GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Toetsing.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toetsing.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

X.

Is het denkbaar dat eene Universiteit haar doel bereikt, zoo aan die Universiteit mannen leeraren, die uitgaan van een geheel uiteenloopende grondovertuiging?

Hieromtrent schreef Dr. Kuyper dit:

Gaat het nu aan, om in eenzelfde Universiteit mannen aan het werk te zetten die in God Drieëenig gelooven, met anderen die een Alziel van den kosmos belijden, en straks ook met mannen, die alle bestaan van een God ontkennen? Dit hangt af van uw opvatting van een Faculteit en van een Universiteit. Verstaat ge beide aldus, dat elk hoogleeraar zelfgenoegzaam is, om heel de wetenschap, die hij voor zijn studie noodig heeft, zelf te onderzoeken, dan zou hiertegen op zichzelf geen bezwaar bestaan. Maar l voelt ge dat dit alle perken van ons menschelijk vermogen verre overschrijden zou, en dat i de éene onderzoeker den steun en de hulp van den t anderen onderzoeker niet kan derven, dan geldt ook in de Universiteit verdeeling van arbeid. Een e Faculteit is dan een stel van mannen, die saam d arbeiden aan het onderzoek van eenzelfde ge deelte van het groote arbeidsveld, en een Universiteit is een vereeniging • van faculteiten, die e saam een onderzoek van het geheele veld be­ g doelen. Doch dan spreekt het ook van zelf, z dat deze mannen saam - van éénzelfde grondovertuiging moeten uitgaan, daar anders de . arbeid van den één niet op den arbeid van den ander klopt. En dan natuurlijk konden ze v niet verder komen. Of verbeeld u wat er van den bouw van het paleis op de Dam zou zijn terecht gekomen, zoo daaraan drie architecten e tegelijk hadden gebouwd, elk naar een verschil­ e lend bestek.

Tegenover deze verklaring neemt Mr. Lohman principieel positie, en verklaart zich voor een Universiteit zonder eigen beginsel.

M. i. strijdt het, gelijk ik zoo even zeide, niet met het wezen eener Universiteit, dat mannen van geheel verschillend uitgangspunt daaraan verbonden worden. Aan eene universiteit is de verdeeling van arbeid veel noodzakelijker dan de eenheid van uitgangspunt.

Immers onderzoekt gewoonlijk elk hoogleeraar een deel van het arbeidsveld, zonder zich veel te bekommeren en ook te kunnen bekommeren om het onderzoek van een ander. Soms liggen de te onderzoeken terreinen zeer ver uit elkander. Bovendien komt het veel minder aan op de resultaten dan op de methode van het onderzoek, en daaromtrent kan altijd veel verschil van inzicht bestaan. Het is onredelijk van den eenen onderzoeker te eischen dat hij zijn methode wijzige naar de inzichten van zijn ambtgenoot. Zoo gaat ten slotte ieder zijn eigen gang. Hoe kan dat ook anders, waar telkens een jonger man, voortgekomen uit een andere omgeving, misschien afkomstig uit een ander land, zich moet aansluiten bij oudere collegaas, bij wie de „nawerking van het verleden", en het „bezielend ideaal" weer geheel van die van den nieuw aankomende verschilt ? Dat de eene onderzoeker den steun en de hulp van den anderen vaak behoeft, spreekt van zelf. Maar daarbij is hij niet gebonden aan den steun van hen die juist in dezelfde universiteit werkzaam zijn. Vaak zal die hulp juist het best buiten de eigen universiteit gezocht en gevonden worden.

De vergelijking van den universitairen arbeid meï het bouwen van het paleis op den Dam houdt dan ook geen steek.

Immers de Universiteit bouwt niet een paleis, het paleis der waarheid; maar ze leert hoe men de waarheid moet onderzoeken. De leeraren aan een Universiteit zouden eer kunnen worden vergeleken met hen, die, alvorens men aan het bouwen of fabriceeren gaat, den bodem onderzoeken en nagaan wat in den grond zit, hoe de stoffen zijn samengesteld, op welke wijze de lijkdommen uit den bodem gehaald kunnen worden. Bij dat onderzoek kan zeer goed de een een andere methode bezigen dan de ander; kan ieder op zich zelf arbeiden. Op grond van de verkregen inkomsten kan dan later de architect of de fabrikant of de mijnontginner aan het arbeiden gaan, om het publiek datgene te verschaffen wat het voor zijn behoefte noodig heeft.

