GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

AAN VRAGERS.

Moet men zeggen 3j3, nbidden of «««bidden, want de een zegt het anders dan de ander.

De vriend die dit vraagt zal, hopen we, tevreden zijn met een kort antwoord, al is 't waar dat er gerust een paar kolommen over zouden te vullen zijn. Maar dat gaat hier niet.

Zooals iedereen ziet is aan een voorvoegsel van bidden. Is nu •^ulk een voorvoegsel van het grondwoord te scheiden in 't gebruik, dan krijgt het den klemtoon, zoo niet dan ook niet.

In aanhouden valt de klemtoon zoo, wijl men zegt: houd aan en niet: ik aanhoud. In doorgronden valt de klemtoon anders, daar men zegt: ik Aaorgrond en niet: ik grond door.

Hoe staat het nu bij aanbiddenl?

’t Antwoord is dat bij dit woord, gelijk bij meer met „aan" gevormd, het gebruik zeer afwisselend is, en zelfs mettertijd verandert

Onze vaderen schreven : „Aanziet mijn moeite." „Aanmerkt de leliën." „Zij schotcweti het aan.”

Wij daarentegen zeggen juist andersom.

„Ziet aan. Merkt aan. Aanschouwt.

Bij „aanbidden" ging men zeer willekeurig te werk, wij lezen b. v. :

„Aanbidt den Heere.”

„Zij hebben hetzelve aangebeden.”

Dus was „aan" soms scheidbaar soms niet. En zoo is het nog. De meeste menschen spreken uit z.z.nbidden. Maar die zelfde menschen spreken ook uit «««gebeden, Wat het gebruik betreft, men zegt evengoed „De heidenen bidden afgoden aan", als de heidenen aanbidden afgoden.

Het kort begrip der zaak is, dat het tegenwoordig vrij wel 't zelfde is of men den nadruk op aan of op bidden legt, en dit „aan" al of niet scheidt. Doch daar geen mensch zal zeggen „aanbeden" maar wel aangebeden, moet men om zich zelf gelijk te blijven ook eigenlijk zeggen ik bid aan en niet: „ik aanbid", en dan valt de klemtoon op aan.

Omtrent het gebruik is op te merken, dat wanneer „aanbidden" figuurlijk wordt genomen, voor „hoog vereeren", men altijd zegt aanbidden; b. v. hij SiOXibidt de kunst, en niet: hij bidt de kunst aan. Strikt genomen is echter 't laatste zoo goed als ’teerste.

Wat is beter te zeggen: algemeene geschiedenis of wereldgeschiedenis en moet het wezen geschiedenis des vaderlands of vaderlandsche geschiedenis?

Deze beide vragen behooren eigenlijk niet bijeen, gelijk we zien zullen.

Wat beter is van de twee eerstgenoemde valt niet te zeggen, omdat het twee geheel verschillende gevallen zijn.

Door „Algemeene geschiedenis" verstaat men de geschiedenis der volken, voor zoover die bekend is en te beschrijven valt. Als een boek verhaalt de lotgevallen van het Fransche volk, en het Engelsche enz. dan behandelt het Algemeene geschiedenis. Men bepaalt zich dan niet tot één volk.

Nu zijn er gebeurtenissen, die voor alle of althans voor verschillende volken van belang zijn, die op heel de wereld invloed hebben geoefend. Gelijk elk volk zijn geschiedenis heeft, zoo heeft ook de wereld haar loop en lotgevallen. Daarbij zijn allen meer of min betrokken. Geef ik nu een verhaal van zulke feiten of lotgevallen dan schrijf ik Wereldgeschiedenis.

De volksverhuizing, de kruistochten, de kerkhervorming zijn gebeurtenissen voor heel de wereld van beteekenis. Zij behooren tot de Wereldgeschiedenis. Maar de troonsbestijging van Karel IX, het nemen van de Zilvervloot, de slag bij Navarino zijn feiten die meer alleen van belang waren voor Frankrijk, Nederland, Griekenland of Turkije elk voor zich. 't Verhaal dezer dingen behoort dus tot de algemeene geschiedenis.

Waartoe een feit behoort hangt alzoo af van zijn belangrijkheid voor één volk of voor vele.

„Vaderlandsche geschiedenis" en „geschiedenis des vaderlands", zijn bij ons twee uitdrukkingen voor dezelfde zaak. Volkomen juist is dit echter niet.

Een Vaderlandsche geschiedenis is strikt genomen een of andere geschiedenis, die (voor Nederland) een bepaald Nederlandsch karakter heeft, die Nederlandsche deugden, taal, zeden enz. helder doet uitkomen, die nergens zoo kon gebeurd zijn dan in Nederland. Zoo spreekt men ook van vaderlandsche deugden, vader landsche liederen, vaderlandschen trant enz.

Daarentegen is een „geschiedenis des Vaderlands", die van het land onzer geboorte en dus hier van Nederland. Ieder begrijpt wel, dat eigenlijk alleen die laatste uitdrukking goed is voor wat we bedoelen.

Doch nu het gebruik eenmaal die laatste benaming meestal verwisselt met „Vaderlandsche geschiedenis" is 't niet verkeerd, zich ook van die uitdrukking te bedienen. We spreken evenzoo van Engelsche berichten, Fransche lessenboeken, en meenen dan vaak: berichten over Engeland, of omtrent Engelsche zaken, lessenboekcn om Fransch uit te leeren enz. Menig jongen zegt: „Mijn Engelsche boek" en meent dan 't boek waaruit hij Engelsch leert. Evengoed echter kunnen Engelsche berichten loopen over Russische zaken, en een Fransch lessenboek lessen in 't Latijn bevatten. Een Duitsch boek kan eenvoudig een verhaal bevatten in 't Duitsch geschreven.

We drukken ons dus nog al eens onnanwkeurig uit, en het is heel goed en zeer nuttig daar op te letten, het in te zien. Niet echter te vitten op hen die iets min juist zeggen. „Want, " zei eens iemand, „als je zoo op je woorden moet passen, is 't geen leven." En daar is veel van waar. Evenwel, als we 't goed zeggen kunnen, laat ons het dan ook doen!

Nog een onzer lezers vraagt ons, hoe het toch wezen moet niezen of /niezen. Want, zegt hij, het eene staat in de boeken, het andere zegt men altijd.

In dit laatste heeft onze lezer grootendeels gelijk, gelijk alle verkouden menschen en die hen bijwonen weten. Wat nu de zaak zelf betreft, die is eenvondig zoo: In onze taal (en in andere) komt het verschijnsel voor, dat vóór sommige woorden nog een letter wordt gevoegd, die men naar verkiezing kan gebruiken of weglaten. Zoo zetten wij voor niezen een ƒ en de Engelschen een s. andere voorbeelden zijn nijpen en knijpen, linkerhand en slinkerhand.

De geleerden noemen zulk een voorvoeging prothesis. Hoe die voorvoeging ontstond en meer nog kunnen we hier niet behandelen. Voor de beteekenis maakt zij geen verschil, alleen is soms 't eene meer gebruikelijk of wat deftiger dan 't andere. Men zal b.v. tot een kleinen jongen niet zeggen: „Je moet niet met de slinkerhand eten." Wederom zeggen we niet: De nood knijpt, maar nijpt.

Het verhaal hopen we de volgende week voort te zetten. We lieten het nu eens rusten; telkens konden kleinere stukjes niet geplaatst worden. Deze hebben nu een beurt gehad.

Omtrent de vragen uit IT. wachten we nog steeds bericht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's