GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onze Eeredienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Eeredienst.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

IX.

Toonde ons vorig artikel, hoe op den onbepaalden lof voor het vrije gebed meer da.a men denkt valt af te dingen, anderzijds pleit voor het formuliergebed meer dan men oppervlakkig zeggen zou.

Natuurlijk staat, in het algemeen beschouwd, het vrije gebed, zoo het metterdaad geheel uit »den Geest der genade en der gebeden" opkomt, verreweg het hoogste; en alle euvel, dat aan het vrije gebed kleeft, is steeds daaruit te verklaren, dat op het gegeven oogenblik die »Geest der genade en der gebeden" in den voorbidder niet of niet genoegzaam inwerkt,

Die Geest, ieder onzer weet het uit eigen ervaring, werkt lang niet altijd. Ten volle slechts zelden. En hieruit nu volgt, dat men hetzij, als die werking des Geestes [ontbreekt of ongenoegzaam is, niet moet bidden, hetzij, dat men zijn toevlucht moet nemen tot een hulpmiddel.

Nu is in Doopersche kringen het eerste vaak voorgestaan.

Als bij het aan tafel gaan, niemand den Geest der gebeden vaardig over zich voelde worden, dan zat men eerst eenige ©ogenblikken stil, of er ook iets kwam, en kwam er niets, dan ging men eten zonder gebed.

Zelfs in de openbare samenkomsten der geloovigen volgde men soms dit stelsel. Had niemand een gebed, dan werd er eenvoudig niet gebeden. God kreeg de varren der lippen niet op zijn altaar, en de gemeente ging ongesticht weer huiswaarts.

Dit nu bepleit in Gereformeerde kringen niemand. Zelfs in Doopersche kringen gaf men deze wijze van doen spoedig op.

We staan alzoo voor het feit, dat én in huis, én op samenkomsten, én in de vergadering der geloovigen, telkens het voorbidden eisch en aan de orde is. Maar ook voor dit andere feit, dat volstrekt niet altijd juist op dat oogenblik de »Geest der gebeden" vaardig is over hem, die in het gebed zal voorgaan.

En uit de vereeniging nu van deze twee feiten, volgt als vanzelf, dat men dan zijn toevlucht moest nemen tot een hulpmiddel.

Wat is nu in zulk een geval het meest voor de hand liggend hulpmiddel?

Vind het antwoord op die vraag bij het kind.

Een Idndeke van vier, vijf jaar moet bidden, maar zelf kan het in den regel nog niet bidden. En wat geschiedt nu? Dit, dat vader of moeder aan het kind een gebedje voorzegt, en dat het kind dat gebedje eerst nazegt, en straks het van buiten kent, en zelf bidt.

Welnu, dat, en niet anders is h< A Jor muliergebed, natuurlijk en als vanzelf, en allerwegen op gelijke wijze, uit den nood des levens opgekomen. En al is zulk een gebedje nu nog zoo klein en kort, en nog zoo eenvoudig, toch is en blijft dit kindergebedje het eerste, echte type van alle formuliergebed.

Zulk een formuliergebed nu kan óf persoonlijk óf corporatief zijn.

Onder een persoonlijk formuliergebed is te verstaan, een gebed door iemand voor zich zelven opgesteld, of waaraan hij zich zelven gewend heeft, om het aan tafel of bij het openen van vergaderingen te bidden.

Een corporatief formuliergebed daarentegen, is een gebed, dat door een kerkelijke vergadering, door een gemeenteraad, of door welke andere corporatie ook is vastgesteld om bij den eeredienst of bij het openen van vergaderingen gebeden te worden. Alle gebeden die in onze Liturgie staan, zijn in zooverre corporatieve gebeden, daar ze niet door een persoon maar door de kerken corporatief zijn vastgesteld. Deze corporatieve gebeden kan men voorts onderscheiden in gebeden in dicht en ondicht. Feitelijk nu bezitten we er in ondicht slechts enkele. Verreweg de meeste zijn in dfcht.

