan de hand uwer ziel zich naar de velden der toekomst uit, om altoos weer het zaad uit te zaaien, en altoos nieuw gewas op Gods geestelijken akker te doen opspruiten, zijn Naam tot prijs.
Zoo voelt ge hoe die beeldspraak der natuurtaal u te stade komt,
In de trekken van dit regenbeeld, ziet ge als den dorren akker uwer ziel voor u liggen; ge ziet den regen des Geestes op u nederdSen; ge ontwaart zijn doorvochtiging van uw innerlijk leven; ge ervaart het hoe de wortel daarbinnen geraakt wordt; en ge ziet de vrucht des Geestes aan uw eigen halmen uitspruiten. Ge voelt u door dien Geest gevoed, en door dien Geest bekwaamd, om opnieuw met blij gejuich het zaad op den akker uit te strooien.
En dat alles ziet, ontwaart en gevoelt ge, niet als uit u zelve opkomende, noch ook als van uw ziel uitgaande, raisx eis op tiw ziel nederdalende.
Het is de regen des Geestes die op den Pinksterdag van boven nederkwam, en nu als een rivier Gods zich over de velden des Geestes uitfereidt.
Een onuitsprekelijke gave u van uw verhoogden Heiland toekomende, en u met al Gods heiligen geschonken »tot der menschen troost"!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 6 juni 1897
De Heraut | 4 Pagina's