Zoolang eene Universiteit niet beoogt te zijn da eene opleidingsschool of een propaganda-inrichting, schijnt mij-dat „uitgaan der hjogleeraren s van ééne zelfde grondovertuiging" geenszins kd noodzakelijk. In elk geval is die noodzakelijkheid niet aangetoond.

Op dit punt moet men kiezen of deelen. gdgtv Alles hangt hier af van het denkbeeld, dat men zich van een Universiteit vormt.

Zegt men, gelijk de geachte schrijver, dat de moderne idee van de Universiteit, als een stichting of instelling, waaraan zeker aantal geleerde mannen, zondernadere. bepaling, verbonden worden, de eenig ware en juiste is, dan valt er niet langer te redetwisten; dan is men geheel overgegaan op het revolutionaire standpunt, dat de Universiteit tot een staatsinstelling maakt, waarin door den staat die kundigste mannen benoemd worden, die in het algemeen de denkbeelden der in den staat bovendrijvende partij zijn toegedaan, en aan wie het nu verder moet worden overgelaten, de studenten te onderwijzen, gelijk hun goed dunkt.

Men verkrijgt dan den toestand, gelijk die thans aan onze Overheids-universiteiten is. Er worden enkel hoogleeraren van de bovendrijvende partij benoemd; de vertegenwoordigers van de andere scholen, ook al heeten ze Bilderdijk, Da Costa en Groen van Prinsterer, worden dan buitengesloten. De Universiteit komt dan in conflict met alle traditie van het volk, met zijn religie, met zijn levensopvatting, met zijn usantiën. Het opkomend geslacht van de hooge kringen wordt dan in ongeloof en revolutie opgevoed. En de uitkomst is, dat het volk al meer van zijn heiligste goederen beroofd wordt.

En dit alles wordt dan gedekt door den blooten schijn, dat alle deze geleerden onderzoekers zijn, en dat juist in dat onderzoek het wezen van hun ambt ligt; terwijl geheel voorbijgezien wordt, dat deze mannen, bijna zonder uitzondering, wel terdege onder de macht van een drijvend, heerschend beginsel staan, en dat al hun onderzoekingen aan de propaganda van dat verscholen beginsel van „ongeloof en revolutie" dienstbaar zijn.

Zeker, men kan zich een Universiteit denken, waaraan in het eindelooze alle diepere denkers, alle geleerden van onderscheiden richting, met gelijk recht van onderzoek, naast elkander werden geplaatst, en naast elkander konden arbeiden, onderzoeken en bouwen; en in het afgetrokkene zou voor zulk een Universiteit iets te zeggen zijn, ook al zou ze zich dan vanzelf in meerder scholen deelen, die, werd aan den eisch voldaan, toch weer elk zoo goed als het geheel der wetenschap omvatten moesten.

Maar de geachte schrijver is toch te verstandig, om niet in te zien, dat zulk een alzijdige Universiteit althans in een klein and als het onze eenvoudig ondenkbaar is.

En ook al droomde hij zich zulk een deaal, hij weet zoo goed als ieder, dat feielijk althans de toestand een geheel andere is.

Hij weet zoo goed als ieder, dat er in lke faculteit slechts enkele katheders zijn; at zoolang die katheders bezet zijn, niemand kans heeft; en dat, als ze open komen, lke faculteit mannen aanbeveelt die in haar eest arbeiden. Ja, meer nog, dat er dank ij dit monopolie der wetenschap, schier geen andere geleerden op de voordracht kunnen komen, dan die met den ongeloovigen geest der oudere faculteiten dooroed zijn.

En hij weet ook, zoo goed als wij en en ieder, dat de geest die sinds meer dan en halve eeuw aan al deze faculteiten ovendrijft (de theologie laten we er nu buiten) geen andere is dan de antichristelijke geest, die ook tegen zijn overtuiging ijnrecht overstaat.

En is dit zoo, hoe kan dan de geachte schrijver zijn hart zóó toesluiten, dat hij, mits het onderzoek maar vrij blijve, er een bezwaar in ziet, de geestelijke leiding van zijn volk zoo goed als permanent in ulke handen te laten.

Ons is dit meer dan een raadsel, het is ons een volstrekte ongerijmdheid.

De geachte schrijver komt letterlijk voor niets anders dan voor de persoonlijke vrijeid van de professoren op.

Zijn volk, zijn vaderland, de beginselen ie hem heilig zijn, brengt hij hieraan ten offer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Toetsing.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's