Slaat men toch zijn Psalmbundel op, en teekent men daaruit aan alle biddende liederen, dao zal mea zien, dat ze zeer vele in aantal %< ya. Dit nu zijn gebeden, die voorgezongen worden, en die door de gemeente biddend meê worden gezongen.

Toch zijn ea blijven het gebeden, die vooraf in druk voor ons liggen, en die een ieder bidt met vooraf door een ander vastgestelde bewoordingen. Alzoo formuliergebeden in den strikten zin des woords.

Deze gezongen gebeden nu, gelijk de kerk des Ouden Verbonds ze in haar Psalmen van God ontvangen heeft, zijn door de Christelijke kerken aldoor gebruikt geweest, en ieders ziel weet wat rijke vertroosting uit zulk zingend bidden vaak gevloeid is.

Geheel op gelijke wijze nu gebruikt men ook formuliergebeden in ondicht, die alleen in zooverre verschillen, dat ze i". niet uit de Heilige Schrift werden genomen, 2". dat ze niet gezongen maar uitgesproken worden, en 3". dat één ze uitspreekt, onderwijl de anderen zwijgend luisteren.

Nu kan in dat zingen of spreken geen bezwaar liggen, en mocht men tegenwerpen, dat menschen het recht niet hebben om zulke gebeden vast te stellen, zoo zij geantwoord i". dat het bij het kind toch door een ieder geschiedt, en 2". dat ook het vrije gebed onder woorden gebracht wordt door een mensch, en niet dan zeer ten deele uit de Schrift kan yyorfen genomen.

Ook op het Onze Vader dient: hier de aandacht te worden gevestigd.

Het Onze Vader is formuliergebed. Het aan alle oorden der wereld, alle eeuwen door gebeden formuliergebed. Het gebed dat feitelijk alle Christenen nog saam vereenigt.

Dit gebed is symmetrisch ia zijn dcelen ineengezet, juist om het te vaster en te gemakkelijker in het geheugen te prenten. Het meervoud toont dat het niet gegeven is om in hoofdzaak door één persoon alleen, maar ook om door velen saam gebeden te worden. En ook de Gereformeerde kerken hebben, blijkens haar Liturgie, steeds geoordeeld, dat het ons gegeven is, opdat ook wij het bidden zouden. Zelfs is het voor een gebed, om het slechts ééns]te bidden, veelte overvuld met rijken inhoud. Wie levenslang het Onze Vader bidt, zal nog op zijn ouden dag er door verrijkt worden.

Nemen we dit nu saam:

i0. dat alle bidden bij een ieder met een formuliergebed begint;

2°. dat we in onze gezongen Psalmgebeden allen nooit anders dan formuliergebeden gebruiken ;

30. dat de kerk van alle eeuwen steeds formuliergebeden gebezigd heeft;

en 40. dat het Onze Vader in beginsel op het formuliergebed den stempel van onzen Heiland diukt;

dan schijnt het overbodig ter aanbeveling van het formuliergebed als zoodanig hier nog iets aan toe te voegen.

Alleen versta hieruit niemand, dat wij deswege alle bestaande formuliergebeden prijzen.

Integendeel, ons wil voorkomen, dat onze formuliergebeden, gelijk we die in onze Liturgie vinden, in veel opzichten te wenschen overlaten.

Reeds formeel beantwoorden ze niet aan het type, dat onze Heiland ons in het Onze Vader schonk. Ze zijn noch kort, noch symmetrisch, noch bede aan bede toevoegende. Vele zijn veeleer lang, te overwegend-redeneerend, er allerlei inlasschend, te weinig de eigenlijke bede op den voorgrond plaatsend, en in hun zinsneden te gerekt en te ingewikkeld gebouwd. Ze nemen daardoor de biddende ziel niet genoeg op, en zijn dientengevolge nooit genoeg in het hart der gemeente ingegaan. Een gebed als de Confession de péchês bij onze Waalsche kerken, of gelijk de Introïtus in het Eagelsch gebedenboek dragen een geheel ander karakter, en niet het minst door haar coUectgebeden, d. z. gebeden, heel kort, voor één bepaalde zaak, is de Engelsche kerk er veel beter dan de onze in geslaagd, om het gebedsleven in strooming te brengen.

We nemen de verdediging van onze Liturgische gebeden alzoo niet op ons; we wenschten dat ze anders waren geweest. En thans vooral, nu een verloop van drie eeuwen ons ontwend heeft aan de taal en aan den zinsbouw onzer vaderen, geven we onvoorwaardelijk toe, dat ze voor de thans levende gemeente niet meer geheel voldoen, en dat het een weldaad zou zijn, indien ze gewijzigd konden worden.

Want wel staat hiertegenover, dat een formuliergebed eerst dan den tijd zijner bekoring verkrijgt, en eerst dan ons recht aangrijpt, als we weten, dat ook de geslachten vóór ons het alzoo gebeden hebben, maar dit stond voor onze vaderen ook alzoo, en eens moet men toch beginnen. Ook het Onze Vader was eens nieuw.

Ook al dient dus erkend, dat alle formuliergebed plechtig moet zijn, en dat juist de eenigszins oude taal iets plechtigs aan het woord leent, toch mag dit niet zoover getrokken worden, dat men deswege de zaak aan den vorm zou willen opofferen, en het feit ligt er nu eenmaal toe, dat de gewone gemeenteleden niet meer in staat zijn bij het hooren der zeer gerekte en ingewikkelde zinsneden van menig formuliergebed te volgen.

Het zou dan ook heerlijk, zijn, als de Gereformeerde kerken welhaast tot die stille kalmte en geestelijke rust mochten komen, waarin een nieuwe reeks gebeden door haar kon worden vastgesteld. Sommige zouden dan alleen eenigszins anders zijn in te deelen, andere te wijzigen, andere geheel te vervangen. Hierop kan thans echter niet verder worden ingegaan. Thans moest alleen duidelijk worden uitgesproken, dat ons pleidooi voor het formuliergebed niet verstaan wil worden als een pleidooi voor de formuliergebeden die achter onze Psalrabundels staan, en die we, over het algemeen genomen, min plechtig vinden.

Over de vereischten van een deugdelijk formuliergebed, geven we een volgend maal ons oordeel ten beste.

Thans stippen we nog slechts tweeërlei aan.

Het eerste is, dat een formuliergebed soms veel zonde voorkomt.

Met name toch bij het openen van vergaderingen, waarin de opinies scherp tegenover elkander stonden, en een besluit moest worden genomen, is het herhaaldelijk voorgekomen, dat de voorzitter zóó bad, dat hij duidelijk en kenbaar voor zijn eigen meening en tegen die van j-ijn broederen bad.

Onmogelijk is dit niet. Wie een overtuiging heeft, dat het besluit zóó moet vallen om Gode gevallig te zijn, en Gode ongevallig zal zijn, als het anders valt, heeft volle recht om te bidden, dat God de zaak daarheen leide.

Alleen maar, zoo kan en mag en moet hij wel voor zich zelven bidden, maar zoo kan hij het gebed niet op de lij> pen leggen aan zijn broeders, die juist omgekeerd denken. Als voorbidder moet hij niet voor zich zelven alleen, maar voor allen bidden. Anders verzaakt hij én de roeping van zijn ambt én de liefde. En zulk gebed werd tot zonde.

Juist daarom is het zoo gewenscht, dat men in alle vergaderingen van eenigszins ofHcieelen aard of zekere uitgebreidheid, het vrije gebed voorgoed afschaffe, een formuliergebed bezige. ea steeds

En dan nog dit.

Iemand die ook in zijn huis niet de gave heeft, om stichtelijk voor te gaan, zal wel doen, zoo hij zich wenne aan eea vast gebed, dat biddende en met veel zorge is opgesteld.

Tienmaal beter altoos hetzelfde, dan een ondoelmatig struikelen over woorden, waarbij men niet in den gebedstoon komen kan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 december 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Onze Eeredienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 december 1897

De Heraut | 4 Pagina's